Navigatie en Signalisatie:
Navigeren, oriënteren en kaartlezen:
U moet:
De kaart bestuderen en de legende begrijpen
Het landschap observeren en de belangrijke punten terugvinden op de kaart
De route kiezen en de juist weg ( terug ) vinden om aan te komen op je bestemming
De kaart leren:
U moet:
De kaart bestuderen en de legende begrijpen
Het landschap observeren en de belangrijke punten terugvinden op de kaart
De route kiezen en de juist weg ( terug ) vinden om aan te komen op je bestemming
De kaart leren:
1. De bovenkant van de kaart komt altijd overeen met het geografisch Noorden (dit is niet het zelfde als het werkelijke Noorden )
2. De schaal van een kaart stelt de echte afstanden voor:
voorbeeld: schaal 1/20.000 wil zeggen dat 1 cm op de kaart gelijk is aan 20.000 cm in realiteit, dus 1 cm op de kaart = 200 m op
het terrein.
3. De symbolen en kleuren ( de legende ) hebben een precieze betekenis,
- Blauw = water: beken, rivieren, kanalen, vijvers,...
- Groen = bos; merk het verschil op tussen loof-en naaldwoud en gemengd bos.
- De verschillende types van lijnen stellen de wegen, veldwegen, paden en spoorwegen voor.
- De bruine lijnen zijn hoogtelijnen en geven het reliëf aan.
- De symbolen voor gebouwen en complexen, brug kerk, kruis, belangrijke gebouwen, sportveld, ... ( Dit vind u terug op de
legende van uw kaart )
4. De coördinaten worden aangegeven door het paarse vierkantennet
HET LANDSCHAP
2. De schaal van een kaart stelt de echte afstanden voor:
voorbeeld: schaal 1/20.000 wil zeggen dat 1 cm op de kaart gelijk is aan 20.000 cm in realiteit, dus 1 cm op de kaart = 200 m op
het terrein.
3. De symbolen en kleuren ( de legende ) hebben een precieze betekenis,
- Blauw = water: beken, rivieren, kanalen, vijvers,...
- Groen = bos; merk het verschil op tussen loof-en naaldwoud en gemengd bos.
- De verschillende types van lijnen stellen de wegen, veldwegen, paden en spoorwegen voor.
- De bruine lijnen zijn hoogtelijnen en geven het reliëf aan.
- De symbolen voor gebouwen en complexen, brug kerk, kruis, belangrijke gebouwen, sportveld, ... ( Dit vind u terug op de
legende van uw kaart )
4. De coördinaten worden aangegeven door het paarse vierkantennet
HET LANDSCHAP
1. Vind het Noorden:
met een kompas: de rode pijl geeft altijd het Noorden aan
(hou het kompas horizontaal) met een uurwerk en de zon of de schaduw techniek
( zie kompas en gps ) met de hulp van het sterrenbeeld de grote beer en de poolster, de Poolster bevindt zich altijd in het Noorden.
door kaart zodanig te draaien tot de lijnen op de kaart evenwijdig lopen met de lijnen in het terrein (wegen, grens van de begroeiing ).
2. Schat de afstanden:
een stevige wandelpas betekent een snelheid van ongeveer 5 km per uur,
dus over 1 km doe je 12 minuten en 500m afleggen duurt ongeveer 6 minuten
de afstand tussen 2 verlichtingspalen bedraagt ongeveer 50 meter
tel je passen: 1 pas is ongeveer 1 meter
3. Zoek punten die je gemakkelijk kan terugvinden op de kaart
kruispunten en bochten in wegen, bruggen, ...
rivieren en waterlopen, vijvers, ...
hoeken en grenzen van de vegetatie, kruisingen ervan met wegen,...
gebouwen en complexen: watertoren, kerk, kruis, huizen, ...
hoogspanningslijnen, spoorwegen, ...
de vorm van het relief ( sta ik op de top of in de vallei?), de hoogte (met een hoogtemeter)
4. Gebruik de gekende geografische informatie
namen van straten , dorpen, hutten, ...
de hoogte die wordt aangegeven op sommige gebouwen: hutten, bruggen.
coördinaten weergegeven door een GPS.
Foto hieronder: verduidelijking van de hoogte lijnen.
met een kompas: de rode pijl geeft altijd het Noorden aan
(hou het kompas horizontaal) met een uurwerk en de zon of de schaduw techniek
( zie kompas en gps ) met de hulp van het sterrenbeeld de grote beer en de poolster, de Poolster bevindt zich altijd in het Noorden.
door kaart zodanig te draaien tot de lijnen op de kaart evenwijdig lopen met de lijnen in het terrein (wegen, grens van de begroeiing ).
2. Schat de afstanden:
een stevige wandelpas betekent een snelheid van ongeveer 5 km per uur,
dus over 1 km doe je 12 minuten en 500m afleggen duurt ongeveer 6 minuten
de afstand tussen 2 verlichtingspalen bedraagt ongeveer 50 meter
tel je passen: 1 pas is ongeveer 1 meter
3. Zoek punten die je gemakkelijk kan terugvinden op de kaart
kruispunten en bochten in wegen, bruggen, ...
rivieren en waterlopen, vijvers, ...
hoeken en grenzen van de vegetatie, kruisingen ervan met wegen,...
gebouwen en complexen: watertoren, kerk, kruis, huizen, ...
hoogspanningslijnen, spoorwegen, ...
de vorm van het relief ( sta ik op de top of in de vallei?), de hoogte (met een hoogtemeter)
4. Gebruik de gekende geografische informatie
namen van straten , dorpen, hutten, ...
de hoogte die wordt aangegeven op sommige gebouwen: hutten, bruggen.
coördinaten weergegeven door een GPS.
Foto hieronder: verduidelijking van de hoogte lijnen.
Kompas & Navigatie
Basisonderdelen van een kompas:
De basisplaat is de doorzichtige plastic plaat waarop het kompas is vastgemaakt.
De richtingspijl is de pijl in de basisplaat die van het kompas vandaan is gericht.
De kompasdoos is de doorzichtige, plastic cirkel waar de naald van het kompas in zit.
De kompasroos is de draaibare rand van het kompas waarop alle 360 graden zijn aangegeven.
De magnetische naald is de naald die ronddraait en het noorden aangeeft.
De noordpijl is de niet-magnetische naald in de kompasdoos.
De richtingslijnen zijn de lijnen in de kompasdoos die parallel lopen aan de noordpijl.
Houd het kompas op de juiste manier vast. Plaats het kompas plat op de palm van uw hand en houd deze voor u.
Dit is de juiste houding voor onderweg.
Als u een kaart wilt raadplegen, plaats dan de kaart op een plat vlak en zet deze op de kaart voor een nog betere waarneming.
Hieronder ziet u het schema van een Silva kompas:
De basisplaat is de doorzichtige plastic plaat waarop het kompas is vastgemaakt.
De richtingspijl is de pijl in de basisplaat die van het kompas vandaan is gericht.
De kompasdoos is de doorzichtige, plastic cirkel waar de naald van het kompas in zit.
De kompasroos is de draaibare rand van het kompas waarop alle 360 graden zijn aangegeven.
De magnetische naald is de naald die ronddraait en het noorden aangeeft.
De noordpijl is de niet-magnetische naald in de kompasdoos.
De richtingslijnen zijn de lijnen in de kompasdoos die parallel lopen aan de noordpijl.
Houd het kompas op de juiste manier vast. Plaats het kompas plat op de palm van uw hand en houd deze voor u.
Dit is de juiste houding voor onderweg.
Als u een kaart wilt raadplegen, plaats dan de kaart op een plat vlak en zet deze op de kaart voor een nog betere waarneming.
Hieronder ziet u het schema van een Silva kompas:
Kalibreren van je Kompas voor Magnetische Afwijking
Verschillende gebieden op de aarde hebben verschillende magnetische afwijkingen;
dit is in principe het verschil tussen het magnetische noorden (wat je kompas aangeeft) en het werkelijke noorden
(waar het noorden werkelijk is).
Dit verschil wordt veroorzaakt door het feit dat het magnetische noorden ongeveer 1.000 mijl onder het werkelijke noorden ligt.
Dus de afwijking verandert per lokatie. Over het algemeen is het zo dat hoe verder naar het noorden je gaat, hoe groter de afwijking.
De afwijking in het gebied waar jij je bevind staat vaak vermeld op de kaart of is na te vragen bij de lokale authoriteiten.
Je zult je kompas moeten verstellen, om zodoende rekening te houden met de afwijking.
Dit aanpassen doe je als volgt: Pak je topografische kaart, en zoek de gegevens over de magnetische afwijking er op.
Vaak heeft een kaart twee pijlen, één voor het magnetische noorden, en één voor het werkelijke noorden.
Tevens wordt vaak de afwijking in graden vermeld. Plaats je kompas op de kaart.
Als er pijlen zijn, zet dan je richtingspijl op de pijl voor het werkelijke noorden,
en draai je kompas tot hij gelijk staat aan de pijl voor het magnetische noorden.
Draai nu je kaart tot het kompas naar het magnetische noorden wijst.
Je kaart is nu afgesteld en gelijk aan het werkelijke noorden.
Navigatie:
Probeer uit te vinden in welke richting u kijkt. Kijk naar de naald van het kompas.
Deze draait altijd in de richting van het magnetische noorden. Draai aan de gradenboog tot de noordpijl uitgelijnd is met de magnetische naald, zodat ze beide in de richting van het Noorden wijzen, en zoek vervolgens naar de richting waarin u kijkt of u beweegt door te kijken in welke richting de richtingspijl staat. Als deze nu bijvoorbeeld tussen de N en de E staat, dan is uw richting, ongeveer, Noordoost. Bepaal waar de lijn van de richting van de richtingspijl kruist met de kompasroos. Om de
richtingsbepaling nog trefzekerder te maken kijk u nauwkeurig naar de gradenmarkeringen op het kompas.
