Planten, Voeding en
Medicinaal:
Medicinaal:
Water vult de maag maar u hebt toch voedsel nodig.
Hoelang kunt u zonder?
De regel van 3 zegt dat u 3 weken zonder voedsel kunt. Ja en nee!
Vastberaden mensen kunnen 8-12 weken zonder voedsel. Als ze voldoende water en een sterke wil om te leven hebben.
Maar na 24 uur zonder eten begint het lichaam met het afbreken van opgeslagen vet. U zult zich moe en lusteloos voelen.
Hierna wordt ook spiermassa afgebroken om aan de energie behoefte te kunnen voorzien.
Na een derde week zonder eten zal er zwellingen ontstaan door vloeistof onder de huid,
bloedarmoede, immuniteitsproblemen, diarree en een verminderd vermogen om voedsel te verteren
omdat de productie van maagzuur is verminderd. Hierna word het alleen slechter…
men krijgt hallucinaties, epileptische aanvallen, extreme spierpijn als ook een onregelmatige hartslag en kortademigheid.
Hoelang kunt u zonder?
De regel van 3 zegt dat u 3 weken zonder voedsel kunt. Ja en nee!
Vastberaden mensen kunnen 8-12 weken zonder voedsel. Als ze voldoende water en een sterke wil om te leven hebben.
Maar na 24 uur zonder eten begint het lichaam met het afbreken van opgeslagen vet. U zult zich moe en lusteloos voelen.
Hierna wordt ook spiermassa afgebroken om aan de energie behoefte te kunnen voorzien.
Na een derde week zonder eten zal er zwellingen ontstaan door vloeistof onder de huid,
bloedarmoede, immuniteitsproblemen, diarree en een verminderd vermogen om voedsel te verteren
omdat de productie van maagzuur is verminderd. Hierna word het alleen slechter…
men krijgt hallucinaties, epileptische aanvallen, extreme spierpijn als ook een onregelmatige hartslag en kortademigheid.
Ons lichaam en calorieën:
Calorie is een maat voor de hoeveelheid energie. Na 24 uur gaat deze energie omlaag door het gebrek aan voedsel.
Dus is het belangrijk dat u zoveel mogelijk energie bespaart ( tenzij u de verloren calorieën kunt aanvullen ).
De hoeveelheid energie in eten wordt berekend in kilocalorieën (afkorting kcal). 1 kcal is 1000 calorieën.
U heeft energie nodig voor alles wat uw lichaam doet: van ademhalen tot groeien,
om te kunnen lopen en om alle andere handelingen te doen.
Uw lichaam heeft ook energie nodig om het wonden te genezen.
Te veel energie slaat het lichaam op voor als u eens een keer te weinig binnen krijgt ( onze bushcraft reservelaag ).
Hoeveel verbruiken we nu?
Hier kunnen we een gemakkelijke formule voor gebruiken.
Ons gewicht X onze inspanning.
In rust: ons gewicht X 28
Bij licht werk: ons gewicht X 34
Zwaar werk: ons gewicht X 40
Stel u weegt 80 kilo en doet licht werk. ( 80 X 28= 2240 ). Dit wil zeggen dat u 2240 Calorieën verliest.
Dus loop niet rond als een hyperactieve Bear Grylls op speed rond maar doseer je energie!
Calorie is een maat voor de hoeveelheid energie. Na 24 uur gaat deze energie omlaag door het gebrek aan voedsel.
Dus is het belangrijk dat u zoveel mogelijk energie bespaart ( tenzij u de verloren calorieën kunt aanvullen ).
De hoeveelheid energie in eten wordt berekend in kilocalorieën (afkorting kcal). 1 kcal is 1000 calorieën.
U heeft energie nodig voor alles wat uw lichaam doet: van ademhalen tot groeien,
om te kunnen lopen en om alle andere handelingen te doen.
Uw lichaam heeft ook energie nodig om het wonden te genezen.
Te veel energie slaat het lichaam op voor als u eens een keer te weinig binnen krijgt ( onze bushcraft reservelaag ).
Hoeveel verbruiken we nu?
Hier kunnen we een gemakkelijke formule voor gebruiken.
Ons gewicht X onze inspanning.
In rust: ons gewicht X 28
Bij licht werk: ons gewicht X 34
Zwaar werk: ons gewicht X 40
Stel u weegt 80 kilo en doet licht werk. ( 80 X 28= 2240 ). Dit wil zeggen dat u 2240 Calorieën verliest.
Dus loop niet rond als een hyperactieve Bear Grylls op speed rond maar doseer je energie!
Wat heb je nodig?
Proteine, vetten, koolhydraten, vitaminen en mineralen, vezels.
Dieren en insecten kunnen voor ongeveer 90% van onze noodzakelijke voedingsstoffen voorzien,
Maar u moet ook planten/groenten eten.
Denk na over uw situatie en over u voedsel voorraad. Eet niet alles ineens op!
Kijk of u het kunt bewaren, drogen of roken.
Tijdens langdurige survival moet men voedsel leren conserveren en verwerken: meel, planten drogen, vlees roken,...
Nu waar zit wat?
Eiwitten of proteïnen kunnen vooral gevonden worden in plantaardige en dierlijke voedingswaren.
Belangrijke bronnen van eiwitten zijn: Bonen, Vis, Vlees, Gevogelte, Zuivelproducten, Noten.
Koolhydraten zijn voedingsstoffen die energie leveren aan het lichaam, net als eiwitten en vetten.
Koolhydraten zitten vooral in graanproducten zoals brood, rijst en pasta, maar ook in aardappelen en peulvruchten
Mineralen zijn essentieel voor een goede gezondheid.
Calcium is belangrijk voor botten en het gebit. Calcium zit in melk, melkproducten, kaas, groente, noten en peulvruchten.
IJzer is belangrijk voor de vorming van hemoglobine, een eiwit dat nodig is om zuurstof door het bloed te transporteren.
Ijzer zit alleen in dierlijke producten zoals rund- en lamsvlees en in plantaardige producten zoals groente en volkorenbrood.
Kalium zorgt ervoor dat je bloeddruk op peil blijft. Ook speelt het een rol bij het samentrekken van de spieren.
In aardappelen, groente en fruit en vlees zit veel kalium, maar ook in brood, melk en noten.
Magnesium is belangrijk bij veel processen in het lichaam. Het mineraal speelt een rol bij de botopbouw. de opbouw van
lichaamseiwit, de overdracht van prikkels in spieren en zenuwen en voor de hartspier.
Magnesium zit in brood en graanproducten, groente, melk en melkproducten en vlees.
Natrium zorgt voor de vochtbalans van je lichaam, regelt je bloeddruk en de prikkeloverdracht in spier- en zenuwcellen.
Hierbij spelen ook kalium, magnesium, chloride en fosfaat een belangrijke rol. Natrium is een onderdeel van zout.
Vitamines
Bij een tekort aan vitamine C kunt u scheurbuik krijgen.
Bij een tekort aan vitamine A kunt u te maken krijgen met nachtblindheid.
De mens kan de meeste vitamines niet zelf maken (essentiële vitamines)
en moeten deze worden ingenomen door voedsel, meer bepaald door fruit en groente.
Dieren en insecten kunnen voor ongeveer 90% van onze noodzakelijke voedingsstoffen voorzien,
Maar u moet ook planten/groenten eten.
Denk na over uw situatie en over u voedsel voorraad. Eet niet alles ineens op!
Kijk of u het kunt bewaren, drogen of roken.
Tijdens langdurige survival moet men voedsel leren conserveren en verwerken: meel, planten drogen, vlees roken,...
Nu waar zit wat?
Eiwitten of proteïnen kunnen vooral gevonden worden in plantaardige en dierlijke voedingswaren.
Belangrijke bronnen van eiwitten zijn: Bonen, Vis, Vlees, Gevogelte, Zuivelproducten, Noten.
Koolhydraten zijn voedingsstoffen die energie leveren aan het lichaam, net als eiwitten en vetten.
Koolhydraten zitten vooral in graanproducten zoals brood, rijst en pasta, maar ook in aardappelen en peulvruchten
Mineralen zijn essentieel voor een goede gezondheid.
Calcium is belangrijk voor botten en het gebit. Calcium zit in melk, melkproducten, kaas, groente, noten en peulvruchten.
IJzer is belangrijk voor de vorming van hemoglobine, een eiwit dat nodig is om zuurstof door het bloed te transporteren.
Ijzer zit alleen in dierlijke producten zoals rund- en lamsvlees en in plantaardige producten zoals groente en volkorenbrood.
Kalium zorgt ervoor dat je bloeddruk op peil blijft. Ook speelt het een rol bij het samentrekken van de spieren.
In aardappelen, groente en fruit en vlees zit veel kalium, maar ook in brood, melk en noten.
Magnesium is belangrijk bij veel processen in het lichaam. Het mineraal speelt een rol bij de botopbouw. de opbouw van
lichaamseiwit, de overdracht van prikkels in spieren en zenuwen en voor de hartspier.
Magnesium zit in brood en graanproducten, groente, melk en melkproducten en vlees.
Natrium zorgt voor de vochtbalans van je lichaam, regelt je bloeddruk en de prikkeloverdracht in spier- en zenuwcellen.
Hierbij spelen ook kalium, magnesium, chloride en fosfaat een belangrijke rol. Natrium is een onderdeel van zout.
Vitamines
Bij een tekort aan vitamine C kunt u scheurbuik krijgen.
Bij een tekort aan vitamine A kunt u te maken krijgen met nachtblindheid.
De mens kan de meeste vitamines niet zelf maken (essentiële vitamines)
en moeten deze worden ingenomen door voedsel, meer bepaald door fruit en groente.
U KUNT ALLES 1 KEER ETEN???? Onbekende planten eten kan uw dood worden!
Zorg dat u zeker bent van wat u eet!
Er zijn twee veel voorkomende gif soorten in de plantenwereld:
Blauwzuur: ruikt als bittere amandelen of perziken
Oxaalzuur: herkenbaar aan het scherpe droge, stekende, brandende gevoel als het op de huid of tong komt.
Vermijd alle planten die aan deze beschrijving voldoen.
Planten met blinkende bladeren ( juist of er een laag olie op zit ) niet eten!
Gele en witte bessen ( meestal giftig ) niet eten!
Parasolvormige bloemen, niet eten!
Planten met een zeepsmaak, niet eten!
Rotte planten, niet eten!
Zorg dat u zeker bent van wat u eet!
Er zijn twee veel voorkomende gif soorten in de plantenwereld:
Blauwzuur: ruikt als bittere amandelen of perziken
Oxaalzuur: herkenbaar aan het scherpe droge, stekende, brandende gevoel als het op de huid of tong komt.
Vermijd alle planten die aan deze beschrijving voldoen.
Planten met blinkende bladeren ( juist of er een laag olie op zit ) niet eten!
Gele en witte bessen ( meestal giftig ) niet eten!
Parasolvormige bloemen, niet eten!
Planten met een zeepsmaak, niet eten!
Rotte planten, niet eten!
De universiële eetbaarheidstest!
( deze MOET u doen als u niet 100% zeker bent van de plant die u wilt eten!
En moet u alleen gebruiken in een noodsituatie! )
- Ontleed de onderdelen van de te testen plant. ( bladeren, stelen, wortels, bloem) Test alles 1 voor 1 en alles apart. - Controleer op sterke, zure geuren. ze mag geen melkachtig sap hebben of een stinkende geur, perzik geur, amandel geur
(weggooien).
- Eet gedurende 8 uur voor de test niets (wat waarschijnlijk al gebeurt is, anders gaat u geen onbekende platen eten). - Controleer de plant door het sap in je ellenboog holte te smeren, wacht 5 min. Als er irritatie komt, kunt u de plant al weg gooien.
- Neem een stuk plant en wrijf over je lip, wacht 5 min. Komt er geen brandend, prikkend gevoel?
Dan kunt u verder gaan met de volgende stap.
- Neem een stukje, wrijf ermee over je tong. Wacht 5 min. Komt er geen brandend, prikkend gevoel?
Dan kunt u verder gaan met de volgende stap.
- neem een stuk en leg dit onder uw tong, wacht 5 min. Komt er geen brandend, prikkend gevoel?
Dan kunt u verder gaan met de volgende stap.
- neem een stuk in de mond en kauw, en hou het 5 min in je mond. Niet doorslikken!
- Voel je niets na 5 minuten, slik dan een klein beetje door.
- Wacht nu 4 uur. voel je je ziek, probeer dan over te geven, drink veel water en neem een papje van houtskool ( antigif middeltje ).
- Eet hierna een kwart kopje, en wacht 8 uur.
Na deze test kunt u ervan uitgaan dat de plant eetbaar is.
Nu kunt u ieder te eten deel van de plant zo testen ( voor ieder deel van de plant de test volledig opnieuw doen! ).
Bij maagproblemen kan je het braken opwekken met je vinger of zelfs door een stukje houtskool op te eten.
Houtskool absorbeert het gif.
!!! DE EETBAARHEID TEST IS NIET VAN TOEPASSING BIJ PADDESTOELEN !!! !!! !!! !!!
Over paddenstoelen ben ik heel kort. BLIJF ERAF als u niet zeker bent.
( deze MOET u doen als u niet 100% zeker bent van de plant die u wilt eten!
En moet u alleen gebruiken in een noodsituatie! )
- Ontleed de onderdelen van de te testen plant. ( bladeren, stelen, wortels, bloem) Test alles 1 voor 1 en alles apart. - Controleer op sterke, zure geuren. ze mag geen melkachtig sap hebben of een stinkende geur, perzik geur, amandel geur
(weggooien).
- Eet gedurende 8 uur voor de test niets (wat waarschijnlijk al gebeurt is, anders gaat u geen onbekende platen eten). - Controleer de plant door het sap in je ellenboog holte te smeren, wacht 5 min. Als er irritatie komt, kunt u de plant al weg gooien.
- Neem een stuk plant en wrijf over je lip, wacht 5 min. Komt er geen brandend, prikkend gevoel?
Dan kunt u verder gaan met de volgende stap.
- Neem een stukje, wrijf ermee over je tong. Wacht 5 min. Komt er geen brandend, prikkend gevoel?
Dan kunt u verder gaan met de volgende stap.
- neem een stuk en leg dit onder uw tong, wacht 5 min. Komt er geen brandend, prikkend gevoel?
Dan kunt u verder gaan met de volgende stap.
- neem een stuk in de mond en kauw, en hou het 5 min in je mond. Niet doorslikken!
- Voel je niets na 5 minuten, slik dan een klein beetje door.
- Wacht nu 4 uur. voel je je ziek, probeer dan over te geven, drink veel water en neem een papje van houtskool ( antigif middeltje ).
- Eet hierna een kwart kopje, en wacht 8 uur.
Na deze test kunt u ervan uitgaan dat de plant eetbaar is.
Nu kunt u ieder te eten deel van de plant zo testen ( voor ieder deel van de plant de test volledig opnieuw doen! ).
Bij maagproblemen kan je het braken opwekken met je vinger of zelfs door een stukje houtskool op te eten.
Houtskool absorbeert het gif.
!!! DE EETBAARHEID TEST IS NIET VAN TOEPASSING BIJ PADDESTOELEN !!! !!! !!! !!!
Over paddenstoelen ben ik heel kort. BLIJF ERAF als u niet zeker bent.
Planten zijn niet alleen voeding maar ook kruiden.
Thee:
Kruiden worden opgegoten met warm water de kruiden worden uitgezeefd (of theebuiltje verwijderen ) en opgedronken
Afkooksel of aftreksel:
Hier worden hardere delen van de kruiden gebruikt. Men zet deze op met koud water en laat ze zacht koken gedurende 10 m.
Altijd zeven voor gebruik.
Koud water aftreksel :
Ook hier gebruikt men de harde delen . Men laat deze 6 tot 10 uur trekken in het water. Ook dit zeven.
Het koude water trekt andere stoffen tot zich dan het warme .
Soms doet men dit ook met kruiden omdat sommige kruiden geen warmte mogen krijgen, zij verliezen dan juist hun werking.
Tinctuur:
Dit is een aftreksel van het kruid in alcohol. Dit krijgt men door ze samen in een afgesloten fles te laten staan ( af en toe schudden). Sommige moeten daarbij in de zon staan , andere juist in de schaduw.
Extract:
Dit is ingedikt afstreksel of sap. Het sap word rustig op gewarmd zodat het vocht verdampt
Olie:
Ik heb eerst alle kruiden verzamelt en thuis laten drogen en dan verpulverd in kleine delen.
Ik heb olie opgewarmd tot ongeveer 60 graden celsius. en dit over de kruiden gedaan ( de kruiden moeten ruim onderstaan ).
Dan staat minstens 3 weken op een donkere plek van rond de 20 graden en worden dagelijks even geschud.
Na 3 weken filteren en u heeft een kruiden olie. De meeste mensen raden olijf olie aan.
Maar dit ruikt verschikkelijk.
Beter is een neutrale olie zoals koolzaadolie of amandelolie.
Uitgeperst sap:
Er zijn in de winkel diverse sap centrifuges te koop .
Dit sap in zeer sterk uw mag ook nooit meer dan een thee lepel (voor een halve dag) in nemen.
Plantenbrij:
Hier worden de planten fijn gesneden en met een houten deegrol (op een plank) tot een brij geplet.
Deze brij word op een linnen doek gedaan, die dan op het ziek lichaamsdeel word gelegd.
Daar rond komt dan weer een wollen doek.
Gedroogde kruiden
Als uw een voedsel droger heeft is het drogen van kruiden heel makkelijk van in de oudheid bond men kruiden samen en liet men deze drogen in het huis. U kunt de kruiden in de zomer drogen in de zon.
In de winter kunt uw op de verwarming leggen.
Compres
Dit is een katoenen of linnen lap , die men in een warme kruiden thee dompelt en uitknijpt.
Men leg deze op de zieke of pijnlijke plaats en draait er een wollen lap rond
(deze lap zorgt ervoor dat de katoenen doek warm blijft).
Kruidenbad:
De benodigde kruiden laat men een nacht weken in koud water.
Voor 1 bad heeft men een emmer ( 6 tot 8 Liter ) verse kruiden nodig ( of 200 Gram gedroogde kruiden ).
De volgende dag word het geheel verwarmd en aan het water toegevoegd.
Na 20 minuten weken in het water komt u er uit. U droogt uzelf niet af!!!
U doet een badjas aan en laat het vocht rustig in uw huid trekken.
Zalf maken:
Ik smelt de bijenwas au bain marie. Eenmaal gesmolten gaat er zuivere amandelolie bij
( de was stolt hierdoor terug dus nog even laten verwarmen ). Dan de kruidenolie erbij en het mengsel kan in potten.
Ik heb graag een hardere zalf ( die smelt door de warmte van je lichaam en door de wrijving ) dus heb ik dit gebruikt:
20% bijenwas,
50% amandelolie,
30% kruiden olie.
Kruiden worden opgegoten met warm water de kruiden worden uitgezeefd (of theebuiltje verwijderen ) en opgedronken
Afkooksel of aftreksel:
Hier worden hardere delen van de kruiden gebruikt. Men zet deze op met koud water en laat ze zacht koken gedurende 10 m.
Altijd zeven voor gebruik.
Koud water aftreksel :
Ook hier gebruikt men de harde delen . Men laat deze 6 tot 10 uur trekken in het water. Ook dit zeven.
Het koude water trekt andere stoffen tot zich dan het warme .
Soms doet men dit ook met kruiden omdat sommige kruiden geen warmte mogen krijgen, zij verliezen dan juist hun werking.
Tinctuur:
Dit is een aftreksel van het kruid in alcohol. Dit krijgt men door ze samen in een afgesloten fles te laten staan ( af en toe schudden). Sommige moeten daarbij in de zon staan , andere juist in de schaduw.
Extract:
Dit is ingedikt afstreksel of sap. Het sap word rustig op gewarmd zodat het vocht verdampt
Olie:
Ik heb eerst alle kruiden verzamelt en thuis laten drogen en dan verpulverd in kleine delen.
Ik heb olie opgewarmd tot ongeveer 60 graden celsius. en dit over de kruiden gedaan ( de kruiden moeten ruim onderstaan ).
Dan staat minstens 3 weken op een donkere plek van rond de 20 graden en worden dagelijks even geschud.