Als deze bij 23 kruisen, dan is uw richting 23 graden Noordoost.
Declinatie:
Er is een verschil tussen het "echte" Noorden en het "magnetische" Noorden. Hoewel het misschien wat verwarrend klinkt dat er twee soorten Noorden zijn, is het een onderscheid wat u snel en goed moet onthouden, zeker omdat het een belangrijk stukje informatie is over de werking van het kompas.
Ware Noorden of Map North refereert aan het punt waar alle lengtegraden in het Noorden bij elkaar komen op de kaart.
Alle kaarten zijn op dezelfde manier georiënteerd, met het Noorden bovenaan de kaart.
Maar het kompas gaat ( door lichte variaties in het magnetisch veld ) niet naar het ware Noorden wijzen,
maar naar het magnetische Noorden.
Het Magnetische Noorden verwijst naar de declinatie (helling) van het magnetisch veld rond de Aarde, ongeveer 11 graden ten opzicht van de helling van de aardas, waardoor het verschil tussen het Ware Noorden en het Magnetische Noorden op sommige plekken kan oplopen tot wel 20 graden. Afhankelijk van waar u bent op het aardoppervlak, zal u rekening moeten houden met deze verschuiving om een juiste meting te kunnen doen.
Hoewel het verschil dan minimaal mag lijken, zal het afwijken met 1 graad van een bepaalde koers na 1,6 kilometer word een koersafwijking van 30 meter. Stel u voor hoe groot deze afwijking is na 32 kilometer.
Hier in Belgie in de declinatie verwaarloosbaar. Er zijn ook hier geen plekken waar u ongestoord 32 kilometer kunt lopen...
Leer hoe u een hellingscorrectie moet doorvoeren. De declinatie heeft te maken met het verschil tussen het noorden op de kaart en het noorden dat je kompas aangeeft, voor elk willekeurig punt, waarbij u rekening houdt met het magnetisch veld van de aarde.
Om het gebruik van het kompas gemakkelijker te maken kunt u een declinatiecorrectie aanbrengen door of het optellen of aftrekken van de waarde van de declinatie van de meting in graden, afhankelijk van of de meting doet met het kompas of met de kaart en of u zich in een gebied bevindt met een helling naar het westen of naar het oosten.
In de V.S. loopt de nullijn omhoog door Alabama, Illionois en Wisconsin, met een lichte diagonaal.
Ten oosten van de lijn loopt de helling omhoog naar het westen, wat betekend dat het magnetische noorden een aantal graden ten westen ligt van het ware noorden. Ten westen van de lijn is het tegenovergestelde het geval.
Bepaal de declinatie voor het gebied waar je je bevindt, zodat je een meting kunt compenseren.
Stel u leest van het kompas af in een gebied met een naar het westen gerichte declinatie.
Trek het noodzakelijke aantal graden af van uw meting om de juiste positie te kunnen bepalen op de kaart.
In een gebied met een oostelijke declinatie telt u het aantal graden erbij op.
Verschillende gebieden op de aarde hebben verschillende magnetische afwijkingen;
dit is in principe het verschil tussen het magnetische noorden (wat je kompas aangeeft) en het werkelijke noorden
(waar het noorden werkelijk is).
Dit verschil wordt veroorzaakt door het feit dat het magnetische noorden ongeveer 1.000 mijl onder het werkelijke noorden ligt.
Dus de afwijking verandert per lokatie. Over het algemeen is het zo dat hoe verder naar het noorden je gaat, hoe groter de afwijking.
De afwijking in het gebied waar jij je bevind staat vaak vermeld op de kaart of is na te vragen bij de lokale authoriteiten.
Je zult je kompas moeten verstellen, om zodoende rekening te houden met de afwijking.
Dit aanpassen doe je als volgt: Pak je topografische kaart, en zoek de gegevens over de magnetische afwijking er op.
Vaak heeft een kaart twee pijlen, één voor het magnetische noorden, en één voor het werkelijke noorden.
Tevens wordt vaak de afwijking in graden vermeld. Plaats je kompas op de kaart.
Als er pijlen zijn, zet dan je richtingspijl op de pijl voor het werkelijke noorden,
en draai je kompas tot hij gelijk staat aan de pijl voor het magnetische noorden.
Draai nu je kaart tot het kompas naar het magnetische noorden wijst.
Je kaart is nu afgesteld en gelijk aan het werkelijke noorden.
Navigatie:
Probeer uit te vinden in welke richting u kijkt. Kijk naar de naald van het kompas.
Deze draait altijd in de richting van het magnetische noorden. Draai aan de gradenboog tot de noordpijl uitgelijnd is met de magnetische naald, zodat ze beide in de richting van het Noorden wijzen, en zoek vervolgens naar de richting waarin u kijkt of u beweegt door te kijken in welke richting de richtingspijl staat. Als deze nu bijvoorbeeld tussen de N en de E staat, dan is uw richting, ongeveer, Noordoost. Bepaal waar de lijn van de richting van de richtingspijl kruist met de kompasroos. Om de
richtingsbepaling nog trefzekerder te maken kijk u nauwkeurig naar de gradenmarkeringen op het kompas.
Als deze bij 23 kruisen, dan is uw richting 23 graden Noordoost.
Declinatie:
Er is een verschil tussen het "echte" Noorden en het "magnetische" Noorden. Hoewel het misschien wat verwarrend klinkt dat er twee soorten Noorden zijn, is het een onderscheid wat u snel en goed moet onthouden, zeker omdat het een belangrijk stukje informatie is over de werking van het kompas.
Ware Noorden of Map North refereert aan het punt waar alle lengtegraden in het Noorden bij elkaar komen op de kaart.
Alle kaarten zijn op dezelfde manier georiënteerd, met het Noorden bovenaan de kaart.
Maar het kompas gaat ( door lichte variaties in het magnetisch veld ) niet naar het ware Noorden wijzen,
maar naar het magnetische Noorden.
Het Magnetische Noorden verwijst naar de declinatie (helling) van het magnetisch veld rond de Aarde, ongeveer 11 graden ten opzicht van de helling van de aardas, waardoor het verschil tussen het Ware Noorden en het Magnetische Noorden op sommige plekken kan oplopen tot wel 20 graden. Afhankelijk van waar u bent op het aardoppervlak, zal u rekening moeten houden met deze verschuiving om een juiste meting te kunnen doen.
Hoewel het verschil dan minimaal mag lijken, zal het afwijken met 1 graad van een bepaalde koers na 1,6 kilometer word een koersafwijking van 30 meter. Stel u voor hoe groot deze afwijking is na 32 kilometer.
Hier in Belgie in de declinatie verwaarloosbaar. Er zijn ook hier geen plekken waar u ongestoord 32 kilometer kunt lopen...
Leer hoe u een hellingscorrectie moet doorvoeren. De declinatie heeft te maken met het verschil tussen het noorden op de kaart en het noorden dat je kompas aangeeft, voor elk willekeurig punt, waarbij u rekening houdt met het magnetisch veld van de aarde.
Om het gebruik van het kompas gemakkelijker te maken kunt u een declinatiecorrectie aanbrengen door of het optellen of aftrekken van de waarde van de declinatie van de meting in graden, afhankelijk van of de meting doet met het kompas of met de kaart en of u zich in een gebied bevindt met een helling naar het westen of naar het oosten.
In de V.S. loopt de nullijn omhoog door Alabama, Illionois en Wisconsin, met een lichte diagonaal.
Ten oosten van de lijn loopt de helling omhoog naar het westen, wat betekend dat het magnetische noorden een aantal graden ten westen ligt van het ware noorden. Ten westen van de lijn is het tegenovergestelde het geval.
Bepaal de declinatie voor het gebied waar je je bevindt, zodat je een meting kunt compenseren.
Stel u leest van het kompas af in een gebied met een naar het westen gerichte declinatie.
Trek het noodzakelijke aantal graden af van uw meting om de juiste positie te kunnen bepalen op de kaart.
In een gebied met een oostelijke declinatie telt u het aantal graden erbij op.
Het gebruik van het kompas:
Verzamel uw meetgegevens om uit te vinden in welke richting u nu reist.
Tijdens een trektocht of lange hike is het een goed idee om regelmatig de metingen te controleren, om er zeker van te zijn dat u nog in de juiste richting gaat. Om dit te doen beweegt u het kompas in die richting waarin u hebt gereisd en op dit moment reist
( behalve als u naar het noorden gaat zal de naald afbuigen naar één kant van het kompas ).
Draai aan de kompasroos tot de noordpijl is uitgelijnd met het noorden van de magnetische naald.
Zijn ze eenmaal uitgelijnd aan elkaar dan weet u waar de pijl die de bewegingsrichting aangeeft naartoe wijst.
Corrigeer voor de lokale magnetische variatie door de kompasroos het juiste aantal graden te verdraaien, naar links of rechts, afhankelijk van de declinatie. Kijk waar de richtingspijl dezelfde kant op is gericht als de kompasroos.
Ga verder in deze richting.
Om dit te doen houdt u het kompas op de juiste manier vast en draait u uw lichaam tot het noorden van de kompasnaald wederom in dezelfde richting staat als de noordpijl, en volg de richting van de richtingspijl.
Controleer het kompas zo vaak als nodig is, maar zorg dat u niet de kompasroos wegdraait van de huidige positie.
Focus op punten in de verte. Om zo nauwkeurig mogelijk de richting van de richtingspijl te kunnen volgen kijkt u naar de pijl en vervolgens naar een object in de verte, zoals een boom, telefoonpaal, berg, heuvel of een ander herkenningsteken, en gebruik dat als richtpunt. Ga nadat u het richtpunt hebt bereikt meteen op zoek naar de volgende, met behulp van het kompas.
Zo gaat u werkelijk van punt a naar punt b.