Na 3 weken filteren en u heeft een kruiden olie. De meeste mensen raden olijf olie aan.
Maar dit ruikt verschikkelijk.
Beter is een neutrale olie zoals koolzaadolie of amandelolie.
Uitgeperst sap:
Er zijn in de winkel diverse sap centrifuges te koop .
Dit sap in zeer sterk uw mag ook nooit meer dan een thee lepel (voor een halve dag) in nemen.
Plantenbrij:
Hier worden de planten fijn gesneden en met een houten deegrol (op een plank) tot een brij geplet.
Deze brij word op een linnen doek gedaan, die dan op het ziek lichaamsdeel word gelegd.
Daar rond komt dan weer een wollen doek.
Gedroogde kruiden
Als uw een voedsel droger heeft is het drogen van kruiden heel makkelijk van in de oudheid bond men kruiden samen en liet men deze drogen in het huis. U kunt de kruiden in de zomer drogen in de zon.
In de winter kunt uw op de verwarming leggen.
Compres
Dit is een katoenen of linnen lap , die men in een warme kruiden thee dompelt en uitknijpt.
Men leg deze op de zieke of pijnlijke plaats en draait er een wollen lap rond
(deze lap zorgt ervoor dat de katoenen doek warm blijft).
Kruidenbad:
De benodigde kruiden laat men een nacht weken in koud water.
Voor 1 bad heeft men een emmer ( 6 tot 8 Liter ) verse kruiden nodig ( of 200 Gram gedroogde kruiden ).
De volgende dag word het geheel verwarmd en aan het water toegevoegd.
Na 20 minuten weken in het water komt u er uit. U droogt uzelf niet af!!!
U doet een badjas aan en laat het vocht rustig in uw huid trekken.
Zalf maken:
Ik smelt de bijenwas au bain marie. Eenmaal gesmolten gaat er zuivere amandelolie bij
( de was stolt hierdoor terug dus nog even laten verwarmen ). Dan de kruidenolie erbij en het mengsel kan in potten.
Ik heb graag een hardere zalf ( die smelt door de warmte van je lichaam en door de wrijving ) dus heb ik dit gebruikt:
20% bijenwas,
50% amandelolie,
30% kruiden olie.
Wat zijn planten?
Wat wij vandaag de dag planten noemen, dat zijn eigenlijk alleen de landplanten.
Er is nog een andere groep, de groenwieren, die je alleen in het water vindt.
Landplanten hebben een zestal eigenschappen waaraan je kunt zien dat ze planten zijn:
Ze zetten koolstofdioxide en water om in carbohydraat en zuurstof.
Planten hebben een exo-skelet van cellulose
Ze zijn immobiel, ze kunnen niet bewegen en weglopen
Uit ieder deel van de plant kan een nieuwe plant worden verkregen (stekken; bij dieren kan dit niet)
Nog voor wij mensen rond liepen waren er al lang voorheen planten.
Landplanten zijn bekend vanaf het Siluur (440-408 miljoen jaar geleden), maar zijn wellicht al eerder ontstaan in het Ordovicium (505-440 miljoen jaar geleden). In het vroeg-Devoon (408-390 miljoen jaar geleden) ontstonden er veel groepen mos-achtigen en in het Carboon (360-330 miljoen jaar geleden) allerlei vaatplanten. In het Jura (208-145 miljoen jaar geleden) en het Krijt (145-65 miljoen jaar geleden) verschenen tenslotte nog de zaadplanten bestaande uit de gymnospermen, ofwel “naaktzadigen” en de angiospermen, ofwel “bedektzadigen”. Op het schema ziet u een kleine evolutie van de planten:
Wat wij vandaag de dag planten noemen, dat zijn eigenlijk alleen de landplanten.
Er is nog een andere groep, de groenwieren, die je alleen in het water vindt.
Landplanten hebben een zestal eigenschappen waaraan je kunt zien dat ze planten zijn:
Ze zetten koolstofdioxide en water om in carbohydraat en zuurstof.
Planten hebben een exo-skelet van cellulose
Ze zijn immobiel, ze kunnen niet bewegen en weglopen
Uit ieder deel van de plant kan een nieuwe plant worden verkregen (stekken; bij dieren kan dit niet)
Nog voor wij mensen rond liepen waren er al lang voorheen planten.
Landplanten zijn bekend vanaf het Siluur (440-408 miljoen jaar geleden), maar zijn wellicht al eerder ontstaan in het Ordovicium (505-440 miljoen jaar geleden). In het vroeg-Devoon (408-390 miljoen jaar geleden) ontstonden er veel groepen mos-achtigen en in het Carboon (360-330 miljoen jaar geleden) allerlei vaatplanten. In het Jura (208-145 miljoen jaar geleden) en het Krijt (145-65 miljoen jaar geleden) verschenen tenslotte nog de zaadplanten bestaande uit de gymnospermen, ofwel “naaktzadigen” en de angiospermen, ofwel “bedektzadigen”. Op het schema ziet u een kleine evolutie van de planten:
Indeling van het plantenrijk:
Planten zijn in te delen in vijf grote groepen.
Wieren of algen
De eerste groep in het plantenrijk is die van de wieren of algen. Dit zijn de eenvoudigste planten in het plantenrijk.
Wieren of algen komen voor in zeeën, rivieren, meren, sloten en vijvers. Op het land zijn ze bijvoorbeeld te vinden op vochtige boomstammen. Wieren hebben geen echte wortels, stengels of bladeren die veel andere planten wel hebben. wel gebruiken ze zonlicht om in leven te blijven. Wieren hebben geen echte bladeren, maar de planten kunnen zelf het benodigde zonlicht opnemen. Veel wieren zijn zo klein dat ze niet met het blote oog zichtbaar zijn. Dit zijn eencellige wieren. Kleine wieren of algen planten zich vaak voort door zich te splitsen. Grotere wieren maken meestal sporen die door het water of door de lucht worden verspreid om op een andere plek nieuwe wieren te vormen.
Planten zijn in te delen in vijf grote groepen.
Wieren of algen
De eerste groep in het plantenrijk is die van de wieren of algen. Dit zijn de eenvoudigste planten in het plantenrijk.
Wieren of algen komen voor in zeeën, rivieren, meren, sloten en vijvers. Op het land zijn ze bijvoorbeeld te vinden op vochtige boomstammen. Wieren hebben geen echte wortels, stengels of bladeren die veel andere planten wel hebben. wel gebruiken ze zonlicht om in leven te blijven. Wieren hebben geen echte bladeren, maar de planten kunnen zelf het benodigde zonlicht opnemen. Veel wieren zijn zo klein dat ze niet met het blote oog zichtbaar zijn. Dit zijn eencellige wieren. Kleine wieren of algen planten zich vaak voort door zich te splitsen. Grotere wieren maken meestal sporen die door het water of door de lucht worden verspreid om op een andere plek nieuwe wieren te vormen.
Mossen
Mossen zijn ook vrij eenvoudige planten die net als wieren geen echte bladeren en wortels hebben. Ook hebben ze geen stengel met vaatbundels om water door de plant te verspreiden, ze nemen water op met hun op bladeren lijkende structuren. Verder zijn ze voorzien van een soort haartjes waarmee ze in de bodem vastzitten. Ze groeien onder meer op bosgrond, tegen boomstammen, op oevers van beken, rotsen die soms veel minder vochtig zijn. In dat geval kunnen ze een hele tijd uitdrogen. Na een regenbui komen ze dan weer tot leven, waarna ze gewoon verder groeien. Vaak leven mossen met vele planten bij elkaar, waardoor ze beter water vast kunnen houden. Mossen planten zich voort door middel van sporen. Deze worden gemaakt in sporenkapsels of sporendragers.
Mossen zijn ook vrij eenvoudige planten die net als wieren geen echte bladeren en wortels hebben. Ook hebben ze geen stengel met vaatbundels om water door de plant te verspreiden, ze nemen water op met hun op bladeren lijkende structuren. Verder zijn ze voorzien van een soort haartjes waarmee ze in de bodem vastzitten. Ze groeien onder meer op bosgrond, tegen boomstammen, op oevers van beken, rotsen die soms veel minder vochtig zijn. In dat geval kunnen ze een hele tijd uitdrogen. Na een regenbui komen ze dan weer tot leven, waarna ze gewoon verder groeien. Vaak leven mossen met vele planten bij elkaar, waardoor ze beter water vast kunnen houden. Mossen planten zich voort door middel van sporen. Deze worden gemaakt in sporenkapsels of sporendragers.
Paardenstaarten en varens
Paardenstaarten zijn planten die niet zo’n vochtige omgeving nodig hebben als mossen en wieren en ze kunnen dus overal voorkomen. De bladeren en stengels zijn voorzien van een wasachtige laag waardoor de plant niet zo snel uitdroogt. Ook hebben paardenstaarten, in tegenstelling tot mossen, vaatbundels in hun stengels en bladeren waardoor water en voedingsstoffen door de plant verspreid kunnen worden. Verder geven de stengels stevigheid aan de plant, waardoor paardenstaarten beter de hoogte in kunnen groeien. Paardenstaarten planten zich net als mossen voort door middel van sporen.
Varens zijn eveneens landplanten die op vele plekken voorkomen. Ze hebben ook wortels, veernervige bladeren en stengels waardoor water en voedingsstoffen vervoerd kunnen worden. Als varens uit de grond omhoog komen, zijn de bladeren nog opgerold. Wanneer de plant verder groeit, ontvouwen de bladeren zich. Ook varens produceren sporen om zich voort te planten. De sporendragers zijn te vinden aan de onderkant van de bladeren, waar ze beschermd zijn tegen de regen.
Paardenstaarten zijn planten die niet zo’n vochtige omgeving nodig hebben als mossen en wieren en ze kunnen dus overal voorkomen. De bladeren en stengels zijn voorzien van een wasachtige laag waardoor de plant niet zo snel uitdroogt. Ook hebben paardenstaarten, in tegenstelling tot mossen, vaatbundels in hun stengels en bladeren waardoor water en voedingsstoffen door de plant verspreid kunnen worden. Verder geven de stengels stevigheid aan de plant, waardoor paardenstaarten beter de hoogte in kunnen groeien. Paardenstaarten planten zich net als mossen voort door middel van sporen.
Varens zijn eveneens landplanten die op vele plekken voorkomen. Ze hebben ook wortels, veernervige bladeren en stengels waardoor water en voedingsstoffen vervoerd kunnen worden. Als varens uit de grond omhoog komen, zijn de bladeren nog opgerold. Wanneer de plant verder groeit, ontvouwen de bladeren zich. Ook varens produceren sporen om zich voort te planten. De sporendragers zijn te vinden aan de onderkant van de bladeren, waar ze beschermd zijn tegen de regen.
Zaadplanten
Zaadplanten hebben net als paardenstaarten en varens bladeren, stengels met een wasachtige laag en wortels die soms zeer uitgebreid zijn. Deze planten kunnen het best tegen een droog leven op het land. Bomen behoren ook tot de zaadplanten en deze zijn vaak zeer geschikt om de hoogte in te groeien. Bomen hebben een extra stevige ‘stengel’: de boomstam. Zaadplanten planten zich op een andere manier voort dan de andere groepen planten. Ze maken namelijk zaden, die een stuk groter zijn dan sporen. Zaadplanten zijn weer in te delen in twee grote groepen planten, namelijk de coniferen die naaktzadigen zijn en de bloemplanten die bedektzadigen zijn.
Groep 1 Coniferen
Coniferen vormen zaden die zich ontwikkelen op de schubben van kegels. Dit gebeurt nadat de kegels bestoven zijn. Bloemen en vruchten zijn bij deze planten niet te vinden, al lijken de kegels er soms wel op. De zaden liggen onbeschermd op de schubben van de kegels en zitten niet verstopt in een vrucht. Daarom worden coniferen naaktzadigen genoemd. Naaldbomen zoals dennen en lariksen zijn bijvoorbeeld bekende coniferen.
Zaadplanten hebben net als paardenstaarten en varens bladeren, stengels met een wasachtige laag en wortels die soms zeer uitgebreid zijn. Deze planten kunnen het best tegen een droog leven op het land. Bomen behoren ook tot de zaadplanten en deze zijn vaak zeer geschikt om de hoogte in te groeien. Bomen hebben een extra stevige ‘stengel’: de boomstam. Zaadplanten planten zich op een andere manier voort dan de andere groepen planten. Ze maken namelijk zaden, die een stuk groter zijn dan sporen. Zaadplanten zijn weer in te delen in twee grote groepen planten, namelijk de coniferen die naaktzadigen zijn en de bloemplanten die bedektzadigen zijn.
Groep 1 Coniferen
Coniferen vormen zaden die zich ontwikkelen op de schubben van kegels. Dit gebeurt nadat de kegels bestoven zijn. Bloemen en vruchten zijn bij deze planten niet te vinden, al lijken de kegels er soms wel op. De zaden liggen onbeschermd op de schubben van de kegels en zitten niet verstopt in een vrucht. Daarom worden coniferen naaktzadigen genoemd. Naaldbomen zoals dennen en lariksen zijn bijvoorbeeld bekende coniferen.
Groep 2 Bloemplanten
Bloemplanten hebben geen kegels maar vruchten waarin de zaden zitten. Omdat deze ‘verstopt’ zitten worden dit bedektzadigen genoemd. Bij deze planten moeten de bloemen bestoven worden voordat de zaden zich kunnen ontwikkelen en de vrucht kan groeien.
Bloemplanten hebben geen kegels maar vruchten waarin de zaden zitten. Omdat deze ‘verstopt’ zitten worden dit bedektzadigen genoemd. Bij deze planten moeten de bloemen bestoven worden voordat de zaden zich kunnen ontwikkelen en de vrucht kan groeien.
Waarom hebben we ze nodig?
Ze hebben medicinale eigenschappen, zijn eetbaar maar de meest belangrijke eigenschap van planten is fotosynthese.
Fotosynthese is het proces waarmee een plant voedsel en zuurstof maakt.
Een plant is het enige levende organisme dat zelf zijn voedsel kan maken.
Planten staan onderaan de de voedseldriehoek en maken zuurstof en voedsel voor mensen en dieren.
Een plant is eigenlijk een klein, groen fabriekje!
Fotosynthese:
Een plant heeft water (H2O), koolstofdioxide (CO2) en licht nodig. Koolstofdioxide is een gas dat in de lucht zit.
Wij mensen ademen het bijvoorbeeld uit.
Een plant neemt het water op uit de grond via zijn wortels. Het water stroomt vervolgens omhoog naar de bladeren.
Een plant kan net zoals mensen ademen door kleine mondjes aan de onderkant van het blad.
Via deze huidmondjes ademt de plant koolstofdioxide in. De bladeren vangen het zonlicht op.
Het water, zonlicht en koolstofdioxide bevinden zich nu allemaal in de bladeren. In de bladeren ( bladgroenkorrels ) vindt de fotosynthese plaats. Het proces van fotosynthese kan je eigenlijk zien als een kleine groene fabriek.
Het water en koolstofdioxide willen wel iets met elkaar doen, maar daar hebben ze energie voor nodig. Daar gebruiken ze de zon voor. In de fabriek (chloroplasten) wordt er hard gewerkt om het koolstofdioxide en water om te zetten naar zuurstof en glucose.
Glucose is suiker, en dat is voedsel voor de boom en voor ons!
De zuurstof komt via de huidmondjes weer terug in de lucht, zodat wij dit weer in kunnen ademen.
Water + kooldioxide + licht(energie) = glucose + zuurstof
Ze hebben medicinale eigenschappen, zijn eetbaar maar de meest belangrijke eigenschap van planten is fotosynthese.
Fotosynthese is het proces waarmee een plant voedsel en zuurstof maakt.
Een plant is het enige levende organisme dat zelf zijn voedsel kan maken.
Planten staan onderaan de de voedseldriehoek en maken zuurstof en voedsel voor mensen en dieren.
Een plant is eigenlijk een klein, groen fabriekje!
Fotosynthese:
Een plant heeft water (H2O), koolstofdioxide (CO2) en licht nodig. Koolstofdioxide is een gas dat in de lucht zit.
Wij mensen ademen het bijvoorbeeld uit.
Een plant neemt het water op uit de grond via zijn wortels. Het water stroomt vervolgens omhoog naar de bladeren.
Een plant kan net zoals mensen ademen door kleine mondjes aan de onderkant van het blad.
Via deze huidmondjes ademt de plant koolstofdioxide in. De bladeren vangen het zonlicht op.
Het water, zonlicht en koolstofdioxide bevinden zich nu allemaal in de bladeren. In de bladeren ( bladgroenkorrels ) vindt de fotosynthese plaats. Het proces van fotosynthese kan je eigenlijk zien als een kleine groene fabriek.
Het water en koolstofdioxide willen wel iets met elkaar doen, maar daar hebben ze energie voor nodig. Daar gebruiken ze de zon voor. In de fabriek (chloroplasten) wordt er hard gewerkt om het koolstofdioxide en water om te zetten naar zuurstof en glucose.
Glucose is suiker, en dat is voedsel voor de boom en voor ons!
De zuurstof komt via de huidmondjes weer terug in de lucht, zodat wij dit weer in kunnen ademen.
Water + kooldioxide + licht(energie) = glucose + zuurstof
Bomen:
Een boom is meer dan een stuk hout...
Een boom is meer dan een stuk hout...
Het Identificeren Van Planten:
U moet zeker er van zijn dat u de juiste plant hebt! Giftig kan uw dood betekenen!
Leer 1 plant per maand kennen! U leert bijvoorbeeld een brandnetel kennen ( eetbaarheid, medicinale doeleinde, gebruik ervan ).
Als dit helemaal in het kopje zit leert u een tweede plant kennen. Denk eraan dat u iedere plant in 4 seizoenen moet kunnen identificeren. Een goede determinatie gids is aan te raden.
Veel platen hebben medicinale doeleinden... denk hieraan als u planten eet!
U moet zeker er van zijn dat u de juiste plant hebt! Giftig kan uw dood betekenen!
Leer 1 plant per maand kennen! U leert bijvoorbeeld een brandnetel kennen ( eetbaarheid, medicinale doeleinde, gebruik ervan ).
Als dit helemaal in het kopje zit leert u een tweede plant kennen. Denk eraan dat u iedere plant in 4 seizoenen moet kunnen identificeren. Een goede determinatie gids is aan te raden.
Veel platen hebben medicinale doeleinden... denk hieraan als u planten eet!
Waar plukken:
Verzamel planten met respect! Pluk niet alles weg maar laat ook genoeg over voor de dieren!
Bloemen plukt u het best in het begin van de bloeitijd. Bladeren voor en gedurende de bloeitijd.
Wortelen graaft men uit, vroeg in het voorjaar of in de late herfst. Vruchten oogst men als ze rijp zijn.
Ook moet u opletten waar u plukt, plekken waar er grond vervuiling is of op een drukke auto weg zijn geen goed idee. ;)
Ook moet u opletten met een klein ding zoals de vossenlintworm. De vos (Vulpes vulpes) kan verschillende ziektes hebben, juist zoals wij mensen. Maar er is 1 wat gevaarlijk is. Dit is de vossenlintworm (Echinococcus multilocularis).
De vossenlintworm is een kleine lintworm (2-6 mm groot), die voorkomt in de dunne darm van de vos. De vos kan soms drager van deze parasiet zijn, net zoals alle wildlevende knaagdieren (ratten, muizen, ...).
In de uitwerpselen van de vos komen stukjes lintworm met eitjes voor. Ze zijn niet zichtbaar met het blote oog maar blijven plakken waarmee ze in contact komen. Zoals op wilde bosvruchten (bramen, frambozen en bosbessen), zelfgeplukte paddestoelen en valfruit. Niet alleen laag groeiende bosvruchten vormen een mogelijke besmettingsbron. Eitjes die met de vossenontlasting in het milieu worden uitgescheiden kunnen met regen of wind op hoger groeiende bosvruchten terechtkomen. Als u hoger als de knie plukt bent u al redelijk safe! De kans om besmet te worden is klein... Maar er is altijd een kans. Een andere optie is het koken van de planten. Van af 60° graden sterven ze. In Belgie is 2% van de vossen besmet. Dus door uw gezond verstand te gebruiken waar u uw planten pluk komt u al ver.
Verzamel planten met respect! Pluk niet alles weg maar laat ook genoeg over voor de dieren!