Verzamel uw meetgegevens om uit te vinden in welke richting u nu reist.
Tijdens een trektocht of lange hike is het een goed idee om regelmatig de metingen te controleren, om er zeker van te zijn dat u nog in de juiste richting gaat. Om dit te doen beweegt u het kompas in die richting waarin u hebt gereisd en op dit moment reist
( behalve als u naar het noorden gaat zal de naald afbuigen naar één kant van het kompas ).
Draai aan de kompasroos tot de noordpijl is uitgelijnd met het noorden van de magnetische naald.
Zijn ze eenmaal uitgelijnd aan elkaar dan weet u waar de pijl die de bewegingsrichting aangeeft naartoe wijst.
Corrigeer voor de lokale magnetische variatie door de kompasroos het juiste aantal graden te verdraaien, naar links of rechts, afhankelijk van de declinatie. Kijk waar de richtingspijl dezelfde kant op is gericht als de kompasroos.
Ga verder in deze richting.
Om dit te doen houdt u het kompas op de juiste manier vast en draait u uw lichaam tot het noorden van de kompasnaald wederom in dezelfde richting staat als de noordpijl, en volg de richting van de richtingspijl.
Controleer het kompas zo vaak als nodig is, maar zorg dat u niet de kompasroos wegdraait van de huidige positie.
Focus op punten in de verte. Om zo nauwkeurig mogelijk de richting van de richtingspijl te kunnen volgen kijkt u naar de pijl en vervolgens naar een object in de verte, zoals een boom, telefoonpaal, berg, heuvel of een ander herkenningsteken, en gebruik dat als richtpunt. Ga nadat u het richtpunt hebt bereikt meteen op zoek naar de volgende, met behulp van het kompas.
Zo gaat u werkelijk van punt a naar punt b.
Kaart en kompas:
Het overzetten van de richting waarin u gaat op de kaart.
Plaats de kaart op een horizontaal vlak en zet vervolgens het kompas op de kaart, zodat de noordpijl naar het noorden wijst op de kaart. Als u weet wat de huidige positie op de kaart is, schuif dan het kompas zo rond dat de rand door uw huidige positie gaat, maar de noordpijl naar het noorden wijst. Trek een lijn langs de rand van het kompas en door de huidige positie.
Als u deze richting aanhoudt, dan loopt het pad vanaf de huidige positie langs de lijn die u net op de kaart hebt getrokken.
Leer om de kaart te kunnen aflezen. Om uit te vinden in welke richting u moet reizen om ergens te komen plaatst u de kaart op een horizontaal vlak en plaatst u het kompas op de kaart. Gebruik de rand van het kompas als liniaal en plaats deze zo dat het een lijn vormt tussen de huidige positie en daar waar u naartoe wilt gaan.
Draai de kompasroos tot de noordpijl naar het ware noorden op de kaart wijst.
Dit lijnt ook de richtingslijnen van het kompas uit met de Noord-zuid lijnen van de kaart.
Als de kompasroos goed is afgesteld, berg dan de kaart weer op.
In dit geval moet u nog corrigeren voor de declinatie door het optellen van het juiste aantal graden in die gebieden met een naar het Westen gerichte declinatie, of dat u moet aftrekken voor die gebieden met een Oostelijke declinatie.
Gebruik deze nieuwe gegevens om de weg te vinden. Houd het kompas horizontaal voor u zelf met de richtingspijl van u af gericht. Gebruik deze pijl als gids op weg naar de volgende bestemming.
Draai uw lichaam bij tot het noorden van de kompasnaald dezelfde kant op is gericht als de noordpijl, en u bent op de juiste manier gericht op de bestemming zoals die op de kaart is aangegeven.
Your lost, what now?
Kies 3 duidelijke herkenningspunten die u zowel kunt zien als op de kaart terug kunt vinden.
Eén van de moeilijkste dingen die u kunt doen met een kompas (en het belangrijkste), is uitvinden waar u zich bevind en wat uw locatie is op een kaart. Door het op de kaart ontdekken van herkenbare punten in het landschap, in het ideale geval zoveel mogelijk over u gezichtsveld verspreidt, is het mogelijk om de weg terug te vinden.
Richt de richtingspijl op het eerste herkenningspunt.
Behalve als het herkenningspunt zich ten noorden van u bevindt, zal de naald naar links or rechts uitwijken.
Draai aan de kompasroos tot de noordpijl is uitgelijnd met het punt van de kompasnaald.
Nu kunt u aflezen waar de richtingspijl naartoe wijst. Corrigeer dit voor de declinatie, afhankelijk van het gebied waarin u reist.
Het overzetten van de richting waarin u trekt op de kaart.
Plaats uw kaart op een horizontaal vlak en zet vervolgens het kompas op de kaart, zodat de noordpijl naar het ware noorden wijst op de kaart. Schuif daarna het kompas zo rond dat de rand door het herkenningspunt gaat, maar de noordpijl nog steeds naar het noorden wijst. Vind de positie met een driehoeksmeting.
Trek een lijn langs de rand van het kompas en door de geschatte positie ( dit is de eerste van drie lijnen die u gaat tekenen om de positie te vinden, waarbij je een driehoek vormt met de andere twee herkenningspunten ).
Herhaal dit proces voor de andere twee herkenningspunten.
Uiteindelijk heeft u dan drie lijnen die een driehoek vormen op de kaart.
Uw positie is binnen deze driehoek, waarbij de grootte afhangt van de nauwkeurigheid van de meting.
Meer precieze metingen verminderen de grootte van de driehoek en, met veel oefening, lukt het misschien om de
lijnen in een bepaald punt te laten kruisen.
Onderhoud voor het kompas:
Het overzetten van de richting waarin u gaat op de kaart.
Plaats de kaart op een horizontaal vlak en zet vervolgens het kompas op de kaart, zodat de noordpijl naar het noorden wijst op de kaart. Als u weet wat de huidige positie op de kaart is, schuif dan het kompas zo rond dat de rand door uw huidige positie gaat, maar de noordpijl naar het noorden wijst. Trek een lijn langs de rand van het kompas en door de huidige positie.
Als u deze richting aanhoudt, dan loopt het pad vanaf de huidige positie langs de lijn die u net op de kaart hebt getrokken.
Leer om de kaart te kunnen aflezen. Om uit te vinden in welke richting u moet reizen om ergens te komen plaatst u de kaart op een horizontaal vlak en plaatst u het kompas op de kaart. Gebruik de rand van het kompas als liniaal en plaats deze zo dat het een lijn vormt tussen de huidige positie en daar waar u naartoe wilt gaan.
Draai de kompasroos tot de noordpijl naar het ware noorden op de kaart wijst.
Dit lijnt ook de richtingslijnen van het kompas uit met de Noord-zuid lijnen van de kaart.
Als de kompasroos goed is afgesteld, berg dan de kaart weer op.
In dit geval moet u nog corrigeren voor de declinatie door het optellen van het juiste aantal graden in die gebieden met een naar het Westen gerichte declinatie, of dat u moet aftrekken voor die gebieden met een Oostelijke declinatie.
Gebruik deze nieuwe gegevens om de weg te vinden. Houd het kompas horizontaal voor u zelf met de richtingspijl van u af gericht. Gebruik deze pijl als gids op weg naar de volgende bestemming.
Draai uw lichaam bij tot het noorden van de kompasnaald dezelfde kant op is gericht als de noordpijl, en u bent op de juiste manier gericht op de bestemming zoals die op de kaart is aangegeven.
Your lost, what now?
Kies 3 duidelijke herkenningspunten die u zowel kunt zien als op de kaart terug kunt vinden.
Eén van de moeilijkste dingen die u kunt doen met een kompas (en het belangrijkste), is uitvinden waar u zich bevind en wat uw locatie is op een kaart. Door het op de kaart ontdekken van herkenbare punten in het landschap, in het ideale geval zoveel mogelijk over u gezichtsveld verspreidt, is het mogelijk om de weg terug te vinden.
Richt de richtingspijl op het eerste herkenningspunt.
Behalve als het herkenningspunt zich ten noorden van u bevindt, zal de naald naar links or rechts uitwijken.
Draai aan de kompasroos tot de noordpijl is uitgelijnd met het punt van de kompasnaald.
Nu kunt u aflezen waar de richtingspijl naartoe wijst. Corrigeer dit voor de declinatie, afhankelijk van het gebied waarin u reist.
Het overzetten van de richting waarin u trekt op de kaart.
Plaats uw kaart op een horizontaal vlak en zet vervolgens het kompas op de kaart, zodat de noordpijl naar het ware noorden wijst op de kaart. Schuif daarna het kompas zo rond dat de rand door het herkenningspunt gaat, maar de noordpijl nog steeds naar het noorden wijst. Vind de positie met een driehoeksmeting.
Trek een lijn langs de rand van het kompas en door de geschatte positie ( dit is de eerste van drie lijnen die u gaat tekenen om de positie te vinden, waarbij je een driehoek vormt met de andere twee herkenningspunten ).
Herhaal dit proces voor de andere twee herkenningspunten.
Uiteindelijk heeft u dan drie lijnen die een driehoek vormen op de kaart.
Uw positie is binnen deze driehoek, waarbij de grootte afhangt van de nauwkeurigheid van de meting.
Meer precieze metingen verminderen de grootte van de driehoek en, met veel oefening, lukt het misschien om de
lijnen in een bepaald punt te laten kruisen.
Onderhoud voor het kompas:
Verkeerde polariteit
Als u het kompas te lang in de buurt van een magneet hebt gehouden (dus ook in de buurt van een ander kompas),
dan kan de polariteit van de naald veranderen.
De kans bestaat dat de kompasnaald niet meer naar het noorden wijst, maar in een totaal andere richting.
Ik zie mensen die hun kompas aan hun mes schede maken. Soms ziet u dan dat de naald reageert op het mes. Dit is dus hetzelfde!