Bloemen plukt u het best in het begin van de bloeitijd. Bladeren voor en gedurende de bloeitijd.
Wortelen graaft men uit, vroeg in het voorjaar of in de late herfst. Vruchten oogst men als ze rijp zijn.
Ook moet u opletten waar u plukt, plekken waar er grond vervuiling is of op een drukke auto weg zijn geen goed idee. ;)
Ook moet u opletten met een klein ding zoals de vossenlintworm. De vos (Vulpes vulpes) kan verschillende ziektes hebben, juist zoals wij mensen. Maar er is 1 wat gevaarlijk is. Dit is de vossenlintworm (Echinococcus multilocularis).
De vossenlintworm is een kleine lintworm (2-6 mm groot), die voorkomt in de dunne darm van de vos. De vos kan soms drager van deze parasiet zijn, net zoals alle wildlevende knaagdieren (ratten, muizen, ...).
In de uitwerpselen van de vos komen stukjes lintworm met eitjes voor. Ze zijn niet zichtbaar met het blote oog maar blijven plakken waarmee ze in contact komen. Zoals op wilde bosvruchten (bramen, frambozen en bosbessen), zelfgeplukte paddestoelen en valfruit. Niet alleen laag groeiende bosvruchten vormen een mogelijke besmettingsbron. Eitjes die met de vossenontlasting in het milieu worden uitgescheiden kunnen met regen of wind op hoger groeiende bosvruchten terechtkomen. Als u hoger als de knie plukt bent u al redelijk safe! De kans om besmet te worden is klein... Maar er is altijd een kans. Een andere optie is het koken van de planten. Van af 60° graden sterven ze. In Belgie is 2% van de vossen besmet. Dus door uw gezond verstand te gebruiken waar u uw planten pluk komt u al ver.
Wat is eetbaar en medicinaal bruikbaar?
Aalbes of trosbes (Ribes rubrum):
Dit is een bes, oorspronkelijk uit het westen van Europa. Ze zijn moeilijk in het wild te vinden.
Welke we wel vinden zijn de door de boeren aangeplante versie die verspreid word door vogels ( vooral door: merels, lijsters en spreeuwen ) die de zaden verspreiden via de uitwerpselen.
Het is een bladverliezende struik, normaal 1 tot 1,5 meter hoog, soms 2 m,
met een handlobbig blad met vijf lobben.
De bloemen zijn onopvallend geelgroen. Bloeimaanden: April en mei.
Afmeting: 90-150 cm. De bessen zijn glanzend helderrood, enigszins
doorschijnend, 6- 10 mm groot, niet behaard, eetbaar en zuur.
De bessen (diameter ongeveer 8-12 mm) hangen in trossen met 3 à 10
bessen tegelijk, de lengte van zo'n tros is 4 tot 8 cm.
Gekweekte bessen kunnen ook geelwit zijn. Deze zijn iets minder zuur van smaak.
Hij groeit in Bossen (loofbossen, moerasbossen, beekdal- en
rivierdalbossen), bosranden, struwelen, heggen, houtwallen, in bosjes bij
boerderijen, beschaduwde rotsen, zeeduinen (binnenduinen, duinstruwelen,
duinbossen), waterkanten (langs bosbeken) en in knotwilgen.
Weetjes:
De bessen zijn eind juni rijp, dat is omstreeks de herdenkingsdag van de Heilige Johannes.
In Duitsland worden de bessen daarom Johannisbeere genoemd.
Voeding:
Aalbessen worden vers gegeten of tot sap of jam verwerkt. Meestal word er een hoge dosis suiker bij gedaan
omdat ze zuur van smaak zijn. Ze hebben zelf een laag suikergehalte.
Medicinaal:
De bessen kunnen worden verwerkt tot een frisse thee, die de spijsvertering bevordert.
Thee van de gedroogde bladeren van de rode bessenstruik wordt gezet
om jicht en reumatische aandoeningen zoals artrites en artrose te verlichten
Voor mond- en keelinfecties wordt aangeraden om koude of lauwe thee
deze bladeren te gebruiken om mee te gorgelen. Je kunt een kompres maken
van deze thee om slecht helende wonden mee te behandelen.
Dit is een bes, oorspronkelijk uit het westen van Europa. Ze zijn moeilijk in het wild te vinden.
Welke we wel vinden zijn de door de boeren aangeplante versie die verspreid word door vogels ( vooral door: merels, lijsters en spreeuwen ) die de zaden verspreiden via de uitwerpselen.
Het is een bladverliezende struik, normaal 1 tot 1,5 meter hoog, soms 2 m,
met een handlobbig blad met vijf lobben.
De bloemen zijn onopvallend geelgroen. Bloeimaanden: April en mei.
Afmeting: 90-150 cm. De bessen zijn glanzend helderrood, enigszins
doorschijnend, 6- 10 mm groot, niet behaard, eetbaar en zuur.
De bessen (diameter ongeveer 8-12 mm) hangen in trossen met 3 à 10
bessen tegelijk, de lengte van zo'n tros is 4 tot 8 cm.
Gekweekte bessen kunnen ook geelwit zijn. Deze zijn iets minder zuur van smaak.
Hij groeit in Bossen (loofbossen, moerasbossen, beekdal- en
rivierdalbossen), bosranden, struwelen, heggen, houtwallen, in bosjes bij
boerderijen, beschaduwde rotsen, zeeduinen (binnenduinen, duinstruwelen,
duinbossen), waterkanten (langs bosbeken) en in knotwilgen.
Weetjes:
De bessen zijn eind juni rijp, dat is omstreeks de herdenkingsdag van de Heilige Johannes.
In Duitsland worden de bessen daarom Johannisbeere genoemd.
Voeding:
Aalbessen worden vers gegeten of tot sap of jam verwerkt. Meestal word er een hoge dosis suiker bij gedaan
omdat ze zuur van smaak zijn. Ze hebben zelf een laag suikergehalte.
Medicinaal:
De bessen kunnen worden verwerkt tot een frisse thee, die de spijsvertering bevordert.
Thee van de gedroogde bladeren van de rode bessenstruik wordt gezet
om jicht en reumatische aandoeningen zoals artrites en artrose te verlichten
Voor mond- en keelinfecties wordt aangeraden om koude of lauwe thee
deze bladeren te gebruiken om mee te gorgelen. Je kunt een kompres maken
van deze thee om slecht helende wonden mee te behandelen.
Aardpeer ( Helianthus tuberosus ):
De aardpeer bloeit van juli - augustus en kan geoost worden in november - december.
En is net zoals de aardappel een eetbaar knolgewas.
Het is een zeer sterke en robuuste meerjarige plant.
De aardpeer is verwant aan de zonnebloem en kan in een goede zomer prachtig bloeien.
Oogsten van de knollen kan gebeuren na de eerste nachtvorst en kan vervolgens gedurende de gehele winter.
De aardpeer is een sterk groeiende plant en groeit zowel redelijk hoog als erg dicht.
Weetje:
In het begin van de 16e eeuw was er onder Franse kolonialisten in Canada een hongersnood.
De overlevende hadden hun leven te danken aan het eten van aardpeer.
Ze stuurden de wortels terug naar Europa alwaar de aardpeer vanaf dat moment veel gekweekt wordt in moestuinen.
Om deze reden werd de aardpeer lange tijd Canadese aardappel genoemd.
Tijdens de Hongerwinter in de Tweede Wereldoorlog is aardpeer in Europa gegeten als noodgewas; er was weinig ander voedsel.
De Indianen van Noord en Midden Amerika hadden de aardpeer standaard op het menu staan.
Voeding:
De knol heeft geen schil en kan rauw, bijvoorbeeld als salade, gegeten worden. De smaak van de knol is lichtelijk zoet, notig .
De witte of roze knollen verkleuren aan de lucht snel naar bruin. Gekookt lijkt hij op melig kokende aardappels, maar smaakt minder intensief.
Het hoge gehalte aan suikers die de menselijke darm niet kunnen opnemen
stimuleren de afbraak door bacteriën. Het eten van aardpeer kan daarom leiden tot winderigheid.
Medicinaal:
De aardpeer kan baat hebben voor mensen met suikerziekte. Hiervoor moet je de aardpeer rauw opeten.
Je kunt het raspen of in dunne plakjes snijden en door salades heen doen.
Gekookte aardperen smaken erg zoet doordat de inuline wordt omgezet in fructose.
Doordat aardpeer vochtafdrijvend werkt, het een voedingsmiddel is met een laag caloriegehalte en kan de aardpeer helpen bij
obesitas. Sommige vormen van obesitas worden mede veroorzaakt doordat iemand teveel vocht vast houdt en
de aardpeer kan helpen het overtollige vocht te verliezen.
Inuline geeft sneller een vol gevoel zodat je minder grote porties nodig hebt om vol te zitten.
Aardpeer is goed voor de bloedsuikerspiegel.
De aardpeer bloeit van juli - augustus en kan geoost worden in november - december.
En is net zoals de aardappel een eetbaar knolgewas.
Het is een zeer sterke en robuuste meerjarige plant.
De aardpeer is verwant aan de zonnebloem en kan in een goede zomer prachtig bloeien.
Oogsten van de knollen kan gebeuren na de eerste nachtvorst en kan vervolgens gedurende de gehele winter.
De aardpeer is een sterk groeiende plant en groeit zowel redelijk hoog als erg dicht.
Weetje:
In het begin van de 16e eeuw was er onder Franse kolonialisten in Canada een hongersnood.
De overlevende hadden hun leven te danken aan het eten van aardpeer.
Ze stuurden de wortels terug naar Europa alwaar de aardpeer vanaf dat moment veel gekweekt wordt in moestuinen.
Om deze reden werd de aardpeer lange tijd Canadese aardappel genoemd.
Tijdens de Hongerwinter in de Tweede Wereldoorlog is aardpeer in Europa gegeten als noodgewas; er was weinig ander voedsel.
De Indianen van Noord en Midden Amerika hadden de aardpeer standaard op het menu staan.
Voeding:
De knol heeft geen schil en kan rauw, bijvoorbeeld als salade, gegeten worden. De smaak van de knol is lichtelijk zoet, notig .
De witte of roze knollen verkleuren aan de lucht snel naar bruin. Gekookt lijkt hij op melig kokende aardappels, maar smaakt minder intensief.
Het hoge gehalte aan suikers die de menselijke darm niet kunnen opnemen
stimuleren de afbraak door bacteriën. Het eten van aardpeer kan daarom leiden tot winderigheid.
Medicinaal:
De aardpeer kan baat hebben voor mensen met suikerziekte. Hiervoor moet je de aardpeer rauw opeten.
Je kunt het raspen of in dunne plakjes snijden en door salades heen doen.
Gekookte aardperen smaken erg zoet doordat de inuline wordt omgezet in fructose.
Doordat aardpeer vochtafdrijvend werkt, het een voedingsmiddel is met een laag caloriegehalte en kan de aardpeer helpen bij
obesitas. Sommige vormen van obesitas worden mede veroorzaakt doordat iemand teveel vocht vast houdt en
de aardpeer kan helpen het overtollige vocht te verliezen.
Inuline geeft sneller een vol gevoel zodat je minder grote porties nodig hebt om vol te zitten.
Aardpeer is goed voor de bloedsuikerspiegel.
Akkerdistel (Cirsium arvense):
Akkerdistel houdt van voedselrijke bodem, maar doet het eigenlijk ook even goed op droge of vochtige bodems.
Het is 1 van de weinige soorten waar er een verdelgingsplicht voor is.
Deze is nauwelijks vertakt en de stengel kan een hoogte bereiken van 60 tot 150 cm.
De stengel groeit vanuit een wortelstok. De bladeren zijn aan de bovenkant donkergroen en aan de onderkant zilverig wit.
Aan de boven-zijde zijn ze kaal en glanzend. De stekelige, lancetvormige bladeren zijn vaak plat en ongelijk verdeeld.
De plant heeft meestal meer dan 4 bloemhoofdjes. De bloemhoofdjes zijn langgesteeld in schermvormige pluimen.
De bloemhoofdjes bloeien in een lichtpaarse, soms bijna witte kleur van juni tot en met september.
De bloemen zijn alleenstaand of vormen pluimen met een scherm van 2 tot 5 bloemen.
De Akkerdistel heeft ver kruipend, sterk vertakte wortels, welke soms tot 2 meter diep zitten.
Uit ondergrondse stengels kunnen weer een plant worden gevormd.
Weetje:
De orde van de Akkerdistel ( een ridderorde opgericht door Koning James de 7de ) had een beroemd moto:
Nemo me impune lacessit ( wat betekende: Niemand doet mij pijn zonder gestraft te worden ).
Dit was een verwijzing naar de stekelige agressiviteit van de distel.
Voeding:
De stengels bevatten veel vocht en door te kauwen komt dit vocht vrij.
Nadat de stekels zijn verwijderd kunnen de jonge bladeren en stengels rauw of gekookt worden gegeten.
Schil wortels die in het eerste jaar worden gevormd waarna ze worden gekookt of gebakken.
Na het koken kunnen de wortels ook tot meel worden gemalen. De vezels van de plant kunnen tot touw worden gemaakt.
Medicinaal:
Deze distel is nauw verwant aan de Mariadistel. Beide distelsoorten zijn goed voor de lever maar Mariadistel overstijgt Deze distel behoort tot de meest beschreven kruiden in oude kruidenboeken.
Het stimuleert de speekselproductie, werkt versterkend voor de maag en is goed voor de gal. Het bevordert de spijsvertering en verdrijft winderigheid.
Bij reumatische aandoeningen
verschillende stoffen in de distel hebben een ontstekingswerende werking.
Daar komt bij dat de distel een urinedrijvende en bloedzuiverende werking heeft.
Soms zijn er kleine verschillen tussen de soorten distels. Voor een juiste identificatie kunt u onderstaand site gebruiken:
Akkerdistel houdt van voedselrijke bodem, maar doet het eigenlijk ook even goed op droge of vochtige bodems.
Het is 1 van de weinige soorten waar er een verdelgingsplicht voor is.
Deze is nauwelijks vertakt en de stengel kan een hoogte bereiken van 60 tot 150 cm.
De stengel groeit vanuit een wortelstok. De bladeren zijn aan de bovenkant donkergroen en aan de onderkant zilverig wit.
Aan de boven-zijde zijn ze kaal en glanzend. De stekelige, lancetvormige bladeren zijn vaak plat en ongelijk verdeeld.
De plant heeft meestal meer dan 4 bloemhoofdjes. De bloemhoofdjes zijn langgesteeld in schermvormige pluimen.
De bloemhoofdjes bloeien in een lichtpaarse, soms bijna witte kleur van juni tot en met september.
De bloemen zijn alleenstaand of vormen pluimen met een scherm van 2 tot 5 bloemen.
De Akkerdistel heeft ver kruipend, sterk vertakte wortels, welke soms tot 2 meter diep zitten.
Uit ondergrondse stengels kunnen weer een plant worden gevormd.
Weetje:
De orde van de Akkerdistel ( een ridderorde opgericht door Koning James de 7de ) had een beroemd moto:
Nemo me impune lacessit ( wat betekende: Niemand doet mij pijn zonder gestraft te worden ).
Dit was een verwijzing naar de stekelige agressiviteit van de distel.
Voeding:
De stengels bevatten veel vocht en door te kauwen komt dit vocht vrij.
Nadat de stekels zijn verwijderd kunnen de jonge bladeren en stengels rauw of gekookt worden gegeten.
Schil wortels die in het eerste jaar worden gevormd waarna ze worden gekookt of gebakken.
Na het koken kunnen de wortels ook tot meel worden gemalen. De vezels van de plant kunnen tot touw worden gemaakt.
Medicinaal:
Deze distel is nauw verwant aan de Mariadistel. Beide distelsoorten zijn goed voor de lever maar Mariadistel overstijgt Deze distel behoort tot de meest beschreven kruiden in oude kruidenboeken.
Het stimuleert de speekselproductie, werkt versterkend voor de maag en is goed voor de gal. Het bevordert de spijsvertering en verdrijft winderigheid.
Bij reumatische aandoeningen
verschillende stoffen in de distel hebben een ontstekingswerende werking.
Daar komt bij dat de distel een urinedrijvende en bloedzuiverende werking heeft.
Soms zijn er kleine verschillen tussen de soorten distels. Voor een juiste identificatie kunt u onderstaand site gebruiken:
Bremzuring:
Bermzuring (Rumex x pratensis) is een vaste plant die behoort tot de duizendknoop familie (Polygonaceae).
De plant is de kruising van de krul en ridder zuring.
De plant wordt 80-150 cm hoog en bloeit van juni tot oktober.
Als kruisings plant levert de bermzuring weinig goede vruchtbare vruchten.
Bermzuring komt voor in bermen met vochtige en voedselrijke grond.
Als uiterlijke kenmerken heeft de plant de hartvormig bladvoet van de ridder zuring en gekroesde bladrand van de krul zuring.
De grondbladen zijn nodig om te zien of je met een echte Ridderzuring te doen hebt.
Ridderzuring: Wortel- en onderste stengelbladen groot en breed, eirond met diep hartvormige voet.
Krulzuring: bladen lancetvormig zelden breder niet of zwak hartvormig tenminste de wortelstandige aan de rand gekroesd
R. x pratensis: Onderste bladen meestal langwerpig de hogere geleidelijk smaller meestal alle gekroesd.
Bermzuring (Rumex x pratensis) is een vaste plant die behoort tot de duizendknoop familie (Polygonaceae).
De plant is de kruising van de krul en ridder zuring.
De plant wordt 80-150 cm hoog en bloeit van juni tot oktober.
Als kruisings plant levert de bermzuring weinig goede vruchtbare vruchten.
Bermzuring komt voor in bermen met vochtige en voedselrijke grond.
Als uiterlijke kenmerken heeft de plant de hartvormig bladvoet van de ridder zuring en gekroesde bladrand van de krul zuring.
De grondbladen zijn nodig om te zien of je met een echte Ridderzuring te doen hebt.
Ridderzuring: Wortel- en onderste stengelbladen groot en breed, eirond met diep hartvormige voet.
Krulzuring: bladen lancetvormig zelden breder niet of zwak hartvormig tenminste de wortelstandige aan de rand gekroesd
R. x pratensis: Onderste bladen meestal langwerpig de hogere geleidelijk smaller meestal alle gekroesd.
Berk Betulaceae:
De Berk komt over het gehele noordelijk halfrond voor en zijn uiterst winterhard.
De Berk stelt weinig eisen aan zijn omgeving en groeit op alle grondsoorten.
In het hoge noorden of tegen de boomgrens kan de Berk zich niet meer overeind houden en kruipt als een struik over de grond.
Kenmerkend voor berken is het in horizontale banden afbladderen van de bast op de stam.
De nieuwe bast is soms wit, maar kan afhankelijk van de soort ook rood of zoals bij de meeste soorten bruin zijn.
De mannelijke bloeiwijze van berken heeft gele, hangende rupsvorimge katjes, die reeds voor de winter aanwezig zijn.
De staande vrouwelijke bloeiwijzen onder aan de mannelijke bloeiwijzen zijn met knopschubben omgeven.
Verspreiding van het stuifmeel vindt plaats door de wind. De vrucht is een klein nootje.
Berken hebben voor en bij het uitkomen van het blad een zeer sterke sapstroming en kunnen daarom alleen in de herfst en winter gesnoeid worden.
Weetje:
Zij wordt ook wel 'de Vrouwe van het woud' genoemd of 'de witte Vrouwe met de groene sluier'.
In de Scandinavische landen vereert men de berk als de boom van het licht, de nieuwe lente.
De legende van de Abakan-Tartaren
De Siberische volkeren geloven aan het bestaan van een heilige boom die omhoog stijgt vanuit het centrum van de aarde.
Volgens de legende van de Abakan-Tartaren groeit op de top van de ijzerberg een Witte Berk waarvan zeven takken het symbool zijn van de zeven etages van de hemel. Uit de kroon van de boom stroomt een goddelijke, geel schuimende drank.
Voor wie ervan drinkt, verdwijnen moeheid en honger.
Voeding
Van maart tot juni is het blad van de ruwe berk goed eetbaar. Het is te gebruiken in een frisse salade als vervanger voor de sla.
Ook kunt u ( net zoals bij de den ) de binnenbast eten.
Medicinaal
De geneeskrachtige eigenschappen van de Berk zijn: Bloedzuiverend, antiseptisch (bederfwerend), bevordert de galtoevoer,
opwekkend, urinedrijvend, wondhelend en zweetdrijvend.
Te gebruiken bij: haarproblemen, reuma, waterzucht, blaas- of galstenen, huidproblemen.
Verder werd en wordt de Berk gebruikt voor allerlei andere doeleinden. Aanvankelijk als leverancier van plantaardig voedsel,
later gebruikt voor technische doeleinden door klompenmakers, wagenmakers, dakdekkers,
timmerlieden, looiers, reukwerk- en papierfabrikanten.
De buitenste laag van de schors heeft een groot weerstandsvermogen tegen bederf, omdat de schors betuline bevat.
Daarom maakt men van de schors kano’s, schoenen en dakpannen.
De Berk komt over het gehele noordelijk halfrond voor en zijn uiterst winterhard.
De Berk stelt weinig eisen aan zijn omgeving en groeit op alle grondsoorten.
In het hoge noorden of tegen de boomgrens kan de Berk zich niet meer overeind houden en kruipt als een struik over de grond.
Kenmerkend voor berken is het in horizontale banden afbladderen van de bast op de stam.
De nieuwe bast is soms wit, maar kan afhankelijk van de soort ook rood of zoals bij de meeste soorten bruin zijn.
De mannelijke bloeiwijze van berken heeft gele, hangende rupsvorimge katjes, die reeds voor de winter aanwezig zijn.
De staande vrouwelijke bloeiwijzen onder aan de mannelijke bloeiwijzen zijn met knopschubben omgeven.
Verspreiding van het stuifmeel vindt plaats door de wind. De vrucht is een klein nootje.
Berken hebben voor en bij het uitkomen van het blad een zeer sterke sapstroming en kunnen daarom alleen in de herfst en winter gesnoeid worden.
Weetje:
Zij wordt ook wel 'de Vrouwe van het woud' genoemd of 'de witte Vrouwe met de groene sluier'.
In de Scandinavische landen vereert men de berk als de boom van het licht, de nieuwe lente.
De legende van de Abakan-Tartaren
De Siberische volkeren geloven aan het bestaan van een heilige boom die omhoog stijgt vanuit het centrum van de aarde.
Volgens de legende van de Abakan-Tartaren groeit op de top van de ijzerberg een Witte Berk waarvan zeven takken het symbool zijn van de zeven etages van de hemel. Uit de kroon van de boom stroomt een goddelijke, geel schuimende drank.
Voor wie ervan drinkt, verdwijnen moeheid en honger.
Voeding
Van maart tot juni is het blad van de ruwe berk goed eetbaar. Het is te gebruiken in een frisse salade als vervanger voor de sla.
Ook kunt u ( net zoals bij de den ) de binnenbast eten.
Medicinaal
De geneeskrachtige eigenschappen van de Berk zijn: Bloedzuiverend, antiseptisch (bederfwerend), bevordert de galtoevoer,
opwekkend, urinedrijvend, wondhelend en zweetdrijvend.
Te gebruiken bij: haarproblemen, reuma, waterzucht, blaas- of galstenen, huidproblemen.
Verder werd en wordt de Berk gebruikt voor allerlei andere doeleinden. Aanvankelijk als leverancier van plantaardig voedsel,
later gebruikt voor technische doeleinden door klompenmakers, wagenmakers, dakdekkers,
timmerlieden, looiers, reukwerk- en papierfabrikanten.
De buitenste laag van de schors heeft een groot weerstandsvermogen tegen bederf, omdat de schors betuline bevat.
Daarom maakt men van de schors kano’s, schoenen en dakpannen.
Berkensap:
Berkensap kan ook gewoon puur gedronken worden en is dan een gezonde en een grote energiebron voor het menselijk lichaam.
Berkensap is een klare, zoete, licht kleverige en energierijke vloeistof. Het bevat aminozuren, veel kalium en andere mineralen
alsmede acht verschillende suikersoorten (bv. fruit en druivensuikers).
Het heeft ook hoog gehalte aan anti-oxidanten die goed zijn voor hart en bloedvaten.
Het aftappen van berkensap wordt in landen als Rusland, Canada, Finland, Zweden en zelfs China al heel lang gedaan.
Aftappen van berkensap kan enkel rond de maand maart.
Men heeft dan spijtig genoeg slechts enkele weken de tijd om dit natuurmiddel te verzamelen.
De beste tijd is, wanneer de temperatuur in de vroege voor-lente boven de acht graden komt.
Men kan dan aftappen tot de eerste groene botten zich ontwikkelen.
Aangezien rond deze tijd van het jaar het gevaar voor nachtvorst nog zeer reëel is,
is het raadzaam geen glazen maar pastieke flessen of andere recipiënten te gebruiken.
Van een grote en wijdvertakte berkenboom kan men per dag gemakkelijk 10 tot 15 liter sap onttrekken.
Men kan aftappen tot het sap wit begint te verkleuren. Sommige bomen zijn door rot-ziekte aangetast. Het sap hiervan is onzuiver, troebel verkleurd en onsmakelijk.
Tap dus alleen sap van gezonde berkenbomen.
Er zijn verschillende methodes voor het aftappen van berkensap.
De bekendste methode is die waar u een gat boort in de stam van de berkenboom met de auger en zo het sap opvangt.
Bij een relatief grote boom boord men gemiddeld 5 tot 10 cm diep in de stam. Het sap komt dus rechtstreeks uit de stam.
Dit heeft voornamelijk als nadeel dat u kans maakt de boom te doden door te veel sap af te tappen.
10 tot 15 liter kan een serieuze berkenboom normaal wel missen.
Eenmaal u zo'n hoeveelheid hebt getapt moet je nadien wel het gat goed afsluiten met een kurk of goed passende houten tap.
Indien men de boom later nog wil gebruiken voor het hout, boord men het gat best zo laag mogelijk in de stam.
Berkensap kan ook gewoon puur gedronken worden en is dan een gezonde en een grote energiebron voor het menselijk lichaam.
Berkensap is een klare, zoete, licht kleverige en energierijke vloeistof. Het bevat aminozuren, veel kalium en andere mineralen
alsmede acht verschillende suikersoorten (bv. fruit en druivensuikers).
Het heeft ook hoog gehalte aan anti-oxidanten die goed zijn voor hart en bloedvaten.
Het aftappen van berkensap wordt in landen als Rusland, Canada, Finland, Zweden en zelfs China al heel lang gedaan.
Aftappen van berkensap kan enkel rond de maand maart.
Men heeft dan spijtig genoeg slechts enkele weken de tijd om dit natuurmiddel te verzamelen.
De beste tijd is, wanneer de temperatuur in de vroege voor-lente boven de acht graden komt.
Men kan dan aftappen tot de eerste groene botten zich ontwikkelen.
Aangezien rond deze tijd van het jaar het gevaar voor nachtvorst nog zeer reëel is,
is het raadzaam geen glazen maar pastieke flessen of andere recipiënten te gebruiken.
Van een grote en wijdvertakte berkenboom kan men per dag gemakkelijk 10 tot 15 liter sap onttrekken.
Men kan aftappen tot het sap wit begint te verkleuren. Sommige bomen zijn door rot-ziekte aangetast. Het sap hiervan is onzuiver, troebel verkleurd en onsmakelijk.
Tap dus alleen sap van gezonde berkenbomen.
Er zijn verschillende methodes voor het aftappen van berkensap.
De bekendste methode is die waar u een gat boort in de stam van de berkenboom met de auger en zo het sap opvangt.
Bij een relatief grote boom boord men gemiddeld 5 tot 10 cm diep in de stam. Het sap komt dus rechtstreeks uit de stam.
Dit heeft voornamelijk als nadeel dat u kans maakt de boom te doden door te veel sap af te tappen.
10 tot 15 liter kan een serieuze berkenboom normaal wel missen.
Eenmaal u zo'n hoeveelheid hebt getapt moet je nadien wel het gat goed afsluiten met een kurk of goed passende houten tap.
Indien men de boom later nog wil gebruiken voor het hout, boord men het gat best zo laag mogelijk in de stam.
De andere methode is eigenlijk ook een stuk eenvoudiger.
Het enige wat u moet doen is bij elke boom één tak schuin afsnijden met je mes/zaag.
Dit hoeft geen dikke tak te zijn ( Niet dikker dan de flesopening maar ook niet veel kleiner. Aangeraden is iets meer dan duimdikte ),
maar het mag natuurlijk ook geen dood hout zijn.
Schuif een fles over de tak en maak een touw vast rond de hals van de fles.
Trek het touw zodanig strak naar beneden tot het sap in de fles stroomt.
Eenmaal de fles gevuld raakt zal dit natuurlijk vanzelf ook wel gebeuren.
Met een beetje geluk kunt u zo elke dag of om de twee dagen een volle fles berkensap oogsten.
U kunt een hele tijd blijven tappen, tot het sap wit van kleur wordt.
Omdat men maar één, vrij kleine, wonde maakt in één tak van de boom, zal de boom het overleven.
Deze werkwijze is wel langzaam maar wel heel veilig voor de boom en dus zeker aan te raden.
De manier van een V vorm in de bast te snijden werkt ook in een survival situatie.
Maar dan kan de boom sterven door diverse infectie’s.
Tap alleen zoveel als u kunt verwerken. Sap van bomen bederft erg snel.
Het enige wat u moet doen is bij elke boom één tak schuin afsnijden met je mes/zaag.
Dit hoeft geen dikke tak te zijn ( Niet dikker dan de flesopening maar ook niet veel kleiner. Aangeraden is iets meer dan duimdikte ),
maar het mag natuurlijk ook geen dood hout zijn.
Schuif een fles over de tak en maak een touw vast rond de hals van de fles.
Trek het touw zodanig strak naar beneden tot het sap in de fles stroomt.
Eenmaal de fles gevuld raakt zal dit natuurlijk vanzelf ook wel gebeuren.
Met een beetje geluk kunt u zo elke dag of om de twee dagen een volle fles berkensap oogsten.
U kunt een hele tijd blijven tappen, tot het sap wit van kleur wordt.
Omdat men maar één, vrij kleine, wonde maakt in één tak van de boom, zal de boom het overleven.
Deze werkwijze is wel langzaam maar wel heel veilig voor de boom en dus zeker aan te raden.
De manier van een V vorm in de bast te snijden werkt ook in een survival situatie.
Maar dan kan de boom sterven door diverse infectie’s.
Tap alleen zoveel als u kunt verwerken. Sap van bomen bederft erg snel.
Beuk (Fagus sylvaticaL.)
De beuk kan tot 46 meter hoog worden. De stam is glad en grijs en de bast is dun,
waardoor de boom bij plotse blootstelling aan zonlicht gevoelig is voor schorsbrand.
Het blad is veernervig, licht gegolfd en licht glanzend.
De plant is eenhuizig ( er zijn dus mannelijke en vrouwelijke bloemen aan dezelfde boom ).
De knoppen zijn langwerpig en geschubd. De bestuiving vindt plaats door de wind.
De nootjes worden omsloten door een napje dat gevormd wordt uit de vrucht en schut bladeren. In elk napje zitten twee nootjes. Als de nootjes rijp zijn opent het napje in vier delen en vallen de beukennootjes
op de grond. De beukennootjes worden onder andere verspreid door eekhoorns die ze als wintervoorraad gebruiken.
De beuk gedijt goed op vochthoudende, goed doorlatende, kalkrijke, leemhoudende bodem.
Hij verdraagt hoge waterstanden of droge zandgronden niet.
Weetje:
De Beuk is de koningin van het bos; een vrouwelijke verschijning, fijn en gracieus.
Ze symboliseert vrouwelijke wijsheid en aandacht, warmte en troost. Ze staat ook voor; duurzaamheid, energie, betrouwbaarheid, vruchtbaarheid en geborgenheid. De eerste boeken waren gemaakt van Beukenhout. Dit waren heilige boeken.
Ook de Romeinen vereerden de Beuk als brenger van geluk.
Het afvalhout is uitstekend brandhout en wordt o.a. gebruikt voor het stoken van ovens en het roken van vis.
Medicinaal:
Hij is antiseptisch, wekt de eetlust op, weert de koorts en is samentrekkend.
Hij activeert de nieren. Verhoogt de urineproductie. Goed bij nierstenen, jicht, waterzucht, bij gevolgen van een shock.
Het blad is te gebruiken bij koorts, longaandoeningen, goed voor de ademhaling, mondproblemen, gesprongen lippen, blaren
en ontstoken tandvlees. Beukenhout is zeer buigzaam, vrij hard en bewerkbaar, maar niet erg duurzaam.
Voeding:
Verse beukenbladeren zijn heerlijk in salades.
Beukennootjes zijn lekkere nootjes, zowel rauw als geroosterd of te verwerken tot beukennotenolie.
Let er wel op dat je er niet te veel (rauw) van eet, want de aanwezige cyanide krijg je dan zeker maagklachten.
Roosteren helpt dit probleem te voorkomen.
De beuk kan tot 46 meter hoog worden. De stam is glad en grijs en de bast is dun,
waardoor de boom bij plotse blootstelling aan zonlicht gevoelig is voor schorsbrand.
Het blad is veernervig, licht gegolfd en licht glanzend.
De plant is eenhuizig ( er zijn dus mannelijke en vrouwelijke bloemen aan dezelfde boom ).
De knoppen zijn langwerpig en geschubd. De bestuiving vindt plaats door de wind.
De nootjes worden omsloten door een napje dat gevormd wordt uit de vrucht en schut bladeren. In elk napje zitten twee nootjes. Als de nootjes rijp zijn opent het napje in vier delen en vallen de beukennootjes
op de grond. De beukennootjes worden onder andere verspreid door eekhoorns die ze als wintervoorraad gebruiken.
De beuk gedijt goed op vochthoudende, goed doorlatende, kalkrijke, leemhoudende bodem.
Hij verdraagt hoge waterstanden of droge zandgronden niet.
Weetje:
De Beuk is de koningin van het bos; een vrouwelijke verschijning, fijn en gracieus.
Ze symboliseert vrouwelijke wijsheid en aandacht, warmte en troost. Ze staat ook voor; duurzaamheid, energie, betrouwbaarheid, vruchtbaarheid en geborgenheid. De eerste boeken waren gemaakt van Beukenhout. Dit waren heilige boeken.
Ook de Romeinen vereerden de Beuk als brenger van geluk.
Het afvalhout is uitstekend brandhout en wordt o.a. gebruikt voor het stoken van ovens en het roken van vis.
Medicinaal:
Hij is antiseptisch, wekt de eetlust op, weert de koorts en is samentrekkend.
Hij activeert de nieren. Verhoogt de urineproductie. Goed bij nierstenen, jicht, waterzucht, bij gevolgen van een shock.
Het blad is te gebruiken bij koorts, longaandoeningen, goed voor de ademhaling, mondproblemen, gesprongen lippen, blaren
en ontstoken tandvlees. Beukenhout is zeer buigzaam, vrij hard en bewerkbaar, maar niet erg duurzaam.
Voeding:
Verse beukenbladeren zijn heerlijk in salades.
Beukennootjes zijn lekkere nootjes, zowel rauw als geroosterd of te verwerken tot beukennotenolie.
Let er wel op dat je er niet te veel (rauw) van eet, want de aanwezige cyanide krijg je dan zeker maagklachten.
Roosteren helpt dit probleem te voorkomen.
Blaaswier
Blaaswier, één van de meest voorkomende bruine zeewieren, is de gewone naam voor deze Fucus (Grieks voor ‘zeewier’) soort,
omdat de luchtblazen van het blaaswier helpen het te laten drijven in het water.
Blaaswier is olijf- tot geelgroen van kleur, met een sterke, leerachtige structuur en heeft platte, Y-vormige, boomtakachtige bladeren van circa 60 centimeter tot 1 meter lang die met veelvuldige trossen naar beneden
hangen vanaf een zeer klein, schijfvormig ‘houvast’.
Groeit in de west en noordoost kust van de Verenigde Staten, Japan en Europa. In de zone van gemiddeld tot hoog water.
Deze meerjarige plant wordt op het strand gevonden als het is aangespoeld na een storm.
Het hele jaar door te oogsten.
Verzamel de toppen boven het ‘houvast’ en laat de harde, houtachtige stengel achter om nieuwe takken te laten groeien.
Moeilijk wier om te oogsten, omdat het op gladde, rotsige plaatsen groeit.
Droog het in de zon aan lijnen of op matten tot het diepgroen van kleur is en de plant een ruwe, hobbelige oppervlakte heeft.
Vers, gedroogd en als vlokken of poeder verkrijgbaar. Ook in capsules, en in oliën of als zeewierextract.
Kan in kleine hoeveelheden worden gegeten en als thee worden bereid. Gebruik het om soepen en stoofpotten te verdikken.
Het smaakt mild en naar zoutzoet.
Blaaswier, één van de meest voorkomende bruine zeewieren, is de gewone naam voor deze Fucus (Grieks voor ‘zeewier’) soort,
omdat de luchtblazen van het blaaswier helpen het te laten drijven in het water.
Blaaswier is olijf- tot geelgroen van kleur, met een sterke, leerachtige structuur en heeft platte, Y-vormige, boomtakachtige bladeren van circa 60 centimeter tot 1 meter lang die met veelvuldige trossen naar beneden
hangen vanaf een zeer klein, schijfvormig ‘houvast’.
Groeit in de west en noordoost kust van de Verenigde Staten, Japan en Europa. In de zone van gemiddeld tot hoog water.
Deze meerjarige plant wordt op het strand gevonden als het is aangespoeld na een storm.
Het hele jaar door te oogsten.
Verzamel de toppen boven het ‘houvast’ en laat de harde, houtachtige stengel achter om nieuwe takken te laten groeien.
Moeilijk wier om te oogsten, omdat het op gladde, rotsige plaatsen groeit.
Droog het in de zon aan lijnen of op matten tot het diepgroen van kleur is en de plant een ruwe, hobbelige oppervlakte heeft.
Vers, gedroogd en als vlokken of poeder verkrijgbaar. Ook in capsules, en in oliën of als zeewierextract.
Kan in kleine hoeveelheden worden gegeten en als thee worden bereid. Gebruik het om soepen en stoofpotten te verdikken.
Het smaakt mild en naar zoutzoet.
Bosaardbei
De bosaardbei is familie van de rozen.
Onze aardbeien uit het veld zijn eigen gekruisd door soorten bos aardbeien in de 18de eeuw.
De bloemen van bosaardbeien of wilde aardbeien hebben een lange bloeitijd, langer dan veel andere planten.
Het is een kruipplant dat in principe overal kan groeien.
De bladeren zijn drievingerig ingesneden;getand onderzijde lichter en zijdeachtig behaard.
De bloem, heeft 5 witte bloemblaadjes in schermvormige trossen met een geel hart.
Het houdt van vochtige bosgrond maar gedijt ook prima in droge grond.
Het verspreidt zichzelf doordat lange uitlopers wortels maken en vaste grond zoeken.
De vrucht wordt door vele vogels en zelfs grotere dieren als herten als een lekkernij beschouwt.
De wild aardbei groeit spontaan in bos en tuin.
Weetje:
In oude geschriften stond:
De drietalligheid van het blad maakte de bosaardbei een heilig kruid. Indien je de wortels lang genoeg kookte werd het gebruikt om beheksten te ontheksen. De bessen diende ook als voedsel voor de zieltjes van overleden kinderen.
Medicinaal:
De jonge bladeren zijn gezond zijn en worden in een theemix gebruikt.
Je kunt de thee van bosaardbeien ook puur drinken maar daar zit weinig smaak aan.
De indianen hebben de bosaardbei gebruikte de thee bij nier- en maagproblemen.
In de blaadjes zit veel vitamine C. De eerste reizigers van Europa naar Noord Amerika dronken deze thee tegen scheurbuik.
Ook heeft de thee een bloedzuiverende werking en wordt de thee gebruikt als medicijn tegen diarree.
Voeding:
Mensen kunnen het ook prima eten. Oogsttijd juni-augustus
De vrucht smaakt wat vlak. Ze zijn geschikt voor vruchtensalades en -dranken,siroop en jam.
Opgelet voor de vossenlintworm!
Let op:
De schijnaardbei heeft totaal geen smaak in. De echte bosaardbei hangt aan het steeltje.
De schijnaardbei staat op het steeltje.