Om dit te herstellen kunt u opnieuw met een magneet te werk gaan, maar nu om de polariteit de goede kant op te krijgen.
Gebruik hierbij een een ander kompas om te kijken of uw kompas in de goede richting wijst.
Met een sterke magneet kunt u de polariteit van de naald weer goed maken door de 'zuidpool'-kant van de magneet aan
de 'noordpool'-kant van de kompasnaald te houden en daarna hetzelfde te doen, maar dan andersom
(dus 'noordpool'-kant van de magneet aan de 'zuidpool'-kant van de naald).
Na een paar dit herhaald te hebben zal de kompasnaald weer in de goede richting wijzen.
Luchtbellen
Het kompashuis is gevuld met een vloeistof. Deze vloeistof vermindert zodra u op een grote hoogte komt.
Dit door het verschil in druk en/of het verschil in temperatuur. Doordat de vloeistof minder ruimte in beslag neemt
ontstaan er dus een soort luchtbel. Deze luchtbel kan de nauwkeurigheid van het kompas behoorlijk beïnvloeden.
Er zijn twee mogelijkheden om de luchtbel te laten verdwijnen.
1) Gewoon weer afdalen zodat de druk weer 'normaal' wordt voor het kompas en dus de vloeistof weer gaat uitzetten.
2) Het kompas even in warm water leggen. Hierbij verdwijnt de luchtbel omdat de vloeistof weer gaat uitzetten.
Tips:
Vertrouw op uw kompas: 99.9% van de tijd geeft het de juiste richting aan.
Veel landschappen zien er hetzelfde uit, dus nogmaals, VERTROUW OP HET KOMPAS.
Meestal staan er op het kompas punten in rood of zwart.
De noordelijke punt wordt meestal met een N aangeduid, maar als om één of andere reden dit niet zo is, probeer er dan achter te komen welke noord is door uw kompas naar het noorden of zuiden te richten in relatie tot de zon.
Hoe alle magneten uit de buurt van uw kompas.
Sommige lijmen een klein kompas op het messchede ( of hebben 1 in een mes pouch zitten ).
Messen zijn metaal en sommige kunnen magnetisch zijn en uw kompas beinvloeden.
Als u het kompas te lang in de buurt van een magneet hebt gehouden (dus ook in de buurt van een ander kompas),
dan kan de polariteit van de naald veranderen.
De kans bestaat dat de kompasnaald niet meer naar het noorden wijst, maar in een totaal andere richting.
Ik zie mensen die hun kompas aan hun mes schede maken. Soms ziet u dan dat de naald reageert op het mes. Dit is dus hetzelfde!
Om dit te herstellen kunt u opnieuw met een magneet te werk gaan, maar nu om de polariteit de goede kant op te krijgen.
Gebruik hierbij een een ander kompas om te kijken of uw kompas in de goede richting wijst.
Met een sterke magneet kunt u de polariteit van de naald weer goed maken door de 'zuidpool'-kant van de magneet aan
de 'noordpool'-kant van de kompasnaald te houden en daarna hetzelfde te doen, maar dan andersom
(dus 'noordpool'-kant van de magneet aan de 'zuidpool'-kant van de naald).
Na een paar dit herhaald te hebben zal de kompasnaald weer in de goede richting wijzen.
Luchtbellen
Het kompashuis is gevuld met een vloeistof. Deze vloeistof vermindert zodra u op een grote hoogte komt.
Dit door het verschil in druk en/of het verschil in temperatuur. Doordat de vloeistof minder ruimte in beslag neemt
ontstaan er dus een soort luchtbel. Deze luchtbel kan de nauwkeurigheid van het kompas behoorlijk beïnvloeden.
Er zijn twee mogelijkheden om de luchtbel te laten verdwijnen.
1) Gewoon weer afdalen zodat de druk weer 'normaal' wordt voor het kompas en dus de vloeistof weer gaat uitzetten.
2) Het kompas even in warm water leggen. Hierbij verdwijnt de luchtbel omdat de vloeistof weer gaat uitzetten.
Tips:
Vertrouw op uw kompas: 99.9% van de tijd geeft het de juiste richting aan.
Veel landschappen zien er hetzelfde uit, dus nogmaals, VERTROUW OP HET KOMPAS.
Meestal staan er op het kompas punten in rood of zwart.
De noordelijke punt wordt meestal met een N aangeduid, maar als om één of andere reden dit niet zo is, probeer er dan achter te komen welke noord is door uw kompas naar het noorden of zuiden te richten in relatie tot de zon.
Hoe alle magneten uit de buurt van uw kompas.
Sommige lijmen een klein kompas op het messchede ( of hebben 1 in een mes pouch zitten ).
Messen zijn metaal en sommige kunnen magnetisch zijn en uw kompas beinvloeden.
Het gebruik van een naald om te navigeren:
Met het magneetje ga je even over 1 uiteinde van de naald ( dan is deze gemagnetiseerd ),
Heeft u geen magneet kunt u de naald door uw haar halen of over een wollen trui halen en zo magnetiseren.
Met het magneetje ga je even over 1 uiteinde van de naald ( dan is deze gemagnetiseerd ),
Heeft u geen magneet kunt u de naald door uw haar halen of over een wollen trui halen en zo magnetiseren.
Leg een naald op een blaadje, stukje papier of op een dun stukje boombast en leg het voorzichtig in stilstaand water.
Heeft u geen naald, kunt u bij een kapotte gsm een stukje staal draad eruit halen,
dan doet u hetzelfde als hier boven beschreven word.
Heeft u geen naald, kunt u bij een kapotte gsm een stukje staal draad eruit halen,
dan doet u hetzelfde als hier boven beschreven word.
U kunt ook een gemagnetiseerde naald horizontaal aan een dun touwtje hangen,
blijft de naald stil hangen dan geeft de naald de Noord Zuidlijn aan.
Je kunt ook een scheermesje horizontaal aan een dun touwtje laten hangen,
als het scheermesje stil blijft hangen dan geeft deze de Noord-Zuidlijn aan.
De Zon:
We weten allemaal dat de zon opkomt in het oosten, maar dat gebeurt niet het hele jaar op dezelfde plaats.
Middenin de zomer verschijnt de zon het eerst in het noordoosten en in de winter in het zuidoosten.
Dat komt doordat de noordpool in de zomer in de richting van de zon wijst en in de winter er juist vanaf gekeerd staat.
Houd daar rekening bij wanneer je de juiste richting wil bepalen aan de hand van de stand van de zon.
De Zonnestand:
• 06:00 ongeveer in het Oosten.
• 09:00 ongeveer in het Zuidoosten.
• 12:00 ongeveer in het zuiden.
• 15:00 ongeveer in het Zuidwesten.
• 18:00 ongeveer in het Westen.
blijft de naald stil hangen dan geeft de naald de Noord Zuidlijn aan.
Je kunt ook een scheermesje horizontaal aan een dun touwtje laten hangen,
als het scheermesje stil blijft hangen dan geeft deze de Noord-Zuidlijn aan.
De Zon:
We weten allemaal dat de zon opkomt in het oosten, maar dat gebeurt niet het hele jaar op dezelfde plaats.
Middenin de zomer verschijnt de zon het eerst in het noordoosten en in de winter in het zuidoosten.
Dat komt doordat de noordpool in de zomer in de richting van de zon wijst en in de winter er juist vanaf gekeerd staat.
Houd daar rekening bij wanneer je de juiste richting wil bepalen aan de hand van de stand van de zon.
De Zonnestand:
• 06:00 ongeveer in het Oosten.
• 09:00 ongeveer in het Zuidoosten.
• 12:00 ongeveer in het zuiden.
• 15:00 ongeveer in het Zuidwesten.
• 18:00 ongeveer in het Westen.
Stand van de Zon zelf, deze komt op in het Oosten en draait via het Zuiden naar het Westen, en gaat daar onder.
Pas wel op dat tot midzomer (22 juni) in de zomer de zon steeds noord oostelijker opkomt en ook noord-westelijker onder gaat. En in tot midwinter dus zuid-oostelijker opkomt en zuid-westelijker onder gaat.
Alleen op de eerste herfst- en lentedag heb je een perfecte oost- west lijn.
Navigatie met je horloge:
Pas wel op dat tot midzomer (22 juni) in de zomer de zon steeds noord oostelijker opkomt en ook noord-westelijker onder gaat. En in tot midwinter dus zuid-oostelijker opkomt en zuid-westelijker onder gaat.
Alleen op de eerste herfst- en lentedag heb je een perfecte oost- west lijn.
Navigatie met je horloge:
Heb je een horloge ( met wijzers ), dat de juist tijd aangeeft, dan kun je met behulp van de zon
(als je je tenminste op het noordelijk halfrond bevindt) het zuiden, en dus ook het noorden op de volgende manier vinden.
We maken gebruik van het feit, dat de zon om 12 uur altijd in het zuiden staat.
Richt de kleine wijzer op de zon en het zuiden ligt dan al tijd precies in het midden van de hoek tussen die kleine wijzer en de 12 van
je horloge. Dit wijkt in nederland 40 minuten af, dus in de zomertijd moet je de kleine wijzer 20 minuten verder denken
en in de winters 40 minuten terug
( op de foto hier onder ziet u de de richting ten opzichte van het kompas zonder het aanpassen van de tijd).
(De meeste wereldelen, met uitzondering van Australie en Antartica liggen geheel of gedeeltelijk op het noordelijk halfrond.
Afrika en Zuid Amerika liggen voor een gedeelte op het zuidelijk halfrond en de Indonesische eilanden zijn het enige deel van Azie dat ten zuiden van de evenaar ligt.
Het noordelijk halfrond is dan ook veel drukker bevolkt dan het zuidelijk halfrond.
Op het noordelijk halfrond staat de zon 's middags, behalve in het gebied tussen kreeftskeerkring en de evenaar wanneer het zomer
is, altijd in het zuiden.