De bosaardbei is familie van de rozen.
Onze aardbeien uit het veld zijn eigen gekruisd door soorten bos aardbeien in de 18de eeuw.
De bloemen van bosaardbeien of wilde aardbeien hebben een lange bloeitijd, langer dan veel andere planten.
Het is een kruipplant dat in principe overal kan groeien.
De bladeren zijn drievingerig ingesneden;getand onderzijde lichter en zijdeachtig behaard.
De bloem, heeft 5 witte bloemblaadjes in schermvormige trossen met een geel hart.
Het houdt van vochtige bosgrond maar gedijt ook prima in droge grond.
Het verspreidt zichzelf doordat lange uitlopers wortels maken en vaste grond zoeken.
De vrucht wordt door vele vogels en zelfs grotere dieren als herten als een lekkernij beschouwt.
De wild aardbei groeit spontaan in bos en tuin.
Weetje:
In oude geschriften stond:
De drietalligheid van het blad maakte de bosaardbei een heilig kruid. Indien je de wortels lang genoeg kookte werd het gebruikt om beheksten te ontheksen. De bessen diende ook als voedsel voor de zieltjes van overleden kinderen.
Medicinaal:
De jonge bladeren zijn gezond zijn en worden in een theemix gebruikt.
Je kunt de thee van bosaardbeien ook puur drinken maar daar zit weinig smaak aan.
De indianen hebben de bosaardbei gebruikte de thee bij nier- en maagproblemen.
In de blaadjes zit veel vitamine C. De eerste reizigers van Europa naar Noord Amerika dronken deze thee tegen scheurbuik.
Ook heeft de thee een bloedzuiverende werking en wordt de thee gebruikt als medicijn tegen diarree.
Voeding:
Mensen kunnen het ook prima eten. Oogsttijd juni-augustus
De vrucht smaakt wat vlak. Ze zijn geschikt voor vruchtensalades en -dranken,siroop en jam.
Opgelet voor de vossenlintworm!
Let op:
De schijnaardbei heeft totaal geen smaak in. De echte bosaardbei hangt aan het steeltje.
De schijnaardbei staat op het steeltje.
Bosbes ( Blauwe en Rode )
Deze wordt tussen de 10 en 40 cm groot en heeft een compacte, rechtopstaande vorm.
De ovale bladeren zijn afwisselend geplaatst en tweedelig gerangschikt, donkergroen en leerachtig.
Aan het einde van de groeischeuten hangen de trossen met witte, soms rossige, klokvormige bloemen.
De bloemtrossen bestaan uit vier bloemen. Eind augustus, begin september rijpen de bessen in vijf tot zes weken
via wit naar helderrood.
Onder goede omstandigheden rijpen de rode bosbessen nog een tweede keer in september en oktober.
De rode bosbes is groenblijvend. Ze prefereert zonnige en droge standplaatsen op zure, schrale grond en verdraagt zelfs nog
schaduwrijke bossen en voedingsarme zandgronden.
Omdat de rode bosbes vorstbestendig is (temperaturen tot -22°C worden verdragen) komt ze overal op het noordelijk halfrond.
De bladeren zijn lichtgroen, eirond tot elliptisch en hebben een zwak gezaagde rand.
Ze zijn 1-3 cm lang. De bladeren vallen af in de late herfst. Hierbij worden ze eerst geelbruin;
Maar op sommige plaatsen kunnen ze oranje of rood kleuren. De ballonvormige bloemen zijn roze en hebben een groene waas.
De bloemen zijn met hun open einde naar beneden gericht. de bloeitijd is van april tot juni, met soms een tweede bloei in de herfst.
Kort na het uitbloeien van de roze, bolronde bloemen ontstaan er op stengels, ouder dan 3 jaar, zwartblauwe bessen,
bedekt met een waas. Elke bes kan tot 40 zaadjes bevatten.
Weetje:
Tijdens de middeleeuwen gebruikte men de bosbes om wol te verven.
Begin 19de eeuw verdiende Limburgse kinderen een cent bij door bessen te plukken en deze te verkopen aan de bakker.
Of ging men ermee naar de stad als bosberenventer. De Eisdenaren kregen van hier hun bijnaam “ bosberen “.
Medicinaal:
Van de bladeren kan thee worden gezet, deze thee heeft een grote voedingswaarde, is versterkend, helpt bij alergische aandoeningen en helpt zelfs bij maagzweren.
De bessen kunt u drogen en gebruiken. Ze zijn samentrekkend en helpen tegen diaree.
Het verse sap van de bessen kunt u gebruiken om te gorgelen bij een ontsteking van de keel of van het tandvlees.
Bosbessen bevatten een zeker gehalte van antibiotica.
Voeding;
De bessen, rauw of gekookt, smaken zoet en bevatten een hoge gehalte aan vitamine C.
Gebruikt de bessen voor jam of voor sap. De vruchten kunnen worden gedroogd en als krenten worden gebruikt.
Deze wordt tussen de 10 en 40 cm groot en heeft een compacte, rechtopstaande vorm.
De ovale bladeren zijn afwisselend geplaatst en tweedelig gerangschikt, donkergroen en leerachtig.
Aan het einde van de groeischeuten hangen de trossen met witte, soms rossige, klokvormige bloemen.
De bloemtrossen bestaan uit vier bloemen. Eind augustus, begin september rijpen de bessen in vijf tot zes weken
via wit naar helderrood.
Onder goede omstandigheden rijpen de rode bosbessen nog een tweede keer in september en oktober.
De rode bosbes is groenblijvend. Ze prefereert zonnige en droge standplaatsen op zure, schrale grond en verdraagt zelfs nog
schaduwrijke bossen en voedingsarme zandgronden.
Omdat de rode bosbes vorstbestendig is (temperaturen tot -22°C worden verdragen) komt ze overal op het noordelijk halfrond.
De bladeren zijn lichtgroen, eirond tot elliptisch en hebben een zwak gezaagde rand.
Ze zijn 1-3 cm lang. De bladeren vallen af in de late herfst. Hierbij worden ze eerst geelbruin;
Maar op sommige plaatsen kunnen ze oranje of rood kleuren. De ballonvormige bloemen zijn roze en hebben een groene waas.
De bloemen zijn met hun open einde naar beneden gericht. de bloeitijd is van april tot juni, met soms een tweede bloei in de herfst.
Kort na het uitbloeien van de roze, bolronde bloemen ontstaan er op stengels, ouder dan 3 jaar, zwartblauwe bessen,
bedekt met een waas. Elke bes kan tot 40 zaadjes bevatten.
Weetje:
Tijdens de middeleeuwen gebruikte men de bosbes om wol te verven.
Begin 19de eeuw verdiende Limburgse kinderen een cent bij door bessen te plukken en deze te verkopen aan de bakker.
Of ging men ermee naar de stad als bosberenventer. De Eisdenaren kregen van hier hun bijnaam “ bosberen “.
Medicinaal:
Van de bladeren kan thee worden gezet, deze thee heeft een grote voedingswaarde, is versterkend, helpt bij alergische aandoeningen en helpt zelfs bij maagzweren.
De bessen kunt u drogen en gebruiken. Ze zijn samentrekkend en helpen tegen diaree.
Het verse sap van de bessen kunt u gebruiken om te gorgelen bij een ontsteking van de keel of van het tandvlees.
Bosbessen bevatten een zeker gehalte van antibiotica.
Voeding;
De bessen, rauw of gekookt, smaken zoet en bevatten een hoge gehalte aan vitamine C.
Gebruikt de bessen voor jam of voor sap. De vruchten kunnen worden gedroogd en als krenten worden gebruikt.
Braambes:
De braam is familie van de roos. De Gewone braam is een in heel Europa inheemse plant die met name nog steeds volop langs
bosranden, in hagen en kreupelhout voorkomt. De plant is een heester die 2 tot 6 meter hoog wordt.
De bladeren zijn verspreid, stekelig getand, donkergroen, onderzijde lichter, behaard.
Bloemen in schermvormige trossen, 5 tallign wit tot roze.
De braam bestuift zichzelf, en aan de takken van het vorige jaar komen in de nazomer vruchten aan de takken.
Bloeitijd van juni tot juli. Vruchten zijn zwartrode, glanzende verzameling steenvruchtjes.
Oogsttijd van augustus - oktober
Weetje:Bijgeloof in de UK zegt dat na 15 september bramen niet gegeten dienen te worden. De duivel zou ze dan geclaimd hebben en een merkteken op de bladeren achtergelaten hebben. Mogelijk vindt de legende haar oorsprong in de grotere kans op infectie in de tweede helft van september vanwege een schimmel die dan groeit op de bramen. Aangetaste vruchten hebben geen prettige smaak en kunnen giftige stoffen bevatten. De braamstruik heeft enorme stekels. Als hij de grond raakt met een tak dan ontspruiten er worteltjes aan en boort hij zich tot in de bodem, men gebruikte hem om heilige plaatsen te beschermen in de oudheid. De Romeinen kauwde op jonge bladeren om het tandvlees te sterken en om diarree tegen te gaan.
Voeding:
Behalve de bessen kunt u ook de bladeren van de braam gebruiken. Hiervoor moeten de bladeren, na het plukken,
worden gedroogd op een droge en luchtige plaats. Hierna kan er van de gedroogde bladeren thee worden getrokken.
Medicinaal:
Gekneusde bladeren van de braam werken als bloedstelpend! Ook kunt u de bladeren gebruiken in thee.
Bramen zijn niet alleen lekker maar ook bijzonder voedzaam. De braam is een vrucht die vol antioxidanten zit.
Deze stoffen zijn goed voor het lichaam en bestrijden onder andere kanker.
Bramen bevatten veel vitamine C wat een goede stof is om de algemene vitaliteit te verhogen en het immuunsysteem
aan te sterken. Het eten van bramen zorgt ervoor dat het lichaam insuline aanmaakt zodat de bloedsuikerspiegel op peil blijft.
De braam is familie van de roos. De Gewone braam is een in heel Europa inheemse plant die met name nog steeds volop langs
bosranden, in hagen en kreupelhout voorkomt. De plant is een heester die 2 tot 6 meter hoog wordt.
De bladeren zijn verspreid, stekelig getand, donkergroen, onderzijde lichter, behaard.
Bloemen in schermvormige trossen, 5 tallign wit tot roze.
De braam bestuift zichzelf, en aan de takken van het vorige jaar komen in de nazomer vruchten aan de takken.
Bloeitijd van juni tot juli. Vruchten zijn zwartrode, glanzende verzameling steenvruchtjes.
Oogsttijd van augustus - oktober
Weetje:Bijgeloof in de UK zegt dat na 15 september bramen niet gegeten dienen te worden. De duivel zou ze dan geclaimd hebben en een merkteken op de bladeren achtergelaten hebben. Mogelijk vindt de legende haar oorsprong in de grotere kans op infectie in de tweede helft van september vanwege een schimmel die dan groeit op de bramen. Aangetaste vruchten hebben geen prettige smaak en kunnen giftige stoffen bevatten. De braamstruik heeft enorme stekels. Als hij de grond raakt met een tak dan ontspruiten er worteltjes aan en boort hij zich tot in de bodem, men gebruikte hem om heilige plaatsen te beschermen in de oudheid. De Romeinen kauwde op jonge bladeren om het tandvlees te sterken en om diarree tegen te gaan.
Voeding:
Behalve de bessen kunt u ook de bladeren van de braam gebruiken. Hiervoor moeten de bladeren, na het plukken,
worden gedroogd op een droge en luchtige plaats. Hierna kan er van de gedroogde bladeren thee worden getrokken.
Medicinaal:
Gekneusde bladeren van de braam werken als bloedstelpend! Ook kunt u de bladeren gebruiken in thee.
Bramen zijn niet alleen lekker maar ook bijzonder voedzaam. De braam is een vrucht die vol antioxidanten zit.
Deze stoffen zijn goed voor het lichaam en bestrijden onder andere kanker.
Bramen bevatten veel vitamine C wat een goede stof is om de algemene vitaliteit te verhogen en het immuunsysteem
aan te sterken. Het eten van bramen zorgt ervoor dat het lichaam insuline aanmaakt zodat de bloedsuikerspiegel op peil blijft.
Brandnetel (Grote )
Brandnetels hebben brandharen aan de stengel en aan de onderzijde van het blad.
In de buurt van brandnetels groeit meestal zuring, weegbree en dove netel waarvan het sap helpt om het branderige gevoel te verzachten.
De bovengrondse delen van brandnetel zijn rijk aan ijzer, vitamine A en C,en mineralen.
De brandnetel is een eenjarige plant met een geel-witte penwortel en wordt maximaal tot zelfs 150 cm hoog.
De bladeren zijn dun en diep ingezaagd.
Bloei van mei tot de herfst.
De brandnetel komt voor op akkerland en op opengewerkte grond in de duinen.
Weetje:
Dit was een heilige plant die aan de god Thor toebehoorde.
Tijdens een onweer werd ze in het vuur gegooid om te beschermen tegen blikseminslagen.
De romeinen gebruikte de brandneten om in de winter het warm te krijgen.
Ze plukte een deel brandnetel en sloegen hiermee op hun benen ( door het prikken kregen ze het warm ).
Voeding:
De jonge brandnetelstengels en -bladeren van de grote brandnetel kunnen als een soort spinazie gegeten worden.
De lange stengels smaken het beste in het voorjaar. Zeer jonge stengels kunnen als sla gegeten worden.
Ook kan van brandnetels soep gemaakt worden. Verpak vis en vlees in brandnetelbladeren om ze langer fris te houden.
De zaden vab de brandnetel, hierin zit 30% vette olie en veel vitamine E, maar ze smaken vooral (geroosterd) erg goed.
De meeste zaden zijn nu (begin augustus) nog groen, en sommige al lichtbruin.
Zowel de groene onrijpe zaden als de bruine rijpe zaden kun je eten.
Een handige manier om de zaden te verzamelen, is de stengels enkele centimeters onder de laagste zaadtrossen afsnijden.
U kunt de zaadtrossen (en bladeren) nu van stengelbasis naar -top afstrijken op een doek.
U kunt nu de trossen drogen, bijvoorbeeld uitgespreid op een rooster op een goed geventileerde plek: als ze droog zijn,
Laten de zaden makkelijk los. Maar u kunt ook de nog verse zaadtrossen direct roosteren.
Dit moet wel heel geleidelijk, anders verbranden de kleine zaden (voortdurend omscheppen totdat de zaadtrossen
knapperig aanvoelen ). Het enige wat je dan nog hoeft te doen, is de trossen scheiden van de zaden.
De geroosterde zaden smaken nootachtig, en als sesamzaad. U kunt ze voor vanalles gebruiken, zoals een topping
Medicinaal:
U kunt ze laten trekken om te drinken als thee. Deze thee helpt bij: slecht werkende darmen, werkt bloedzuiverend, helpt
bij astma. Thee van de gedroogde wortel voert slijm af bij verslijming van de luchtwegen.
Gekneusde bladeren kunnen als een kompres worden aangebracht ter verlichting van brandwonden en wonden.
De bladeren helpen in de vorm van een gorgeldrank ter verzachting van kiespijn.
Water met hierin geweekte bladeren helpt bij haar problemen, zoals roos, door het in de hoofdhuid te masseren
en helpt het tegen luizen.
Uit de stengel van de grote brandnetel worden vezels gewonnen en verwerkt tot touw en neteldoek (zeef).
Brandnetels hebben brandharen aan de stengel en aan de onderzijde van het blad.
In de buurt van brandnetels groeit meestal zuring, weegbree en dove netel waarvan het sap helpt om het branderige gevoel te verzachten.
De bovengrondse delen van brandnetel zijn rijk aan ijzer, vitamine A en C,en mineralen.
De brandnetel is een eenjarige plant met een geel-witte penwortel en wordt maximaal tot zelfs 150 cm hoog.
De bladeren zijn dun en diep ingezaagd.
Bloei van mei tot de herfst.
De brandnetel komt voor op akkerland en op opengewerkte grond in de duinen.
Weetje:
Dit was een heilige plant die aan de god Thor toebehoorde.
Tijdens een onweer werd ze in het vuur gegooid om te beschermen tegen blikseminslagen.
De romeinen gebruikte de brandneten om in de winter het warm te krijgen.
Ze plukte een deel brandnetel en sloegen hiermee op hun benen ( door het prikken kregen ze het warm ).
Voeding:
De jonge brandnetelstengels en -bladeren van de grote brandnetel kunnen als een soort spinazie gegeten worden.
De lange stengels smaken het beste in het voorjaar. Zeer jonge stengels kunnen als sla gegeten worden.
Ook kan van brandnetels soep gemaakt worden. Verpak vis en vlees in brandnetelbladeren om ze langer fris te houden.
De zaden vab de brandnetel, hierin zit 30% vette olie en veel vitamine E, maar ze smaken vooral (geroosterd) erg goed.
De meeste zaden zijn nu (begin augustus) nog groen, en sommige al lichtbruin.
Zowel de groene onrijpe zaden als de bruine rijpe zaden kun je eten.
Een handige manier om de zaden te verzamelen, is de stengels enkele centimeters onder de laagste zaadtrossen afsnijden.
U kunt de zaadtrossen (en bladeren) nu van stengelbasis naar -top afstrijken op een doek.
U kunt nu de trossen drogen, bijvoorbeeld uitgespreid op een rooster op een goed geventileerde plek: als ze droog zijn,
Laten de zaden makkelijk los. Maar u kunt ook de nog verse zaadtrossen direct roosteren.
Dit moet wel heel geleidelijk, anders verbranden de kleine zaden (voortdurend omscheppen totdat de zaadtrossen
knapperig aanvoelen ). Het enige wat je dan nog hoeft te doen, is de trossen scheiden van de zaden.
De geroosterde zaden smaken nootachtig, en als sesamzaad. U kunt ze voor vanalles gebruiken, zoals een topping
Medicinaal:
U kunt ze laten trekken om te drinken als thee. Deze thee helpt bij: slecht werkende darmen, werkt bloedzuiverend, helpt
bij astma. Thee van de gedroogde wortel voert slijm af bij verslijming van de luchtwegen.
Gekneusde bladeren kunnen als een kompres worden aangebracht ter verlichting van brandwonden en wonden.
De bladeren helpen in de vorm van een gorgeldrank ter verzachting van kiespijn.
Water met hierin geweekte bladeren helpt bij haar problemen, zoals roos, door het in de hoofdhuid te masseren
en helpt het tegen luizen.
Uit de stengel van de grote brandnetel worden vezels gewonnen en verwerkt tot touw en neteldoek (zeef).
Bijvoet (Artemisia vulgaris)
Dit is een alsemachtige plant uit de composietenfamilie (Asteraceae).
Kenmerken
Het is een zwak aromatische plant met bladeren die aan de onderzijde witviltig behaard zijn. Bijvoet komt in België en Nederland algemeen voor, bijvoorbeeld op braakliggende tereinen en langs wegen. De plant prefereert een zandhoudende grond. De stengel is 60–120 cm lang en heeft vaak een roodachtige kleur.
De onderste bladeren zijn gesteeld en veerdelig. De bovenste zijn enkel- of dubbelveerdelig en stengelomvattend. Er zijn lancetvormige slippen aanwezig.
De bloem is bruinachtig geel. Het bloemhoofdje is eivormig tot langwerpig en bevat geen lintbloemen. De hoofdjes vormen samen een pluim, die van juli tot september in bloei staat. De bijvoet draagt een nootje van ongeveer 1 mm lang.
Verzamelen:
De stengel wordt tijdens de bloei geplukt en de wortels worden (zonder de dikke rizoom) verzameld in oktober. Van de bloeistengels worden alleen de eindstandige bloeiwijzen bewaard waarvan de bloempjes nog niet zijn opengegaan. Het ruikt heel lekker als u deze van de stengel plukt. Deze kunt u in bosjes ophangen en snel drogen bij 40 gr in de schaduw. Ook de wortels hangt u in bosjes op. Ze moeten echt geheel droog zijn, knapperig als u ze breekt.
Weetje
De Romeinen legden de plant in hun schoeisel tegen vermoeidheid en pijn.