De aarde draait schijnbaar van rechts naar links gedurende de dag, dit in tegenstelling tot op het zuidelijk halfrond.
(als je je tenminste op het noordelijk halfrond bevindt) het zuiden, en dus ook het noorden op de volgende manier vinden.
We maken gebruik van het feit, dat de zon om 12 uur altijd in het zuiden staat.
Richt de kleine wijzer op de zon en het zuiden ligt dan al tijd precies in het midden van de hoek tussen die kleine wijzer en de 12 van
je horloge. Dit wijkt in nederland 40 minuten af, dus in de zomertijd moet je de kleine wijzer 20 minuten verder denken
en in de winters 40 minuten terug
( op de foto hier onder ziet u de de richting ten opzichte van het kompas zonder het aanpassen van de tijd).
(De meeste wereldelen, met uitzondering van Australie en Antartica liggen geheel of gedeeltelijk op het noordelijk halfrond.
Afrika en Zuid Amerika liggen voor een gedeelte op het zuidelijk halfrond en de Indonesische eilanden zijn het enige deel van Azie dat ten zuiden van de evenaar ligt.
Het noordelijk halfrond is dan ook veel drukker bevolkt dan het zuidelijk halfrond.
Op het noordelijk halfrond staat de zon 's middags, behalve in het gebied tussen kreeftskeerkring en de evenaar wanneer het zomer
is, altijd in het zuiden.
De aarde draait schijnbaar van rechts naar links gedurende de dag, dit in tegenstelling tot op het zuidelijk halfrond.
Ottomani Sun Compas:
De zon gebruiken is niet zo moeilijk. Dit hieronder noemt men het Ottomani ( Turkse rijk ) sun compas.
U kunt gemakkelijk een ruwe richting bepalen want het zon kompas is niet zo nauwkeurig als een gewoon kompas.Als u het kompas maakt en u ijkt het met een echt kompas. Dan kunt u de schaduw van de zon iedere keer laten vallen op de lijn. raakt de schaduw de lijn is het noorden vlak voor je ( ongeveer ). Het nadeel is dat u hem regelmatig opnieuw moet ijken omdat de dagen langer of korter orden. Deze techniek is terug bekend gemaakt door Ron Hood:
De zon gebruiken is niet zo moeilijk. Dit hieronder noemt men het Ottomani ( Turkse rijk ) sun compas.
U kunt gemakkelijk een ruwe richting bepalen want het zon kompas is niet zo nauwkeurig als een gewoon kompas.Als u het kompas maakt en u ijkt het met een echt kompas. Dan kunt u de schaduw van de zon iedere keer laten vallen op de lijn. raakt de schaduw de lijn is het noorden vlak voor je ( ongeveer ). Het nadeel is dat u hem regelmatig opnieuw moet ijken omdat de dagen langer of korter orden. Deze techniek is terug bekend gemaakt door Ron Hood:
Het maken is gemakkelijk zoals u via de onderstaande link kunt zien.
Denk er aan dat dit maar een ruwe richting geeft!
Denk er aan dat dit maar een ruwe richting geeft!
Owendorf techniek ( Schaduw methode overdag):
De zon moet wel schijnen. Plaats een lange stok in de grond en markeer het einde van de schaduw.
Na minimum een kwartier, als de schaduw duidelijk verlopen is, markeer je het uiteinde van deze schaduw weer.
Trek een lijn tussen de twee markeringspunten. Deze lijn loopt van oost naar west.
Nu weet je het noorden natuurlijk ook te vinden.
De zon moet wel schijnen. Plaats een lange stok in de grond en markeer het einde van de schaduw.
Na minimum een kwartier, als de schaduw duidelijk verlopen is, markeer je het uiteinde van deze schaduw weer.
Trek een lijn tussen de twee markeringspunten. Deze lijn loopt van oost naar west.
Nu weet je het noorden natuurlijk ook te vinden.
Schaduw methode ( 's nachts ):
Vrijwel alle hemellichamen komen op in het oosten en gaan onder in het westen.
Daarom kan de volgende techniek overal en op alle hemellichamen worden toegepast.
Zet een stok van ongeveer 1.5meter onder een lichte hoek in de grond ( open terrein is het meest geschikt ).
Bevestig bovenaan een dun touw dat langer is dan de afstand tot de grond.
Ga op je rug liggen met je hoofd lang het touw, dit hou je strak gespannen langs je voorhoofd.
Verplaats je over de grond tot het gestrekt touw naar een geselecteerde ster of planeet.
Het gestrekte touw vervangt nu de schaduw die u anders van de zon zou krijgen.
Waar het gestrekt touw de grond raakt, plaatst u een merkteken met een stok of een steen.
Na ongeveer 20 minuten herhaald u de handeling hierboven ( met de zelfde ster of planeet ) en plaatst u ook een merkteken.
De verbindingslijn tussen deze twee punten is de West - Oostlijn.
Omdat de sterren zich van Oost naar West verplaatsen zal het touw dit omgekeerd doen.
Dus uw eerste markering is het westen, de tweede markering is Oost.
Trek een loodrechte lijn op de West – Oostlijn en u heeft de Noord – Zuidlijn.
Het is eerst niet zo gemakkelijk deze techniek, maar hij wel doeltreffend.
Sterren:
Alle sterren "draaien" 's nachts om de poolster heen. De poolster is dus de enige ster die altijd op dezelfde plaats staat,
en dus de enige ster waarmee we ons kunnen oriënteren. De poolster staat altijd in het noorden!
Maar dan moet je wel weten welke van al die sterren de poolster is.
Het makkelijkste is het om eerst de "grote beer" of het "steelpannetje" te zoeken.
Dit is een duidelijk herkenbaar sterrenbeeld.
De "grote beer" is 's nachts ook altijd te zien (als het niet bewolkt is natuurlijk) en dit sterrenbeeld draait om de poolster heen,
net als alle andere sterren (zie plaatje hieronder). Het kan dus zijn dat het steelpannetje "op de kop" staat.
Heb je dit sterrenbeeld gevonden, ga dan ongeveer 5 maal de afstand tussen de laatste twee sterren
(die de zijkant van het "pannetje" vormen) naar "boven". Als het goed is kom je dan uit bij de poolster.
Vrijwel alle hemellichamen komen op in het oosten en gaan onder in het westen.
Daarom kan de volgende techniek overal en op alle hemellichamen worden toegepast.
Zet een stok van ongeveer 1.5meter onder een lichte hoek in de grond ( open terrein is het meest geschikt ).
Bevestig bovenaan een dun touw dat langer is dan de afstand tot de grond.
Ga op je rug liggen met je hoofd lang het touw, dit hou je strak gespannen langs je voorhoofd.
Verplaats je over de grond tot het gestrekt touw naar een geselecteerde ster of planeet.
Het gestrekte touw vervangt nu de schaduw die u anders van de zon zou krijgen.
Waar het gestrekt touw de grond raakt, plaatst u een merkteken met een stok of een steen.
Na ongeveer 20 minuten herhaald u de handeling hierboven ( met de zelfde ster of planeet ) en plaatst u ook een merkteken.
De verbindingslijn tussen deze twee punten is de West - Oostlijn.
Omdat de sterren zich van Oost naar West verplaatsen zal het touw dit omgekeerd doen.
Dus uw eerste markering is het westen, de tweede markering is Oost.
Trek een loodrechte lijn op de West – Oostlijn en u heeft de Noord – Zuidlijn.
Het is eerst niet zo gemakkelijk deze techniek, maar hij wel doeltreffend.
Sterren:
Alle sterren "draaien" 's nachts om de poolster heen. De poolster is dus de enige ster die altijd op dezelfde plaats staat,
en dus de enige ster waarmee we ons kunnen oriënteren. De poolster staat altijd in het noorden!
Maar dan moet je wel weten welke van al die sterren de poolster is.
Het makkelijkste is het om eerst de "grote beer" of het "steelpannetje" te zoeken.
Dit is een duidelijk herkenbaar sterrenbeeld.
De "grote beer" is 's nachts ook altijd te zien (als het niet bewolkt is natuurlijk) en dit sterrenbeeld draait om de poolster heen,
net als alle andere sterren (zie plaatje hieronder). Het kan dus zijn dat het steelpannetje "op de kop" staat.
Heb je dit sterrenbeeld gevonden, ga dan ongeveer 5 maal de afstand tussen de laatste twee sterren
(die de zijkant van het "pannetje" vormen) naar "boven". Als het goed is kom je dan uit bij de poolster.
Maankompas
De maan staat wat minder stevig op dezelfde plaats als de zon maar ook aan de maan kunt u zien in welke richtingen
de windstreken liggen.
Een volle maan staat om 12 uur ‘s nachts in het Zuiden.
De halve maan na de volle maan (Een afnemende maan) staat om 12 ’s nachts in het Oosten.
De halve maan voor de volle maan (Een wassende maan) staat om 12 uur ‘s nachts in het Westen.
Natuurlijk Kunt u zo eens proberen maar het beste werkt dit met een maankompas. ken.
Een maankompas is geen naald die het Noorden aanwijst zoals een gewoon kompas.
Deze bestaat uit twee schijven met;
Op de onderste de windstreken op de rand, en de maanstanden om het midden. (Volle maan bij Zuid, Nieuwe maan bij Noord )
In de bovenste, kleinere, schijf een venstertje waardoor je de maanstand op de onderste kan zien.
Op de rand de uren van de klok. 12 uur boven het venster. 1 tot en met 6 naar rechts (oost om) waarbij de 6 op 90° komt (oost) van 12 terug naar 6 naar links (west om) waarbij 6 op de plaatst van de 90° (west).
In het midden een splitpen en dat is het.
Het gebruik van het maankompas:
De maan staat wat minder stevig op dezelfde plaats als de zon maar ook aan de maan kunt u zien in welke richtingen
de windstreken liggen.
Een volle maan staat om 12 uur ‘s nachts in het Zuiden.
De halve maan na de volle maan (Een afnemende maan) staat om 12 ’s nachts in het Oosten.
De halve maan voor de volle maan (Een wassende maan) staat om 12 uur ‘s nachts in het Westen.
Natuurlijk Kunt u zo eens proberen maar het beste werkt dit met een maankompas. ken.
Een maankompas is geen naald die het Noorden aanwijst zoals een gewoon kompas.
Deze bestaat uit twee schijven met;
Op de onderste de windstreken op de rand, en de maanstanden om het midden. (Volle maan bij Zuid, Nieuwe maan bij Noord )
In de bovenste, kleinere, schijf een venstertje waardoor je de maanstand op de onderste kan zien.
Op de rand de uren van de klok. 12 uur boven het venster. 1 tot en met 6 naar rechts (oost om) waarbij de 6 op 90° komt (oost) van 12 terug naar 6 naar links (west om) waarbij 6 op de plaatst van de 90° (west).
In het midden een splitpen en dat is het.
Het gebruik van het maankompas:
- Draai de bovenste schijf tot je staande maanstand in het venstertje ziet.
- Draai het hele kompas tot de juiste tijd naar de maan wijst.
- Op de onderste schijf kun je nu de windstreken aflezen.
- Nieuwe maan – Noord -- 0°
- 1/2 Afnemende maan – Oost -- 90°
- Volle maan – Zuid -- 180°
- 1/2 Wassende maan – West -- 270°
Volle maan:
Bij een volle maan kunt u ook de richting vinden, deze is niet zo nauwkeurig maar het werkt voor een groffe richting bepaling.
- 18.30 uur in het oosten;
- 21.30 uur in het zuidoosten;
- 00.30 uur in het zuiden;
- 03.30 uur in het zuidwesten;
- 06.30 uur in het westen.
Bij een volle maan kunt u ook de richting vinden, deze is niet zo nauwkeurig maar het werkt voor een groffe richting bepaling.
- 18.30 uur in het oosten;
- 21.30 uur in het zuidoosten;
- 00.30 uur in het zuiden;
- 03.30 uur in het zuidwesten;
- 06.30 uur in het westen.
Tijd AM of PM?
AM of PM. akelige morgen (AM) en prettige middag (PM).
PM: Pro Midnight, AM: After Midnight
am en pm zijn makkelijk uit elkaar te houden, omdat de A eerst komt in het alfabet. AM is dus voor 12 uur ‘s middags, PM namiddag.
AM of PM. akelige morgen (AM) en prettige middag (PM).
PM: Pro Midnight, AM: After Midnight
am en pm zijn makkelijk uit elkaar te houden, omdat de A eerst komt in het alfabet. AM is dus voor 12 uur ‘s middags, PM namiddag.
schaduw van de sterren:
Aanwijzingen uit de natuur als kompas gebruiken:
Rotsen
Als u aan de hand van de zon niet precies kan bepalen welke kant u op moet,
lukt het vaak wel door te voelen aan rosten. De kant die het warmst aanvoelt ligt in het zuiden.
Rotsen
Als u aan de hand van de zon niet precies kan bepalen welke kant u op moet,
lukt het vaak wel door te voelen aan rosten. De kant die het warmst aanvoelt ligt in het zuiden.
Vogelnesten:
Ook hierbij moet u weten uit welke richting de wind meestal komt want vogels bouwen hun nesten bij voorkeur uit de wind.
Omdat de wind bij ons meestal uit het zuidwesten komt zullen vogels hun nestjes met de opening naar het noordoosten bouwen,
tenzij afgedekt zijn voor wind/regen door bijvoorbeeld een andere boom.
( Foto hieronder: een vogelnestje )
Ook hierbij moet u weten uit welke richting de wind meestal komt want vogels bouwen hun nesten bij voorkeur uit de wind.
Omdat de wind bij ons meestal uit het zuidwesten komt zullen vogels hun nestjes met de opening naar het noordoosten bouwen,
tenzij afgedekt zijn voor wind/regen door bijvoorbeeld een andere boom.
( Foto hieronder: een vogelnestje )
Insecten:
De zon heeft in het zuidzuidwesten de meeste kracht (het warmste), hierdoor vind u aan de zonkant (tussen zuid en zuidwest)
onder de schors van dode bomen de meeste insecten. (bv oorwormen).
Maar ook veel insecten zoals bosmieren en termieten hebben liever de ochtendzon en de uitgang op het noordoosten om teveel
vochtigheid te voorkomen.
( Foto hieronder: de ingang van een termietennest )
De zon heeft in het zuidzuidwesten de meeste kracht (het warmste), hierdoor vind u aan de zonkant (tussen zuid en zuidwest)
onder de schors van dode bomen de meeste insecten. (bv oorwormen).
Maar ook veel insecten zoals bosmieren en termieten hebben liever de ochtendzon en de uitgang op het noordoosten om teveel
vochtigheid te voorkomen.
( Foto hieronder: de ingang van een termietennest )
Bomen
In België komt de wind meestal uit het zuidwesten.
Ook voor andere landen geldt dat de wind het meest uit één bepaalde richting komt.
Om aan de hand van jaarringen moet u richting te bepalen uit welke hoek de wind meestal komt in het gebied waar u rond gaat trekken.
Aan de kant van de bomen waar de wind meestal vandaan komt zijn de jaarringen het dikst.
Bomen vormen zich door hun zelf te versterken tegen de wind of als ondersteuning als ze schuin staan.
Zou u een boom omzagen zult u de groeivormen zien.
Dan ziet u dat de kern van de boom verschoven is naar de kant waar het minste druk is.
Takken en bladeren groeien zich vooral in de richting van het licht.
In België komt de wind meestal uit het zuidwesten.
Ook voor andere landen geldt dat de wind het meest uit één bepaalde richting komt.
Om aan de hand van jaarringen moet u richting te bepalen uit welke hoek de wind meestal komt in het gebied waar u rond gaat trekken.
Aan de kant van de bomen waar de wind meestal vandaan komt zijn de jaarringen het dikst.
Bomen vormen zich door hun zelf te versterken tegen de wind of als ondersteuning als ze schuin staan.
Zou u een boom omzagen zult u de groeivormen zien.
Dan ziet u dat de kern van de boom verschoven is naar de kant waar het minste druk is.
Takken en bladeren groeien zich vooral in de richting van het licht.
Naaldbomen:
Bomen en in het bijzonder naaldbomen hebben veel licht nodig. Daarom groeien ze in de richting van het licht.
Op het noordelijk halfrond neigen de toppen van de bomen daarom naar het zuiden.
Bomen en in het bijzonder naaldbomen hebben veel licht nodig. Daarom groeien ze in de richting van het licht.
Op het noordelijk halfrond neigen de toppen van de bomen daarom naar het zuiden.
Mos:
Dit groeit vooral in noordelijke richting. De kant van een boom waarop het meeste mos groeit ligt daarom in het noorden.
Dit groeit vooral in noordelijke richting. De kant van een boom waarop het meeste mos groeit ligt daarom in het noorden.
Modderpoelen:
Alles in de natuur wordt het ene moment nat en droogt vervolgens weer op, maar dat gebeurt niet overal in hetzelfde tempo.
Midden op de dag droogt alles het snelste en op dat moment staat de zon in het zuiden.
De dingen in het noorden drogen daarom minder snel op.
Dus aan de noordelijke kant van een pad dat van oost naar west loopt liggen grotere modderpoelen dan aan de zuidelijke kant.
Alles in de natuur wordt het ene moment nat en droogt vervolgens weer op, maar dat gebeurt niet overal in hetzelfde tempo.
Midden op de dag droogt alles het snelste en op dat moment staat de zon in het zuiden.
De dingen in het noorden drogen daarom minder snel op.
Dus aan de noordelijke kant van een pad dat van oost naar west loopt liggen grotere modderpoelen dan aan de zuidelijke kant.
Uren daglicht berekenen met de handen:
U houdt uw hand aan de onderkant van de zon.
Dan telt u hoeveel handen er gaan in de onderkant van de zon tot aan de horizon.
Iedere vinger is ongeveer 15 minuten
Dus 4 vingers, juist 1 uur.
U houdt uw hand aan de onderkant van de zon.
Dan telt u hoeveel handen er gaan in de onderkant van de zon tot aan de horizon.
Iedere vinger is ongeveer 15 minuten
Dus 4 vingers, juist 1 uur.
Rangerbeads:
Ranger beads is een soort stappen afstands teller. De kralen kunnen enkele centimeters verschuifd worden.
Het ene deel (boven) telt vier kralen het tweede deel (onder) telt negen kralen.
Het werkt als volgt:Meet eerst hoeveel stappen je zet voor honderd meter.
Tel dit telkens als je rechtervoet de grond raakt.
stel je zet 80 stappen voor honderd meter afstand.
-Als je nu stapt tel je 80 stappen en daarna verschuif je een van de onderste negen kralen.
-Als je dit x10 doet heb je 1000m afgelegd. inplaats van een tiende kraal verschuif je nu een van de bovenste vier.
-Als je ze allemaal gehad hebt heb je +- 5km afgelegd.
Het zelfde kunt u doen met steentjes in uw zak. per 80 stappen verander je 1 steentje van broekzak.
Het ene deel (boven) telt vier kralen het tweede deel (onder) telt negen kralen.
Het werkt als volgt:Meet eerst hoeveel stappen je zet voor honderd meter.
Tel dit telkens als je rechtervoet de grond raakt.
stel je zet 80 stappen voor honderd meter afstand.
-Als je nu stapt tel je 80 stappen en daarna verschuif je een van de onderste negen kralen.
-Als je dit x10 doet heb je 1000m afgelegd. inplaats van een tiende kraal verschuif je nu een van de bovenste vier.