De Mongolen die vroeger in Midden-Mongolië geteisterd werden door wolken Mongoolse grote muggen zetten de bijvoetplant in om de muggen te verjagen op de vochtige graasvelden. Ze hadden bemerkt dat wolven de planten vertrapten ten tijde van muggenplagen, zich vervolgens wentelden in de bladeren, om aldus hun vacht te vrijwaren van muggen. De plant bezit een natuurlijk aroma dat muggen verjaagt. Men legde de bijvoet in potten of op schalen, boven op smeulende gedroogde paardenmest. De sterke witte rookontwikkeling die hierdoor ontstond, dreef vanuit de talrijke joerten over de graaslanden. Aldus verdreven ze de muggen die anders als gele dekens de paarden, schapen, honden en mensen bedolven.
Eetbaarheid :
De stengels voor de bloei plukken en dan koken. De Engelse naam mugwort heeft te maken met het feit dat bijvoet gebruikt werd bij het op smaak brengen van bier, voordat men hop ging gebruiken. Men gebruikte het gedroogde kruid en nooit het verse en daarmee werd een soort likeur gemaakt die vervolgens toegevoegd werd aan bier.
Medicinaal:
Bijvoettakjes kun je tijdens een lange wandeling, als je pijn in je voeten krijgt, in uw schoen doen om de vermoeidheid weg te nemen en blaren te voorkomen! Je kunt ook op een vers blaadje kauwen om vermoeidheid tegen te gaan.
Het effect van bijvoet kan mild euforisch zijn – marijuana-achtig , dromerig, vooral als het gerookt wordt,, maar zie onder bij dosering: bijvoet is licht giftig, dus niet langdurig gebruiken, want dan brengt het schade toe aan het zenuwgestel.
Bijvoet wordt medicinaal ingezet bij menstruatieproblemen, indigestie, tegen een opgeblazen buik, tegen stoornissen in het zenuwstelsel, van oudsher bij epilepsie en hysterie, tegen slapeloosheid en maagkrampen. Het is pijnverzachtend.
Bijvoet kan gerookt worden en heeft hetzelfde effect als marihuana, alleen dan heel licht. Je wordt licht euforisch van het roken van deze plant die overal in Nederland groeit. Langdurig gebruik wordt sterk afgeraden omdat het schade brengt aan het zenuwgestel en roken is eigenlijk altijd ongezond. Vroeger werd bijvoet als tabak gebruikt, of aan een tabakmengsel toegevoegd.
Thee: de toppen in een theepot doen en er kokend water overgieten. Medicinaal minimaal twee keer per dag drinken. Of van één theelepel gedroogd kruid gewoon thee zetten, overgieten met warm water (niet laten koken). Thee van de wortels: 50 gram wortel op 500 cl kokend water en dan per halve theelepel tegelijk innemen.
Dosering:
Niet langdurig gebruiken, bijvoet is dan schadelijk voor het zenuwstelsel. (Het heeft een hoog Thujon gehalte en dat is licht giftig in grote hoeveelheden)!!!
Dit is een alsemachtige plant uit de composietenfamilie (Asteraceae).
Kenmerken
Het is een zwak aromatische plant met bladeren die aan de onderzijde witviltig behaard zijn. Bijvoet komt in België en Nederland algemeen voor, bijvoorbeeld op braakliggende tereinen en langs wegen. De plant prefereert een zandhoudende grond. De stengel is 60–120 cm lang en heeft vaak een roodachtige kleur.
De onderste bladeren zijn gesteeld en veerdelig. De bovenste zijn enkel- of dubbelveerdelig en stengelomvattend. Er zijn lancetvormige slippen aanwezig.
De bloem is bruinachtig geel. Het bloemhoofdje is eivormig tot langwerpig en bevat geen lintbloemen. De hoofdjes vormen samen een pluim, die van juli tot september in bloei staat. De bijvoet draagt een nootje van ongeveer 1 mm lang.
Verzamelen:
De stengel wordt tijdens de bloei geplukt en de wortels worden (zonder de dikke rizoom) verzameld in oktober. Van de bloeistengels worden alleen de eindstandige bloeiwijzen bewaard waarvan de bloempjes nog niet zijn opengegaan. Het ruikt heel lekker als u deze van de stengel plukt. Deze kunt u in bosjes ophangen en snel drogen bij 40 gr in de schaduw. Ook de wortels hangt u in bosjes op. Ze moeten echt geheel droog zijn, knapperig als u ze breekt.
Weetje
De Romeinen legden de plant in hun schoeisel tegen vermoeidheid en pijn.
De Mongolen die vroeger in Midden-Mongolië geteisterd werden door wolken Mongoolse grote muggen zetten de bijvoetplant in om de muggen te verjagen op de vochtige graasvelden. Ze hadden bemerkt dat wolven de planten vertrapten ten tijde van muggenplagen, zich vervolgens wentelden in de bladeren, om aldus hun vacht te vrijwaren van muggen. De plant bezit een natuurlijk aroma dat muggen verjaagt. Men legde de bijvoet in potten of op schalen, boven op smeulende gedroogde paardenmest. De sterke witte rookontwikkeling die hierdoor ontstond, dreef vanuit de talrijke joerten over de graaslanden. Aldus verdreven ze de muggen die anders als gele dekens de paarden, schapen, honden en mensen bedolven.
Eetbaarheid :
De stengels voor de bloei plukken en dan koken. De Engelse naam mugwort heeft te maken met het feit dat bijvoet gebruikt werd bij het op smaak brengen van bier, voordat men hop ging gebruiken. Men gebruikte het gedroogde kruid en nooit het verse en daarmee werd een soort likeur gemaakt die vervolgens toegevoegd werd aan bier.
Medicinaal:
Bijvoettakjes kun je tijdens een lange wandeling, als je pijn in je voeten krijgt, in uw schoen doen om de vermoeidheid weg te nemen en blaren te voorkomen! Je kunt ook op een vers blaadje kauwen om vermoeidheid tegen te gaan.
Het effect van bijvoet kan mild euforisch zijn – marijuana-achtig , dromerig, vooral als het gerookt wordt,, maar zie onder bij dosering: bijvoet is licht giftig, dus niet langdurig gebruiken, want dan brengt het schade toe aan het zenuwgestel.
Bijvoet wordt medicinaal ingezet bij menstruatieproblemen, indigestie, tegen een opgeblazen buik, tegen stoornissen in het zenuwstelsel, van oudsher bij epilepsie en hysterie, tegen slapeloosheid en maagkrampen. Het is pijnverzachtend.
Bijvoet kan gerookt worden en heeft hetzelfde effect als marihuana, alleen dan heel licht. Je wordt licht euforisch van het roken van deze plant die overal in Nederland groeit. Langdurig gebruik wordt sterk afgeraden omdat het schade brengt aan het zenuwgestel en roken is eigenlijk altijd ongezond. Vroeger werd bijvoet als tabak gebruikt, of aan een tabakmengsel toegevoegd.
Thee: de toppen in een theepot doen en er kokend water overgieten. Medicinaal minimaal twee keer per dag drinken. Of van één theelepel gedroogd kruid gewoon thee zetten, overgieten met warm water (niet laten koken). Thee van de wortels: 50 gram wortel op 500 cl kokend water en dan per halve theelepel tegelijk innemen.
Dosering:
Niet langdurig gebruiken, bijvoet is dan schadelijk voor het zenuwstelsel. (Het heeft een hoog Thujon gehalte en dat is licht giftig in grote hoeveelheden)!!!
Cichorei:
Wildecichorei wordt 30 tot 120 cm hoog.
De rechtopstaande, gegroefde en dofgroen gekleurde stengel is vertakt en vaak ruw behaard.
Het blad is diep gelobd met een golvende, getande rand.
De stengelbladeren zijn minder ingesneden. De bladeren zijn aan de onderkant borstelig behaard.
De helderblauwe bloemhoofdjes groeien in kleine bijschermen in de bovenste bladoksels.
De bloeiperiode loopt van juli tot augustus.
De wilde cichorei groeit op zonnige plaatsen op matig droge tot vochtige grond en is te vinden in weilanden,
uiterwaarden, rivierdijken, ruige grazige begroeiingen en langs akkers.
Weetje:
De blauwe bloemen zijn een waarschuwing voor jonge meisjes die er aan denken om een slippertje te maken.
Deze wegenwachters van plantjes zijn immers ontstaan op een plaats waar een meid haar man bedroog met een andere minaar.
ij werd vervloekt en gedoemd om eeuwig te wachten langs de weg...
Medicinaal:
De thee reinigt het de milt, nieren, lever en bevorderd de eetlust en de
spijsvertering. De thee is ook bloedzuiverend.
Chicorei is ook goed voor diabetici, het bevordert de glucoseproductie van de lever en vermindert de dorst.
Voeding:
De bladeren en de kroon aan de worteltop moeten al vroeg in het voorjaar geplukt worden, want ze worden heel snel bitter.
De jonge bladeren kunnen worden gekookt als groente of versnipperd worden toegevoegd aan salades.
Door de bladeren te blancheren
wordt de bittere smaak minder. Bloemen kunnen aan salades worden toegevoegd,
Jonge wortels kunnen als groente worden gekookt of gedroogd, geroosterd en gemalen en gebruikt als vervanging voor koffie.
Dit werd tijdens de oorlog al gedaan en werd Pee-koffie genoemd.
De wortels worden gebruikt om o.a. soepen te kruiden.
Wildecichorei wordt 30 tot 120 cm hoog.
De rechtopstaande, gegroefde en dofgroen gekleurde stengel is vertakt en vaak ruw behaard.
Het blad is diep gelobd met een golvende, getande rand.
De stengelbladeren zijn minder ingesneden. De bladeren zijn aan de onderkant borstelig behaard.
De helderblauwe bloemhoofdjes groeien in kleine bijschermen in de bovenste bladoksels.
De bloeiperiode loopt van juli tot augustus.
De wilde cichorei groeit op zonnige plaatsen op matig droge tot vochtige grond en is te vinden in weilanden,
uiterwaarden, rivierdijken, ruige grazige begroeiingen en langs akkers.
Weetje:
De blauwe bloemen zijn een waarschuwing voor jonge meisjes die er aan denken om een slippertje te maken.
Deze wegenwachters van plantjes zijn immers ontstaan op een plaats waar een meid haar man bedroog met een andere minaar.
ij werd vervloekt en gedoemd om eeuwig te wachten langs de weg...
Medicinaal:
De thee reinigt het de milt, nieren, lever en bevorderd de eetlust en de
spijsvertering. De thee is ook bloedzuiverend.
Chicorei is ook goed voor diabetici, het bevordert de glucoseproductie van de lever en vermindert de dorst.
Voeding:
De bladeren en de kroon aan de worteltop moeten al vroeg in het voorjaar geplukt worden, want ze worden heel snel bitter.
De jonge bladeren kunnen worden gekookt als groente of versnipperd worden toegevoegd aan salades.
Door de bladeren te blancheren
wordt de bittere smaak minder. Bloemen kunnen aan salades worden toegevoegd,
Jonge wortels kunnen als groente worden gekookt of gedroogd, geroosterd en gemalen en gebruikt als vervanging voor koffie.
Dit werd tijdens de oorlog al gedaan en werd Pee-koffie genoemd.
De wortels worden gebruikt om o.a. soepen te kruiden.
Kompassla:
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam Lactuca is het Latijnse woord voor sla waarin het woord lac voorkomt dat melk betekent. Dit verwijst naar het witte melksap van de plant dat bij beschadiging zichtbaar wordt. Het tweede deel serriola is het Latijnse woord voor zaagje, vermoedelijk omwille van de vele scherpe tandjes die op blad en stengel staan. De Nederlandse naam kompassla heeft te maken met het feit dat de bladeren zich zo plaatsen en draaien dat ze zo weinig mogelijk middagzon krijgen en daardoor als een kompas fungeren.
Kompassla is een een- tot tweejarige plant met een lange penwortel waaruit een stevige, onbehaarde stengel groeit die bezet is met stekels. De plant kan tot anderhalve meter hoog worden. De bladeren zijn blauwachtig, de middennerf is onderaan voorzien van stekels die verder lopen op de stengel. Ook de bladrand is afgezet met stekeltjes. De bladeren zijn langwerpig, sommige planten hebben onderaan zelfs over de gehele plant bladeren die veerdelig zijn ingesneden. De bladeren zitten aan de stengel met twee pijlvormige slippen die achter de stengel door gaan. De bovenste bladeren staan verticaal. Het speciale van deze plant is dat de bladeren zich zo richten dat ze geen felle middagzon op het bladoppervlak krijgen. Ze richten zich immers naar het oosten en het westen, ook al moeten ze daarvoor een kwartslag draaien. De bedoeling is om te felle verdamping tegen te gaan. Dit valt het best op bij planten die in volle zon staan. Bovenaan gaat de stengel vertakken om een bloeipluim te maken. De lichtgele bloemhoofdjes bestaan enkel uit lintbloemetjes die vaak zelfbestuivend zijn. Kompassla bloeit van juli tot september. De vruchtjes zijn nootjes met vruchtpluis.
Kompassla gelijkt heel goed op gifsla, maar de bladeren van gifsla staan niet gedraaid. Bovendien bestaan er van kompassla variaties in de vorm. Het is ook niet zo erg als je beide soorten niet uit elkaar kan houden want beide zijn giftig. Hoe giftig is niet duidelijk. Vroeger werd vooral gifsla gebruikt als kalmeermiddel.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam Lactuca is het Latijnse woord voor sla waarin het woord lac voorkomt dat melk betekent. Dit verwijst naar het witte melksap van de plant dat bij beschadiging zichtbaar wordt. Het tweede deel serriola is het Latijnse woord voor zaagje, vermoedelijk omwille van de vele scherpe tandjes die op blad en stengel staan. De Nederlandse naam kompassla heeft te maken met het feit dat de bladeren zich zo plaatsen en draaien dat ze zo weinig mogelijk middagzon krijgen en daardoor als een kompas fungeren.
Kompassla is een een- tot tweejarige plant met een lange penwortel waaruit een stevige, onbehaarde stengel groeit die bezet is met stekels. De plant kan tot anderhalve meter hoog worden. De bladeren zijn blauwachtig, de middennerf is onderaan voorzien van stekels die verder lopen op de stengel. Ook de bladrand is afgezet met stekeltjes. De bladeren zijn langwerpig, sommige planten hebben onderaan zelfs over de gehele plant bladeren die veerdelig zijn ingesneden. De bladeren zitten aan de stengel met twee pijlvormige slippen die achter de stengel door gaan. De bovenste bladeren staan verticaal. Het speciale van deze plant is dat de bladeren zich zo richten dat ze geen felle middagzon op het bladoppervlak krijgen. Ze richten zich immers naar het oosten en het westen, ook al moeten ze daarvoor een kwartslag draaien. De bedoeling is om te felle verdamping tegen te gaan. Dit valt het best op bij planten die in volle zon staan. Bovenaan gaat de stengel vertakken om een bloeipluim te maken. De lichtgele bloemhoofdjes bestaan enkel uit lintbloemetjes die vaak zelfbestuivend zijn. Kompassla bloeit van juli tot september. De vruchtjes zijn nootjes met vruchtpluis.
Kompassla gelijkt heel goed op gifsla, maar de bladeren van gifsla staan niet gedraaid. Bovendien bestaan er van kompassla variaties in de vorm. Het is ook niet zo erg als je beide soorten niet uit elkaar kan houden want beide zijn giftig. Hoe giftig is niet duidelijk. Vroeger werd vooral gifsla gebruikt als kalmeermiddel.
Daslook:
Daslook (Allium ursinum) is een overblijvende plant en wordt 20 tot 40 cm hoog.
De stengels zijn 3-kantig of halfrond. De planten vormen pollen en grote groepen.
De wortels bestaan uit langwerpige bollen.
De meestal uit tweeën bestaande ovale, wortelstandige bladeren zijn 2 tot 5 cm breed, donkergroen en parallelnervig.
De bladsteel is 5 tot 15 cm lang. De bladeren verspreiden een sterke uiengeur.
De zuiver witte bloemen hebben zes witte bloemdekbladen en zijn in losse bolvormige schermen gegroepeerd.
De plant bloeit van april tot juni, maar soms tot juli. De plant groeit vaak in groepen en trekt door de sterke uienlucht snel de
aandacht. Elke bloem heeft 6 meeldraden, die ongeveer half zo lang zijn als de bloembladen. De zaden zijn zwartbruin.
Daslook groeit op beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond en is te vinden in o.a.
loofbossen en struikgewas. De bladeren kunnen rauw of gekookt worden gegeten en zijn vaak al vanaf eind januari te vinden.
Weetje:
In een ver verleden zonder sanitaire voorzieningen zorgde look, daslook en ajuin ervoor dat dat grote mensen groepen beschermd waren tegen infectieziekten. De Grieken plaatste daslook op kruispunten als avondmaal voor de godin Hecate.
Voeding:
De bladeren moeten voor de bloei worden verzameld en kunnen fijngehakt in salades en in soepen worden gebruikt.
De bloemen kunnen rauw of gekookt worden gegeten.
Ze zijn vaak sterker van smaak dan de bladeren en kunnen in kleine hoeveelheden aan een salade worden toegevoegd.
De bloemhoofden kunnen nog worden gegeten als de zaaddozen zich gaan vormen.
Als de zaden rijpen wordt de smaak nog sterker. Een bol kan rauw of gekookt worden gegeten.
Een bol heeft een vrij sterke knoflooksmaak en
kan, indien de plant niet uitkomt,
van de vroege zomerperiode tot de vroege winterperiode worden verzameld.
De bollen kunnen 4 cm lang worden en een diameter hebben van 1 cm.
Medicinaal:
Voor medische doeleinden kunnen alle plantdelen worden gebruikt, maar een bol heeft de sterkste werking.
Daslook verlicht buikpijn en is een middel bij storing van de spijsvertering.
De hele plant kan worden gebruikt bij een aftreksel tegen aarswormen.
Niet verwarren met het meiklokje of lelietje van dalen!
Daslook (Allium ursinum) is een overblijvende plant en wordt 20 tot 40 cm hoog.
De stengels zijn 3-kantig of halfrond. De planten vormen pollen en grote groepen.
De wortels bestaan uit langwerpige bollen.
De meestal uit tweeën bestaande ovale, wortelstandige bladeren zijn 2 tot 5 cm breed, donkergroen en parallelnervig.
De bladsteel is 5 tot 15 cm lang. De bladeren verspreiden een sterke uiengeur.
De zuiver witte bloemen hebben zes witte bloemdekbladen en zijn in losse bolvormige schermen gegroepeerd.
De plant bloeit van april tot juni, maar soms tot juli. De plant groeit vaak in groepen en trekt door de sterke uienlucht snel de
aandacht. Elke bloem heeft 6 meeldraden, die ongeveer half zo lang zijn als de bloembladen. De zaden zijn zwartbruin.
Daslook groeit op beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond en is te vinden in o.a.
loofbossen en struikgewas. De bladeren kunnen rauw of gekookt worden gegeten en zijn vaak al vanaf eind januari te vinden.
Weetje:
In een ver verleden zonder sanitaire voorzieningen zorgde look, daslook en ajuin ervoor dat dat grote mensen groepen beschermd waren tegen infectieziekten. De Grieken plaatste daslook op kruispunten als avondmaal voor de godin Hecate.
Voeding:
De bladeren moeten voor de bloei worden verzameld en kunnen fijngehakt in salades en in soepen worden gebruikt.
De bloemen kunnen rauw of gekookt worden gegeten.
Ze zijn vaak sterker van smaak dan de bladeren en kunnen in kleine hoeveelheden aan een salade worden toegevoegd.
De bloemhoofden kunnen nog worden gegeten als de zaaddozen zich gaan vormen.
Als de zaden rijpen wordt de smaak nog sterker. Een bol kan rauw of gekookt worden gegeten.
Een bol heeft een vrij sterke knoflooksmaak en
kan, indien de plant niet uitkomt,
van de vroege zomerperiode tot de vroege winterperiode worden verzameld.
De bollen kunnen 4 cm lang worden en een diameter hebben van 1 cm.
Medicinaal:
Voor medische doeleinden kunnen alle plantdelen worden gebruikt, maar een bol heeft de sterkste werking.
Daslook verlicht buikpijn en is een middel bij storing van de spijsvertering.
De hele plant kan worden gebruikt bij een aftreksel tegen aarswormen.
Niet verwarren met het meiklokje of lelietje van dalen!
Den (Pinus sylvestris):
De bladen van de den zijn naaldvormig en staan met twee tegelijk op korte loten.
De den heeft ook lange loten met verspreid staande naalden. De lange loten zorgen voor de lengtegroei.
De grijsgroene naalden zijn gedraaid en kunnen tot 8 cm lang worden.
De den kan 25-35 m hoog worden en heeft een penwortel, waarmee ook uit grotere diepte water opgenomen kan worden.
Jonge bomen hebben een kegelvormige kroon. Oudere bomen hebben een meer schermvormige kroon en een hoge stam.
De onderste takken zijn afgestorven en zitten deels nog aan de stam vast ( meestal vol met hars ).
De jonge schors aan de top van de boom is glad en grijsgeel van kleur.
Op oudere leeftijd wordt er een ruwe plaatvormige schors gevormd. De plaatjes van de schors zijn vrij klein.
De jonge kegels zijn groen en kleuren later donkergrijsbruin.
De kegels kunnen tot 7 cm lang worden en zitten twee aan twee of in groepjes aan kromme steeltjes.
Weetje:
In de 18e eeuw ging men ervan uit dat de kerstboom een oud-Germaans gebruik was, waarbij een eikenboom centraal
stond in de midwinterviering (een viering op de korste dag van het jaar, omstreeks 21 december; deze werd ook wel Joelfeest genoemd). Met de midwinterviering werd gevierd dat de winter begon en de Germanen zouden deze eikenboom dan verlichten.
Wanneer de boom in de winter oud was dan werd deze verbrand om warmte aan het volk te geven.
Op deze boomverbranding zou de traditionele kerstboomverbranding op gebaseerd kunnen zijn.
En in Oost-Europa zou men in de 15e eeuw de boom bij festiviteiten in december gebruiken, waarna de boom verbrand werd.
Medicinaal:
Inwendig worden knoppen gebruikt bij aandoeningen van de luchtwegen
(bronchitis), verkoudheid, griep, keelontsteking, longontsteking, astma, kinkhoest.
Ook voor behandeling van blaasontsteking, nierpijnen en nierstenen.
Tevens worden zij (de knoppen van de Den) voorgeschreven bij jicht, reuma, aërofagie (inslikken van lucht).
Voeding:
Gesloten dennenappels ( verwarm rijpe dennenappels zodat de zaadjes eruit vallen ).
U kunt deze rauw eten maar geroosterd zijn ze nog beter.
Ook kunt u bij de den de binnenbast eten. u droogt de bast ( in een pan zacht aanbakken ), maalt het, en maakt er een pap van.
Lekker is anders maar het vult en houdt u in leven in een noodsituatie!
Uit de hars wordt terpentine gewonnen; de terpentine is zeer heilzaam bij de behandeling van reumatische pijnen,
zenuwontstekingen, hartkloppingen, bronchitis, keel- en longontstekingen, eczeem (hars in zalf verwerkt). Men kan de terpentine inwrijven of door middel van kompressen de aandoening behandelen.
De hars zelf is ook in kleine hoeveelheid ook geneeskrachtig, maar zeer schadelijk bij grote hoeveelheden en
kan zelfs de dood tot gevolg hebben.
De bladen van de den zijn naaldvormig en staan met twee tegelijk op korte loten.
De den heeft ook lange loten met verspreid staande naalden. De lange loten zorgen voor de lengtegroei.
De grijsgroene naalden zijn gedraaid en kunnen tot 8 cm lang worden.
De den kan 25-35 m hoog worden en heeft een penwortel, waarmee ook uit grotere diepte water opgenomen kan worden.
Jonge bomen hebben een kegelvormige kroon. Oudere bomen hebben een meer schermvormige kroon en een hoge stam.
De onderste takken zijn afgestorven en zitten deels nog aan de stam vast ( meestal vol met hars ).
De jonge schors aan de top van de boom is glad en grijsgeel van kleur.
Op oudere leeftijd wordt er een ruwe plaatvormige schors gevormd. De plaatjes van de schors zijn vrij klein.
De jonge kegels zijn groen en kleuren later donkergrijsbruin.
De kegels kunnen tot 7 cm lang worden en zitten twee aan twee of in groepjes aan kromme steeltjes.
Weetje:
In de 18e eeuw ging men ervan uit dat de kerstboom een oud-Germaans gebruik was, waarbij een eikenboom centraal
stond in de midwinterviering (een viering op de korste dag van het jaar, omstreeks 21 december; deze werd ook wel Joelfeest genoemd). Met de midwinterviering werd gevierd dat de winter begon en de Germanen zouden deze eikenboom dan verlichten.
Wanneer de boom in de winter oud was dan werd deze verbrand om warmte aan het volk te geven.
Op deze boomverbranding zou de traditionele kerstboomverbranding op gebaseerd kunnen zijn.
En in Oost-Europa zou men in de 15e eeuw de boom bij festiviteiten in december gebruiken, waarna de boom verbrand werd.
Medicinaal:
Inwendig worden knoppen gebruikt bij aandoeningen van de luchtwegen
(bronchitis), verkoudheid, griep, keelontsteking, longontsteking, astma, kinkhoest.
Ook voor behandeling van blaasontsteking, nierpijnen en nierstenen.
Tevens worden zij (de knoppen van de Den) voorgeschreven bij jicht, reuma, aërofagie (inslikken van lucht).
Voeding:
Gesloten dennenappels ( verwarm rijpe dennenappels zodat de zaadjes eruit vallen ).
U kunt deze rauw eten maar geroosterd zijn ze nog beter.
Ook kunt u bij de den de binnenbast eten. u droogt de bast ( in een pan zacht aanbakken ), maalt het, en maakt er een pap van.
Lekker is anders maar het vult en houdt u in leven in een noodsituatie!
Uit de hars wordt terpentine gewonnen; de terpentine is zeer heilzaam bij de behandeling van reumatische pijnen,
zenuwontstekingen, hartkloppingen, bronchitis, keel- en longontstekingen, eczeem (hars in zalf verwerkt). Men kan de terpentine inwrijven of door middel van kompressen de aandoening behandelen.
De hars zelf is ook in kleine hoeveelheid ook geneeskrachtig, maar zeer schadelijk bij grote hoeveelheden en
kan zelfs de dood tot gevolg hebben.
Duindoorn
Deze komt van nature vooral voor in open, kalkrijke duinen.
De duindoorn (Hippophae rhamnoides) is een struik, verdraagt zout en is aangepast aan omstandigheden waarin
weinig vocht beschikbaar is. Ook is hij goed bestand tegen het stuiven van het zand.
De duindoorn is overblijvend en kan tot 4,5 meter hoog worden.
De wortels vormen een wortelstelsel met meer dan 1 meter diepgaande hoofdwortels en horizontale uitlopers.
De struik heeft meerder stammetjes met een grijze, gegroefde bast.
De takken zijn doornig, dun en overdekt met zilverkleurige schubben, welke later donkerbruin kleuren.
Aan het einde van het voorjaar krijgt de duindoorn smalle, grijsgroene bladeren.
Die kleur wordt veroorzaakt door de haren op het blad die de duindoorn tegen uitdroging beschermen.
De bladeren zijn verspreid, langwerpig tot smal spatelvormig, hebben een gave rand en een korte steel.
De steel is van boven grijsgroen en van onderen witachtig.
De bloemen verschijnen voor de bladeren en bloeien in de maanden april en mei.
De groenige bloemen zijn tweehuizig, er zijn zowel mannelijke en vrouwelijke struiken zijn.
In het najaar draagt de vrouwelijke struik grote hoeveelheid vruchten.
De vruchten bestaan uit oranje bijna bolronde bessen van 6 tot 8 mm groot.
Weetje:
De duindoorn komt oorspronkelijk uit het Himalayagebergte, waar het door zijn
natuurlijke kracht kon groeien bij hoogten van meer dan 4200 meter.
Historisch gezien waren de Chinezen de eersten die de duindoorn als medicijn
gebruikten. Ruim duizend jaar geleden werd er in Yue Wang Yao Zhen van
deTang Dynastie en in Sibu Yidian, het boek dat in de 8e eeuw werd
voltooid, over de duindoorn geschreven.
Medicinaal:
Het medische gebruik van de duindoorn in die tijd bestond ook uit de behandeling van brandwonden en huidletsel/-aandoeningen, het genezen van wondjes en zonnebrand.
Het hoge omega 7-gehalte van de duindoornbes verklaart waarom deze in de oudheid zo heilzaam was voor de behandeling
van deze huidaandoeningen.
De vruchten zijn rijk aan vitamine C en A.
Voeding:
Als voeding zijn de bessen zo gewoon te zuur om te eten.
Ze kunnen worden gebruikt om vruchtendrank te maken.
De vruchten worden minder zuur door ze te koken of na nachtvorst.
De vruchten zijn vanaf eind september rijp en hangen, Indien ze niet door vogels worden opgegeten, de hele winter aan de struik.
Deze komt van nature vooral voor in open, kalkrijke duinen.
De duindoorn (Hippophae rhamnoides) is een struik, verdraagt zout en is aangepast aan omstandigheden waarin
weinig vocht beschikbaar is. Ook is hij goed bestand tegen het stuiven van het zand.
De duindoorn is overblijvend en kan tot 4,5 meter hoog worden.
De wortels vormen een wortelstelsel met meer dan 1 meter diepgaande hoofdwortels en horizontale uitlopers.
De struik heeft meerder stammetjes met een grijze, gegroefde bast.
De takken zijn doornig, dun en overdekt met zilverkleurige schubben, welke later donkerbruin kleuren.
Aan het einde van het voorjaar krijgt de duindoorn smalle, grijsgroene bladeren.
Die kleur wordt veroorzaakt door de haren op het blad die de duindoorn tegen uitdroging beschermen.
De bladeren zijn verspreid, langwerpig tot smal spatelvormig, hebben een gave rand en een korte steel.
De steel is van boven grijsgroen en van onderen witachtig.
De bloemen verschijnen voor de bladeren en bloeien in de maanden april en mei.
De groenige bloemen zijn tweehuizig, er zijn zowel mannelijke en vrouwelijke struiken zijn.
In het najaar draagt de vrouwelijke struik grote hoeveelheid vruchten.
De vruchten bestaan uit oranje bijna bolronde bessen van 6 tot 8 mm groot.
Weetje:
De duindoorn komt oorspronkelijk uit het Himalayagebergte, waar het door zijn
natuurlijke kracht kon groeien bij hoogten van meer dan 4200 meter.
Historisch gezien waren de Chinezen de eersten die de duindoorn als medicijn
gebruikten. Ruim duizend jaar geleden werd er in Yue Wang Yao Zhen van
deTang Dynastie en in Sibu Yidian, het boek dat in de 8e eeuw werd
voltooid, over de duindoorn geschreven.
Medicinaal:
Het medische gebruik van de duindoorn in die tijd bestond ook uit de behandeling van brandwonden en huidletsel/-aandoeningen, het genezen van wondjes en zonnebrand.
Het hoge omega 7-gehalte van de duindoornbes verklaart waarom deze in de oudheid zo heilzaam was voor de behandeling
van deze huidaandoeningen.
De vruchten zijn rijk aan vitamine C en A.
Voeding:
Als voeding zijn de bessen zo gewoon te zuur om te eten.
Ze kunnen worden gebruikt om vruchtendrank te maken.
De vruchten worden minder zuur door ze te koken of na nachtvorst.
De vruchten zijn vanaf eind september rijp en hangen, Indien ze niet door vogels worden opgegeten, de hele winter aan de struik.
Duizendblad.
Heeft een dubbel veerdelige blad , waardoor het lijkt of het uit zeer veel kleine blaadjes bestaat.
Denaam is afgeleid van achilles, die duizendblad met zijn legers
meenam voor de behandeling van krijgswonden.
De plant komt voor op voedselrijke, verstoorde grond en op braakliggende terreinen.
De plant kan goed tegen droogte. De plant komt algemeen voor in Europa en Noord-Amerika en heeft een kenmerkende geur. De plant wordt 15–50 cm hoog en vormt ondergronds wortelstokken.
Het duizendblad bloeit van juni tot november met wit tot roze bloempjes.
De planten met roze bloempjes worden ook in de tuin gebruikt.
Soms komen planten met rode bloempjes ook in het wild voor.
De bloeiwijze bestaat uit een schermvorimge tros.
Weetje:
1 van de verhalen is hoe de moeder van Achilles, Thetis, de Zeegodin, hem verpleegde nadat hij in de strijd gewond was geraakt,
zij gebruikte Duizendblad en de wond genas. ...
Duizendblad was heilig voor de Kelten, de Druïden deden voorspellingen met het kruid,
het verzamelen ervan ging met de nodige rituelen gepaard.
Medicinaal:
Het innemen van sap van de plant stimuleert juist bloedingen.
Het kan de menstruatie bevorderen, maar ook bloedneus veroorzaken. In het Engels heet de plant daarom ook welnosebleed.
Een omslag van duizendblad bespoedigt de genezing van eerste graadsbrandwonden en open wonden.
Voeding:
Duizendblad werd vroeger, voordat de werking van hop ontdekt werd, gebruikt bij de bierbereiding.
Ook was de plant in de zeventiende eeuw een populaire groente.
De jonge bladeren werden als spinazie klaargemaakt of in soep gedaan.
De bladeren zijn zoet met een iets bittere smaak.
Heeft een dubbel veerdelige blad , waardoor het lijkt of het uit zeer veel kleine blaadjes bestaat.
Denaam is afgeleid van achilles, die duizendblad met zijn legers
meenam voor de behandeling van krijgswonden.
De plant komt voor op voedselrijke, verstoorde grond en op braakliggende terreinen.
De plant kan goed tegen droogte. De plant komt algemeen voor in Europa en Noord-Amerika en heeft een kenmerkende geur. De plant wordt 15–50 cm hoog en vormt ondergronds wortelstokken.
Het duizendblad bloeit van juni tot november met wit tot roze bloempjes.
De planten met roze bloempjes worden ook in de tuin gebruikt.
Soms komen planten met rode bloempjes ook in het wild voor.
De bloeiwijze bestaat uit een schermvorimge tros.
Weetje:
1 van de verhalen is hoe de moeder van Achilles, Thetis, de Zeegodin, hem verpleegde nadat hij in de strijd gewond was geraakt,
zij gebruikte Duizendblad en de wond genas. ...
Duizendblad was heilig voor de Kelten, de Druïden deden voorspellingen met het kruid,
het verzamelen ervan ging met de nodige rituelen gepaard.
Medicinaal:
Het innemen van sap van de plant stimuleert juist bloedingen.
Het kan de menstruatie bevorderen, maar ook bloedneus veroorzaken. In het Engels heet de plant daarom ook welnosebleed.
Een omslag van duizendblad bespoedigt de genezing van eerste graadsbrandwonden en open wonden.
Voeding:
Duizendblad werd vroeger, voordat de werking van hop ontdekt werd, gebruikt bij de bierbereiding.
Ook was de plant in de zeventiende eeuw een populaire groente.
De jonge bladeren werden als spinazie klaargemaakt of in soep gedaan.
De bladeren zijn zoet met een iets bittere smaak.
Dagkoekoeksbloem (Anjerfamilie):
Dagkoeksbloem is een overblijvende zacht behaarde plant, die 30 tot 90 cm hoog kan worden.
Ze groeit op vochtige, voedselrijke, zandige grond aan slootkanten en bosranden en in lichte loofbossen.
Dagkoekoeksbloem bloeit vanaf mei tot en met oktober (november) met helder roze (zelden witte) bloemen.
De hoofdbloei valt in mei en juni, maar in de herfst kan een tweede bloei plaatsvinden.
De bloemen hebben vijf diep ingesneden kroonbladeren. Op het eerste gezicht lijken het er tien.
Ze groeien in losse vertakte bloeiwijzen. De kelkbladen zijn vergroeid tot een kelkbuis.
De kelkbuis van de mannelijke bloemen is smaller dan die van de vrouwelijke bloemen.
Door de kruipende wortelstok groeit de plant vaak in groepen.
De dagkoekoeksbloem is algemeen voorkomend, bosranden, ruigten en graslanden, bermen, vooral op kalkgrond.
Weetje:
In de bladoksels zie je vaak schuim, waarin de larve van een schuimcicade leeft, het zogenaamde koekoeksspuug.
Maar er is een zeer mooie legende over dit spuug terug te vinden. :
Lang geleden woonde aan de rand van een wetering, niet ver van de natte weiden, een mooie, wijze heks, Silene genaamd.
Zij hulde zich altijd in prachtige roze en paarse gewaden. Nooit klopten de zieken uit de wijde omgeving tevergeefs aan haar deur.
In die dagen leefde er ook een trotse tovenaar, Cuculus genaamd. Met zijn mooie grote ogen en prachtige hermelijnen mantel verleidde hij menige vrouw. Deze trotse tovenaar kon zelf de stralende ogen van de mooie heks Silene niet weerstaan.
Hij viel voor haar liefde en verliet zijn vrouw en kind voor haar.
De heks en de tovenaar hadden alleen maar oog voor elkaar en uit deze liefde kwam een prachtige dochter voort.
Het drietal leek volmaakt gelukkig, tot er een nieuwe vrouw in het leven van de tovenaar verscheen en hij Silene inruilde voor een ander. Zijn dochtertje kwijnde weg zonder de liefde van haar vader.
In grote wijsheid besloot de mooie heks Silene dat deze tovenaar een ramp was voor zijn nageslacht, hij zou nooit meer een kind mogen teleurstellen door zijn onverantwoordelijke gedrag.
Ze veranderde hem in een saaie, bruine vogel, die moeizaam door het luchtruim vloog.
En om de schande compleet te maken moest hij de hele dag als een kind zeuren om koekjes: “koek koek, koek koek”, zodat in de verre omgeving iedereen hoorde waar die slechte vader zat.
Daarom zijn de mensen hem koekoek gaan noemen. Zo zorgde Silene er voor dat iedereen zou weten dat hij een onverantwoordelijke vogel was, die zijn eigen kinderen verliet.
Maar om te voorkomen dat de kinderen van de koekoek vaderloos achterblijven, legt de koekoeksmoeder sindsdien haar eieren in het nest van een ander vogelpaar dat wel liefdevol voor de opvoeding zal gaan zorgen.
Maar de wijze heks stak de hand ook in eigen boezem.
Ze was zo beschaamd dat ze met al haar wijsheid niet had voorzien dat ze een mislukte vader had verleid.
Silene veranderde zichzelf in een plant, met roze en paarse bloemen, de kleuren van haar favoriete gewaden.
Op een mooie zomerdag ontdekte de betoverde koekoek Coculus, dat de heks die hem had betoverd, zichzelf ook had veranderd in mooie paarse bloemen.
Hij was zo kwaad over zijn eigen lot als lelijke, domme vogel, dat hij de blaadjes van deze roze bloemen kapot trok.
Tot vandaag de dag zien we dat de roze bloemen van de ‘echte’ koekoeksbloem gerafeld zijn.
En nog steeds spuwt de koekoek, als hij de kans krijgt zijn boosheid op haar.
Daarom zien we in de bladoksels van deze bloem vaak het witte spuugschuim van de koekoek zitten, waardoor de mensen deze bloem de koekoeksbloem zijn gaan noemen.
Tegenwoordig weten we dat de schuimcicade Philaenus spumarius dat doet wanneer hij een nestje maakt in de bladoksels.
Voeding:
Hoewel deze plant saponine bevat is hij toch eetbaar, goed koken maakt de saponine onschadelijk voor de mens
(als die lage dosis saponine die deze plant bevat al schadelijk zou zijn)
De plant is dus eetbaar en is meer een maagvuller dan dat er substantieel echte voedingswaarde aan zit.
Medicinaal:
Er zijn wel enkele wetenschappers die aangeven dat de plant een antiseptische en anti-microbiële werking heeft
Maar wat we wel zeker weten is dat hij saponine bevat vooral de wortel.
u kunt de wortel dus als een zeep vervanger gebruiken of in een poeltje een berg stukgeslagen wortels dompelen in de hoop dat de vissen boven komen drijven
saponine in water neemt de lucht weg! )
Dagkoeksbloem is een overblijvende zacht behaarde plant, die 30 tot 90 cm hoog kan worden.
Ze groeit op vochtige, voedselrijke, zandige grond aan slootkanten en bosranden en in lichte loofbossen.