-Als je ze allemaal gehad hebt heb je +- 5km afgelegd.
Het zelfde kunt u doen met steentjes in uw zak. per 80 stappen verander je 1 steentje van broekzak.
Het weer voorspellen via de natuur:
Voor de natuur liefhebbers is het leuk als u wat kent over de wolken.
Het voorop weten welk materiaal ( jas, trui, regenkleding ) u moet meenemen is zeer handig.
Voor de natuur liefhebbers is het leuk als u wat kent over de wolken.
Het voorop weten welk materiaal ( jas, trui, regenkleding ) u moet meenemen is zeer handig.
Aanwijzingen voor het weer uit de natuur.
Niet iedereen heeft in een survival of hiking situatie een radio of krant bij om het weer te kennen. Toch kan men al veel leren van het gedrag van dieren en planten.
Slecht weer:
laag vliegende zwaluwen en vissen die uit het water springen, kikkers zijn stil, spinnen kruipen weg, mieren keren terug naar hun nest
muggen die 's morgens steken, steekvliegen zijn agressief, ochtend rood in de lucht, bloemen sluiten zich voor de regen,
denneappels die met regen dicht gaan, het ontbreken van ochtenddauw in de zomer, helder en ver zicht, geluid draagt opvallend ver,
het riool stinkt, mestlucht blijft lang hangen, snel opkomende wolken.
Mooi weer:
kikkers die veel lawaai maken, de zwaluwen vliegen hoog, spinnen bouwen een web, mieren zijn druk bezig, rook stijgt recht omhoog,
velden met schapenwolkjes, wolkensluiers die in de richting van de klok draaien, een blauwe hemel met weinig wolken, morgendauw
veel dauw in de eerste helft van de nacht, met de wind meedrijvende losse stapelwolken, zakkende ochtendmist, heldere sterren,
avondrood.
Het gezegde: het gaat slecht weer worden ik voel het aan mijn knoken… klopt wel degelijk.
Heeft u een oude verwondingen, breuk,reuma… zullen deze beginnen te steken en irriteren door de weersveranderingen.
Gaat de rook van je kampvuur mooi omhoog blijft het goed weer,
als de rook kronkelt of neerslaat is dat de aanwijzing dat er slecht weer op komst is.
Een andere indicator is de wind, vlak voor slecht weer gaat een opkomende wind aan neerslag of onweer vooraf.
Vogels en andere zoogdieren zoeken dan ook alvast een veilig onderkomen. Insecten verdwijnen onder de bladeren van bomen en struiken.
Niet iedereen heeft in een survival of hiking situatie een radio of krant bij om het weer te kennen. Toch kan men al veel leren van het gedrag van dieren en planten.
Slecht weer:
laag vliegende zwaluwen en vissen die uit het water springen, kikkers zijn stil, spinnen kruipen weg, mieren keren terug naar hun nest
muggen die 's morgens steken, steekvliegen zijn agressief, ochtend rood in de lucht, bloemen sluiten zich voor de regen,
denneappels die met regen dicht gaan, het ontbreken van ochtenddauw in de zomer, helder en ver zicht, geluid draagt opvallend ver,
het riool stinkt, mestlucht blijft lang hangen, snel opkomende wolken.
Mooi weer:
kikkers die veel lawaai maken, de zwaluwen vliegen hoog, spinnen bouwen een web, mieren zijn druk bezig, rook stijgt recht omhoog,
velden met schapenwolkjes, wolkensluiers die in de richting van de klok draaien, een blauwe hemel met weinig wolken, morgendauw
veel dauw in de eerste helft van de nacht, met de wind meedrijvende losse stapelwolken, zakkende ochtendmist, heldere sterren,
avondrood.
Het gezegde: het gaat slecht weer worden ik voel het aan mijn knoken… klopt wel degelijk.
Heeft u een oude verwondingen, breuk,reuma… zullen deze beginnen te steken en irriteren door de weersveranderingen.
Gaat de rook van je kampvuur mooi omhoog blijft het goed weer,
als de rook kronkelt of neerslaat is dat de aanwijzing dat er slecht weer op komst is.
Een andere indicator is de wind, vlak voor slecht weer gaat een opkomende wind aan neerslag of onweer vooraf.
Vogels en andere zoogdieren zoeken dan ook alvast een veilig onderkomen. Insecten verdwijnen onder de bladeren van bomen en struiken.
Redding, Communicatie & Signalen:
EEN GSM!
In deze tijd heeft iedereen er 1, maar...
In geval van een ramp zijn het de vaste lijnen en gsm masten de eerste wat overbelast geraken...
Geen ontvangst, alleen noodnummer... maar wat als de batterij leeg is.
Er zijn nog andere mogelijkheden! En het is natuurlijk ook hier het beste dat u meer dan 1 manier kent.
Trouwens wist u dat een sms sneller doorkomt dan een telefoongesprek?
In deze tijd heeft iedereen er 1, maar...
In geval van een ramp zijn het de vaste lijnen en gsm masten de eerste wat overbelast geraken...
Geen ontvangst, alleen noodnummer... maar wat als de batterij leeg is.
Er zijn nog andere mogelijkheden! En het is natuurlijk ook hier het beste dat u meer dan 1 manier kent.
Trouwens wist u dat een sms sneller doorkomt dan een telefoongesprek?
Portofoon:
Voordeel van portofoons zonder vergunning, is dat ze over het algemeen iets goedkoper zijn.
U hoeft ook geen vergunning aan te vragen (en te betalen). En u kunt de portofoons onbeperkt gebruiken.
CB Bak:
CB (wat staat voor Citizen Band , oftewel vrij vertaald “band voor de burger” ) is de ingeburgerde naam voor de radiotoestellen
die u in staat stellen vrije gesprekken te voeren met andere CB-gebruikers .
U kan in contact staan met een onbeperkt aantal andere gebruikers op eenzelfde kanaal of frequentie op hetzelfde moment .
Vhf of UHF?
VHF heeft een lagere frequentie dan UHF.
UHF heeft een hogere frequentie en heeft daardoor een doordringender signaal.
In gebouwen zal een UHF portofoon over het algemeen beter presteren dan een VHF frequentie.
Met de knop op een portofoon kunt u kanalen kiezen. U kunt een kanaal toewijzen als "scanfunctie"
Deze loopt continu alle vooraf geprogrammeerde frequenties af en bij signaal zal hij stoppen op dit kanaal.
Voordeel van portofoons zonder vergunning, is dat ze over het algemeen iets goedkoper zijn.
U hoeft ook geen vergunning aan te vragen (en te betalen). En u kunt de portofoons onbeperkt gebruiken.
CB Bak:
CB (wat staat voor Citizen Band , oftewel vrij vertaald “band voor de burger” ) is de ingeburgerde naam voor de radiotoestellen
die u in staat stellen vrije gesprekken te voeren met andere CB-gebruikers .
U kan in contact staan met een onbeperkt aantal andere gebruikers op eenzelfde kanaal of frequentie op hetzelfde moment .
Vhf of UHF?
VHF heeft een lagere frequentie dan UHF.
UHF heeft een hogere frequentie en heeft daardoor een doordringender signaal.
In gebouwen zal een UHF portofoon over het algemeen beter presteren dan een VHF frequentie.
Met de knop op een portofoon kunt u kanalen kiezen. U kunt een kanaal toewijzen als "scanfunctie"
Deze loopt continu alle vooraf geprogrammeerde frequenties af en bij signaal zal hij stoppen op dit kanaal.
Q-codes
De Q-code is ontstaan toen men nog veel met morse werkte.
Het ging veel sneller om slechts 3 letters over te seinen dan een hele zin.
Omdat er niet veel woorden met een Q beginnen was het bij de eerste letter duidelijk dat het om de Q-code ging.
CQ, CQ? = Hallo, Hallo is daar iemand?
QRG? = Wat is mijn frequentie?
QRG = Uw frequentie is ...
QRM? = Hebt u last van storing?
QRM = Ik heb last van storing (1 t/m 5)
QRZ? = Door wie word ik aangeroepen?
QRZ = U wordt aangeroepen door ...
QSB? = Hebben mijn signalen last van fading?
QSB = Uw signalen hebben ... (1 t/m 5) last van fading
QSL? = Wilt u de ontvangst van mijn uitzending bevestigen?
QSL = Ik bevestig de ontvangst van uw uitzending
QSO? = Kunt u rechtstreeks werken met ... (roepnaam)?
QSO = Ik kan rechtstreeks werken met ... (roepnaam)
QSY? = Zal ik op ... kHz gaan zenden?
QSY = Ga op ... kHz zenden
QTH? = Wat is uw positie?
QTH = Mijn positie is ...
73’s = Bedankt en de Groeten. (eng. Seventy tree’s )
De Q-code is ontstaan toen men nog veel met morse werkte.
Het ging veel sneller om slechts 3 letters over te seinen dan een hele zin.
Omdat er niet veel woorden met een Q beginnen was het bij de eerste letter duidelijk dat het om de Q-code ging.
CQ, CQ? = Hallo, Hallo is daar iemand?
QRG? = Wat is mijn frequentie?
QRG = Uw frequentie is ...
QRM? = Hebt u last van storing?
QRM = Ik heb last van storing (1 t/m 5)
QRZ? = Door wie word ik aangeroepen?
QRZ = U wordt aangeroepen door ...
QSB? = Hebben mijn signalen last van fading?
QSB = Uw signalen hebben ... (1 t/m 5) last van fading
QSL? = Wilt u de ontvangst van mijn uitzending bevestigen?
QSL = Ik bevestig de ontvangst van uw uitzending
QSO? = Kunt u rechtstreeks werken met ... (roepnaam)?
QSO = Ik kan rechtstreeks werken met ... (roepnaam)
QSY? = Zal ik op ... kHz gaan zenden?
QSY = Ga op ... kHz zenden
QTH? = Wat is uw positie?
QTH = Mijn positie is ...
73’s = Bedankt en de Groeten. (eng. Seventy tree’s )
Spot:
Dit apparaatje werkt via een satellietverbinding,
In geval van nood kun je op de 911 knop duwen, vervolgens worden de coördinaten van de locatie waar je je
bevindt verstuurd naar de GEOS
noodcentrale, deze schakelt vervolgens de locale hulpdiensten in.
Op de spot zit een via de "track & trace"functie, hiermee kunnen familieleden en vrienden je route volgen die wordt
weergegeven via Google Maps.
Voor meer info en dekkingsgebied kijk op: www.findmespot.eu
Dit apparaatje werkt via een satellietverbinding,
In geval van nood kun je op de 911 knop duwen, vervolgens worden de coördinaten van de locatie waar je je
bevindt verstuurd naar de GEOS
noodcentrale, deze schakelt vervolgens de locale hulpdiensten in.
Op de spot zit een via de "track & trace"functie, hiermee kunnen familieleden en vrienden je route volgen die wordt
weergegeven via Google Maps.
Voor meer info en dekkingsgebied kijk op: www.findmespot.eu
Richtingssymbolen: (bron: SAS survival )
Zo kunt u de reddingswerkers laten weten in welke richting u reist of bent gegaan.
Zo kunt u de reddingswerkers laten weten in welke richting u reist of bent gegaan.
Nood Signalen:
Voor uw redding is het nodig dat u anderen laat weten wat uw situatie en ook uw locatie is.
Een voertuig of neergestort vliegtuig : dit zoekt men... Blijf in de buurt ( als het veilig is )!
Eerst moet u kijken voor de beste plaats voor uw signaal. Boven op een berg, een open plek, aan de kust.
Zoek de plek waarvan u weet dat men het signaal kan zien.
S.O.S. ( save our souls ) in mors code is dit: . . . _ _ _ . . . ( drie punten, drie strepen, drie punten ).
Voor uw redding is het nodig dat u anderen laat weten wat uw situatie en ook uw locatie is.
Een voertuig of neergestort vliegtuig : dit zoekt men... Blijf in de buurt ( als het veilig is )!
Eerst moet u kijken voor de beste plaats voor uw signaal. Boven op een berg, een open plek, aan de kust.
Zoek de plek waarvan u weet dat men het signaal kan zien.
S.O.S. ( save our souls ) in mors code is dit: . . . _ _ _ . . . ( drie punten, drie strepen, drie punten ).
Seinen met een seinspiegel:
- Gebruik uw sein spiegel ( heliograaf ) weerkaats het zonlicht om aandacht te trekken van een vliegtuig of een ander contactpunt.
- Probeer nooit te signaal te geven naar een lijnvliegtuig of leger jet… deze vliegen te hoog en te snel op het signaal te kunnen zien.
- Gebruik uw sein spiegel ( heliograaf ) weerkaats het zonlicht om aandacht te trekken van een vliegtuig of een ander contactpunt.
- Probeer nooit te signaal te geven naar een lijnvliegtuig of leger jet… deze vliegen te hoog en te snel op het signaal te kunnen zien.
Een fluitje:
Een fluit signaal hoort men beter dan roepen.
Een fluit signaal hoort men beter dan roepen.
Lightstick:
Maak hem vast aan een koord en zwier hem rond.
Dan krijgt men van ver een cirkel te zien
Reddingsdeken:
Heeft u een extra reddings deken? spreid het op de grond open of hang het in een boom.
Signaalvuur:
Maak altijd drie vuren ( signaal vuren in een driehoek ). Zowel bij vuur al bij vlaggen is 3 stuks het noodsignaal.
Denk wel na over de veiligheid.
In de USA was er een verdwaalde fietser die een signaal vuur maakte...
Drie dagen later ( na het blussen van de grootste bos brand in Amerika ) vond men hem verkoold terug.
Maak altijd drie vuren ( signaal vuren in een driehoek ). Zowel bij vuur al bij vlaggen is 3 stuks het noodsignaal.
Denk wel na over de veiligheid.
In de USA was er een verdwaalde fietser die een signaal vuur maakte...
Drie dagen later ( na het blussen van de grootste bos brand in Amerika ) vond men hem verkoold terug.
Zowel vlammen als rook zijn goed zichtbaar.
Dood hout beneden, vanboven natte levende bladeren ( deze geven een witte rook af ).
Door vervuiling vind u overal rotzooi, plastiek en rubber geven een zware rook af.
Dood hout beneden, vanboven natte levende bladeren ( deze geven een witte rook af ).
Door vervuiling vind u overal rotzooi, plastiek en rubber geven een zware rook af.
Vuur signalisatie:
Zeer handig en goed zichtbaar. Helaas is het nogal duur om aan te kopen.
Zeer handig en goed zichtbaar. Helaas is het nogal duur om aan te kopen.
Een alternatief hiervoor is bengaals vuur ( wat men graag gebruikt tijdens voetbalwedstrijden).
Deze branden ongeveer 60 seconden met een grote, felle rode vlam.
Deze branden ongeveer 60 seconden met een grote, felle rode vlam.
Het spel - alfabet van de NAVO:
Dit dient om met behulp van spraak met zo min mogelijk fouten een boodschap te kunnen spellen, ook bijvoorbeeld bij een zeer slecht verstaanbare telefoonverbinding. Het door de NAVO gehanteerde spelalfabet is zo opgesteld dat woorden uit het alfabet niet of nauwelijks te verwisselen zijn, ook niet bij communicatie tussen sprekers van verschillende moedertalen; er is zo veel mogelijk gebruikgemaakt van woorden die in alle in de NAVO gangbare talen een eenduidige letterassociatie hebben.
Dit spelalfabet wordt ook gehanteerd voor niet-militaire doeleinden, zoals de burgerluchtvaart, de maritieme sectoren, treinverkeersleiding, politie, beveiliging en bewaking. In het leger en voor de bediening van radiozendapparatuur in burgerluchtvaart, veiligheidscommunicatie op het spoor en scheepvaart (ook pleziervaart) is het verplicht het NAVO-spelalfabet uit het hoofd te kunnen gebruiken.
Dit dient om met behulp van spraak met zo min mogelijk fouten een boodschap te kunnen spellen, ook bijvoorbeeld bij een zeer slecht verstaanbare telefoonverbinding. Het door de NAVO gehanteerde spelalfabet is zo opgesteld dat woorden uit het alfabet niet of nauwelijks te verwisselen zijn, ook niet bij communicatie tussen sprekers van verschillende moedertalen; er is zo veel mogelijk gebruikgemaakt van woorden die in alle in de NAVO gangbare talen een eenduidige letterassociatie hebben.
Dit spelalfabet wordt ook gehanteerd voor niet-militaire doeleinden, zoals de burgerluchtvaart, de maritieme sectoren, treinverkeersleiding, politie, beveiliging en bewaking. In het leger en voor de bediening van radiozendapparatuur in burgerluchtvaart, veiligheidscommunicatie op het spoor en scheepvaart (ook pleziervaart) is het verplicht het NAVO-spelalfabet uit het hoofd te kunnen gebruiken.
Morscode:
De Internationale Morsecode wordt vandaag de dag nog altijd gebruikt.
Omdat het alleen afhankelijk is van een vast ongemoduleerd radiosignaal, vereist het minder apparatuur om morse te verzenden en te ontvangen dan andere vormen van radiocommunicatie en kan het gebruikt worden in situaties met een slechte signaal - ruisverhouding. Het vereist bovendien heel weinig bandbreedte. Bepaalde gedeelten van het radiospectrum zijn gereserveerd voor de overdracht van morsesignalen, bijvoorbeeld voor de scheepvaart tussen 405 en 535 kHz met een noodfrequentie op 500Khz.
De Internationale Morsecode wordt vandaag de dag nog altijd gebruikt.
Omdat het alleen afhankelijk is van een vast ongemoduleerd radiosignaal, vereist het minder apparatuur om morse te verzenden en te ontvangen dan andere vormen van radiocommunicatie en kan het gebruikt worden in situaties met een slechte signaal - ruisverhouding. Het vereist bovendien heel weinig bandbreedte. Bepaalde gedeelten van het radiospectrum zijn gereserveerd voor de overdracht van morsesignalen, bijvoorbeeld voor de scheepvaart tussen 405 en 535 kHz met een noodfrequentie op 500Khz.
Het semafooralfabet :
Een alfabet om te seinen, dit werd vooral gebruikt als communicatiemiddel in de scheepvaart.
Sinds de komt van de radio ( en het feit dat iedereen semafoor kon meelezen ) word het weinig gebruikt.
Ook in sommige scouting kringen leert men het alfabet nog.
Er bestaan diverse semafooralfabetten, het internationale alfabet is echter het meest gangbaar.
Er wordt hierbij gebruikgemaakt van twee vlaggetjes, maar ook andere voorwerpen zijn bruikbaar als ze goed zichtbaar zijn.
Elk vlag kan in acht posities worden gehouden en de twee vlaggen staan niet in dezelfde positie
(behalve in de ruststand: beide vlaggen naar beneden).
Een alfabet om te seinen, dit werd vooral gebruikt als communicatiemiddel in de scheepvaart.
Sinds de komt van de radio ( en het feit dat iedereen semafoor kon meelezen ) word het weinig gebruikt.
Ook in sommige scouting kringen leert men het alfabet nog.
Er bestaan diverse semafooralfabetten, het internationale alfabet is echter het meest gangbaar.
Er wordt hierbij gebruikgemaakt van twee vlaggetjes, maar ook andere voorwerpen zijn bruikbaar als ze goed zichtbaar zijn.
Elk vlag kan in acht posities worden gehouden en de twee vlaggen staan niet in dezelfde positie
(behalve in de ruststand: beide vlaggen naar beneden).