Dagkoekoeksbloem bloeit vanaf mei tot en met oktober (november) met helder roze (zelden witte) bloemen.
De hoofdbloei valt in mei en juni, maar in de herfst kan een tweede bloei plaatsvinden.
De bloemen hebben vijf diep ingesneden kroonbladeren. Op het eerste gezicht lijken het er tien.
Ze groeien in losse vertakte bloeiwijzen. De kelkbladen zijn vergroeid tot een kelkbuis.
De kelkbuis van de mannelijke bloemen is smaller dan die van de vrouwelijke bloemen.
Door de kruipende wortelstok groeit de plant vaak in groepen.
De dagkoekoeksbloem is algemeen voorkomend, bosranden, ruigten en graslanden, bermen, vooral op kalkgrond.
Weetje:
In de bladoksels zie je vaak schuim, waarin de larve van een schuimcicade leeft, het zogenaamde koekoeksspuug.
Maar er is een zeer mooie legende over dit spuug terug te vinden. :
Lang geleden woonde aan de rand van een wetering, niet ver van de natte weiden, een mooie, wijze heks, Silene genaamd.
Zij hulde zich altijd in prachtige roze en paarse gewaden. Nooit klopten de zieken uit de wijde omgeving tevergeefs aan haar deur.
In die dagen leefde er ook een trotse tovenaar, Cuculus genaamd. Met zijn mooie grote ogen en prachtige hermelijnen mantel verleidde hij menige vrouw. Deze trotse tovenaar kon zelf de stralende ogen van de mooie heks Silene niet weerstaan.
Hij viel voor haar liefde en verliet zijn vrouw en kind voor haar.
De heks en de tovenaar hadden alleen maar oog voor elkaar en uit deze liefde kwam een prachtige dochter voort.
Het drietal leek volmaakt gelukkig, tot er een nieuwe vrouw in het leven van de tovenaar verscheen en hij Silene inruilde voor een ander. Zijn dochtertje kwijnde weg zonder de liefde van haar vader.
In grote wijsheid besloot de mooie heks Silene dat deze tovenaar een ramp was voor zijn nageslacht, hij zou nooit meer een kind mogen teleurstellen door zijn onverantwoordelijke gedrag.
Ze veranderde hem in een saaie, bruine vogel, die moeizaam door het luchtruim vloog.
En om de schande compleet te maken moest hij de hele dag als een kind zeuren om koekjes: “koek koek, koek koek”, zodat in de verre omgeving iedereen hoorde waar die slechte vader zat.
Daarom zijn de mensen hem koekoek gaan noemen. Zo zorgde Silene er voor dat iedereen zou weten dat hij een onverantwoordelijke vogel was, die zijn eigen kinderen verliet.
Maar om te voorkomen dat de kinderen van de koekoek vaderloos achterblijven, legt de koekoeksmoeder sindsdien haar eieren in het nest van een ander vogelpaar dat wel liefdevol voor de opvoeding zal gaan zorgen.
Maar de wijze heks stak de hand ook in eigen boezem.
Ze was zo beschaamd dat ze met al haar wijsheid niet had voorzien dat ze een mislukte vader had verleid.
Silene veranderde zichzelf in een plant, met roze en paarse bloemen, de kleuren van haar favoriete gewaden.
Op een mooie zomerdag ontdekte de betoverde koekoek Coculus, dat de heks die hem had betoverd, zichzelf ook had veranderd in mooie paarse bloemen.
Hij was zo kwaad over zijn eigen lot als lelijke, domme vogel, dat hij de blaadjes van deze roze bloemen kapot trok.
Tot vandaag de dag zien we dat de roze bloemen van de ‘echte’ koekoeksbloem gerafeld zijn.
En nog steeds spuwt de koekoek, als hij de kans krijgt zijn boosheid op haar.
Daarom zien we in de bladoksels van deze bloem vaak het witte spuugschuim van de koekoek zitten, waardoor de mensen deze bloem de koekoeksbloem zijn gaan noemen.
Tegenwoordig weten we dat de schuimcicade Philaenus spumarius dat doet wanneer hij een nestje maakt in de bladoksels.
Voeding:
Hoewel deze plant saponine bevat is hij toch eetbaar, goed koken maakt de saponine onschadelijk voor de mens
(als die lage dosis saponine die deze plant bevat al schadelijk zou zijn)
De plant is dus eetbaar en is meer een maagvuller dan dat er substantieel echte voedingswaarde aan zit.
Medicinaal:
Er zijn wel enkele wetenschappers die aangeven dat de plant een antiseptische en anti-microbiële werking heeft
Maar wat we wel zeker weten is dat hij saponine bevat vooral de wortel.
u kunt de wortel dus als een zeep vervanger gebruiken of in een poeltje een berg stukgeslagen wortels dompelen in de hoop dat de vissen boven komen drijven
saponine in water neemt de lucht weg! )
Dovenetel:
Witte, gele, paarse en gevlekte dove netel.
De naam dovenetel komt van de oude betekenis doof ( niet werkend, gedoofd ).
De bladeren en stengels lijken sterk op die van de gewone brandnetel, maar deze hebben geen netels met mierenzuur
en prikken dus niet.
De meeste dieren die kennisgemaakt hebben met het prikkend effect van de brandnetel, laten de dovenetel met rust.
Toch is de dovenetel vrij gemakkelijk van de brandnetel te onderscheiden:
De bladkartels van de dovenetel zijn duidelijk 'slordiger'.
De bladnerven van de dovenetels zijn meer geprononceerd, ook van de bovenkant gezien.
In dovenetelblad of stengels zitten altijd wel wat roodbruine elementen: vlekjes of nerven bijvoorbeeld.
Bij brandnetels komt dit nooit voor.
De hoofdstengels van dovenetels zijn vierkant, met duidelijke ribben, terwijl brandnetelstengels maar licht geribd zijn, bijna rond.
Dovenetels hebben karakteristieke, kleurige lipbloemen. Omdat brandnetels geen lipbloemigen zijn, hebben die een totaal andere bloeiwijze, onopvallend, geelgroen tot bruingroen.
Weetje:
De geslachtsnaam van de dove netel is: Lamium.
Lamium zou verwijzen naar Lamia, 1 van de vele liefjes van de Griekse oppergod Zeus.
Toen Hera haar man Zeus met zijn liefje Lamia betrapte, zou zij de onfortuinlijke schone in een bloem hebben veranderd.
Als je goed kijkt in de muil van het bloempje, kan je met wat fantasie in de helmknoppen van de meeldraden de lichamen.
Maar eigenlijk was de straf van Hera voor Lamia veel wreder:
Hera zorgde ervoor dat alle kinderen die Lamia van Zeus kreeg, al in de wieg stierven. Lamia werd gek van verdriet, en veranderde in een vleesetend monster dat jonge pasgeborenen opat. Hera had bovendien de vloek over haar afgeroepen, dat ze nooit haar ogen zou kunnen sluiten, en altijd het beeld van haar eigen veel te vroeg gestorven kinderen voor zich zou zien.
Om haar enige verlichting te bieden, maakt Zeus, dat Lamia, wanneer ze wilde slapen, haar ogen uit haar hoofd kon halen.
Voeding:
De rijpe bloemen van de dove netel kunt u plukken ( zeer vroeg in de ochtend ), dan smaken ze extra zoet door het stuifmeel.
De bloemen van alle soorten zijn eetbaar.
De jonge blaadjes van alle soorten zijn geschikt voor salade, in de soep, of kort gekookt, zoals spinazie.
Medicinaal:
Van het gedroogde blad kun je thee trekken.
Thee ervan wordt gebruikt tegen bloedarmoede, darmaandoeningen, ontstekingen en menstruatiestoornissen.
Ook bij de mannen word de dove netel in het badwater gedaan om alle urine- en blaasaandoeningen tegen te gaan.
Witte, gele, paarse en gevlekte dove netel.
De naam dovenetel komt van de oude betekenis doof ( niet werkend, gedoofd ).
De bladeren en stengels lijken sterk op die van de gewone brandnetel, maar deze hebben geen netels met mierenzuur
en prikken dus niet.
De meeste dieren die kennisgemaakt hebben met het prikkend effect van de brandnetel, laten de dovenetel met rust.
Toch is de dovenetel vrij gemakkelijk van de brandnetel te onderscheiden:
De bladkartels van de dovenetel zijn duidelijk 'slordiger'.
De bladnerven van de dovenetels zijn meer geprononceerd, ook van de bovenkant gezien.
In dovenetelblad of stengels zitten altijd wel wat roodbruine elementen: vlekjes of nerven bijvoorbeeld.
Bij brandnetels komt dit nooit voor.
De hoofdstengels van dovenetels zijn vierkant, met duidelijke ribben, terwijl brandnetelstengels maar licht geribd zijn, bijna rond.
Dovenetels hebben karakteristieke, kleurige lipbloemen. Omdat brandnetels geen lipbloemigen zijn, hebben die een totaal andere bloeiwijze, onopvallend, geelgroen tot bruingroen.
Weetje:
De geslachtsnaam van de dove netel is: Lamium.
Lamium zou verwijzen naar Lamia, 1 van de vele liefjes van de Griekse oppergod Zeus.
Toen Hera haar man Zeus met zijn liefje Lamia betrapte, zou zij de onfortuinlijke schone in een bloem hebben veranderd.
Als je goed kijkt in de muil van het bloempje, kan je met wat fantasie in de helmknoppen van de meeldraden de lichamen.
Maar eigenlijk was de straf van Hera voor Lamia veel wreder:
Hera zorgde ervoor dat alle kinderen die Lamia van Zeus kreeg, al in de wieg stierven. Lamia werd gek van verdriet, en veranderde in een vleesetend monster dat jonge pasgeborenen opat. Hera had bovendien de vloek over haar afgeroepen, dat ze nooit haar ogen zou kunnen sluiten, en altijd het beeld van haar eigen veel te vroeg gestorven kinderen voor zich zou zien.
Om haar enige verlichting te bieden, maakt Zeus, dat Lamia, wanneer ze wilde slapen, haar ogen uit haar hoofd kon halen.
Voeding:
De rijpe bloemen van de dove netel kunt u plukken ( zeer vroeg in de ochtend ), dan smaken ze extra zoet door het stuifmeel.
De bloemen van alle soorten zijn eetbaar.
De jonge blaadjes van alle soorten zijn geschikt voor salade, in de soep, of kort gekookt, zoals spinazie.
Medicinaal:
Van het gedroogde blad kun je thee trekken.
Thee ervan wordt gebruikt tegen bloedarmoede, darmaandoeningen, ontstekingen en menstruatiestoornissen.
Ook bij de mannen word de dove netel in het badwater gedaan om alle urine- en blaasaandoeningen tegen te gaan.
Eeuwige moes ( Brassica oleracea ramosa )
Ook gekend als Duizendkoppige kool, splijtkool
Eeuwig moes, ook wel splijtkool genoemd is een wintergroene, doorlevende bladkool, tot 120 cm hoog, die nooit zaad produceert,
maar jaarrond vanuit de oksels jonge zachte scheuten vormt.
De bladeren zijn losse, donkergroene bladeren. Splijtkool of eeuwig moes zal weinig of nooit overgaan tot bloei.
Bij droge en warme zomers kan het wel eens gebeuren dat er een bloei optreed.
Opmerkelijk hierbij is dat de plant sterk in groei zal afnemen.
Eeuwige moes houdt van halfschaduwrijke plaatsen en werd vroeger geteeld als alternatief veevoer,
hierdoor kunt u hem zelfs terug vinden in de natuur. De plant blijft jaar na jaar telkens terug groeien.
Te oogsten in maart - november.
Weetje:
Eeuwig moes komt uit Italië en is zeker tweeduizend jaar oud. De Romeinen brachten het naar onze streken.
Plinius De Oudere beschreef deze kool vermoedelijk als tritian kool. Hij beschreef ook al de speciale methode voor vegetatieve vermeerdering: een tak min of meer horizontaal planten, met alleen de top boven de aarde.
De overlevering wil dat Karel de Grote gek was op stamppot eeuwig moes.
Als hij ergens een slag moest leveren, stuurde hij mannen vooruit die ter plekke stekken eeuwig moes in de grond staken.
In die tijd kon een beleg van een stad of gebied heel lang duren.
Bij het transport bewaarden de mannen de stekken op hun bezwete blote bast, onder hun kleding.
Het vocht van het zweet hield de stekken goed.
Voeding:
Vroeger was het een voedergewas voor de dieren en een vroege voorjaarsgroente.
Eeuwig moes kun je koken net als andere koolsoorten. De bladeren zijn eveneens rauw te eten. Omdat je allemaal losse bladeren hebt kun je een blad vullen met een mengsel van bijvoorbeeld rijst, noten, kaas en kruiden. Zo maak je verschillende groentepakketjes. Eeuwig moes kun je daarnaast roerbakken en hij past uitstekend in een groentemix. Je kunt zowel de bladeren als de stelen eten. Eeuwig moes is ook een lekkere toevoeging in een stamppot van verschillende groenten of quiche.
De bladeren kunnen zowel rauw als gekookt of gestoofd gegeten worden.
Medicinaal:
Ze bevatten heel wat vitamines en versterken het immuunsysteem.
Ook gekend als Duizendkoppige kool, splijtkool
Eeuwig moes, ook wel splijtkool genoemd is een wintergroene, doorlevende bladkool, tot 120 cm hoog, die nooit zaad produceert,
maar jaarrond vanuit de oksels jonge zachte scheuten vormt.
De bladeren zijn losse, donkergroene bladeren. Splijtkool of eeuwig moes zal weinig of nooit overgaan tot bloei.
Bij droge en warme zomers kan het wel eens gebeuren dat er een bloei optreed.
Opmerkelijk hierbij is dat de plant sterk in groei zal afnemen.
Eeuwige moes houdt van halfschaduwrijke plaatsen en werd vroeger geteeld als alternatief veevoer,
hierdoor kunt u hem zelfs terug vinden in de natuur. De plant blijft jaar na jaar telkens terug groeien.
Te oogsten in maart - november.
Weetje:
Eeuwig moes komt uit Italië en is zeker tweeduizend jaar oud. De Romeinen brachten het naar onze streken.
Plinius De Oudere beschreef deze kool vermoedelijk als tritian kool. Hij beschreef ook al de speciale methode voor vegetatieve vermeerdering: een tak min of meer horizontaal planten, met alleen de top boven de aarde.
De overlevering wil dat Karel de Grote gek was op stamppot eeuwig moes.
Als hij ergens een slag moest leveren, stuurde hij mannen vooruit die ter plekke stekken eeuwig moes in de grond staken.
In die tijd kon een beleg van een stad of gebied heel lang duren.
Bij het transport bewaarden de mannen de stekken op hun bezwete blote bast, onder hun kleding.
Het vocht van het zweet hield de stekken goed.
Voeding:
Vroeger was het een voedergewas voor de dieren en een vroege voorjaarsgroente.
Eeuwig moes kun je koken net als andere koolsoorten. De bladeren zijn eveneens rauw te eten. Omdat je allemaal losse bladeren hebt kun je een blad vullen met een mengsel van bijvoorbeeld rijst, noten, kaas en kruiden. Zo maak je verschillende groentepakketjes. Eeuwig moes kun je daarnaast roerbakken en hij past uitstekend in een groentemix. Je kunt zowel de bladeren als de stelen eten. Eeuwig moes is ook een lekkere toevoeging in een stamppot van verschillende groenten of quiche.
De bladeren kunnen zowel rauw als gekookt of gestoofd gegeten worden.
Medicinaal:
Ze bevatten heel wat vitamines en versterken het immuunsysteem.
Es - Gewone:
De es (Fraxinus excelsior) is een plant uit de olijffamilie (Oleaceae). Het is een loofboom die van nature in Europa voorkomt.
Het is een snelgroeiende boom die tot 40 m hoog kan worden.
De boom verliest zijn bladeren en heeft een oneven geveerd blad, dat bestaat uit zeven tot dertien deelblaadjes.
De bladeren zijn kruiswijs tegenoverstaand. Deze boom bloeit voordat hij in blad komt.
Het zaad is voorzien van 'vleugeltjes' die helpen bij de verspreiding door de wind.
Als u de zaden wilt verzamelen kan dit op twee momenten.
Als ze in de eerste helft van augustus groen geoogst worden kunnen ze direct uitgezaaid worden, omdat ze dan nog geen kiemrust hebben. Bij oogst in het najaar van afgerijpte vruchten moet eerst de dan ontwikkelde kiemrust gebroken zijn voordat ze gezaaid kunnen worden.
Weetje:
De kelten, Germanen en Grieken maakte hun handgrepen van hun werktuigen uit essen hout.
Vooral de speren en lansen werden eruit gemaakt. Dit deed men omdat men dacht dat de kracht van de Es zo overging naar hun.
Voeding:
De bladeren zijn eetbaar ( ook voor de mens ) voor herten, reetjes, schapen en vee. Lange tijd was dit hun groenvoer. Omdat de bladeren licht verteerbaar zijn.
Medicinaal:
De Es heeft als eigenschappen dat hij aansterkend is, koortswerend, laxerend, samentrekkend, urinedrijvend en zweetdrijvend.
Het blad is heilzaam bij reuma en verstopping. Men zet daartoe thee van het blad van de Es en bereidt hem als volgt:
De kleine blaadjes worden tussen juni en augustus geplukt. Men haalt ze van de steeltjes en droogt ze in de schaduw.
Men neemt er een volle theelepel van en doet dat in een kwart liter koud water.
Dat wordt aan de kook gebracht, daarna laat men de thee een minuut of drie trekken.
Deze thee is een mild laxeermiddel en een goed middel tegen reuma.
Bij de eerste tekenen van klachten neemt men twee maal per dag twee koppen, gedurende minstens twee weken.
De bast werkt heel goed bij open benen (thee) en wijn van de bast is heilzaam bij depressies en miltklachten (steken in de zij).
In het Alpengebied dronken de boeren hun wijn uit bekers van essenhout, omdat zij ervan overtuigd waren dat de geneeskracht uit
het hout op die manier in de wijn zou overgaan.
Bij tandvleesontsteking langzaam op een essen blad kauwen; ook bij slecht ruikende adem.
De mond blijft een lange tijd fris. De Es trekt bliksem aan, dus ga er niet onder staan als het onweert.
Het hout word nu nog in Europa gebruikt om onder andere meubels, klompen en ski´s van te maken.
De es (Fraxinus excelsior) is een plant uit de olijffamilie (Oleaceae). Het is een loofboom die van nature in Europa voorkomt.
Het is een snelgroeiende boom die tot 40 m hoog kan worden.
De boom verliest zijn bladeren en heeft een oneven geveerd blad, dat bestaat uit zeven tot dertien deelblaadjes.
De bladeren zijn kruiswijs tegenoverstaand. Deze boom bloeit voordat hij in blad komt.
Het zaad is voorzien van 'vleugeltjes' die helpen bij de verspreiding door de wind.
Als u de zaden wilt verzamelen kan dit op twee momenten.
Als ze in de eerste helft van augustus groen geoogst worden kunnen ze direct uitgezaaid worden, omdat ze dan nog geen kiemrust hebben. Bij oogst in het najaar van afgerijpte vruchten moet eerst de dan ontwikkelde kiemrust gebroken zijn voordat ze gezaaid kunnen worden.
Weetje:
De kelten, Germanen en Grieken maakte hun handgrepen van hun werktuigen uit essen hout.
Vooral de speren en lansen werden eruit gemaakt. Dit deed men omdat men dacht dat de kracht van de Es zo overging naar hun.
Voeding:
De bladeren zijn eetbaar ( ook voor de mens ) voor herten, reetjes, schapen en vee. Lange tijd was dit hun groenvoer. Omdat de bladeren licht verteerbaar zijn.
Medicinaal:
De Es heeft als eigenschappen dat hij aansterkend is, koortswerend, laxerend, samentrekkend, urinedrijvend en zweetdrijvend.
Het blad is heilzaam bij reuma en verstopping. Men zet daartoe thee van het blad van de Es en bereidt hem als volgt:
De kleine blaadjes worden tussen juni en augustus geplukt. Men haalt ze van de steeltjes en droogt ze in de schaduw.
Men neemt er een volle theelepel van en doet dat in een kwart liter koud water.
Dat wordt aan de kook gebracht, daarna laat men de thee een minuut of drie trekken.
Deze thee is een mild laxeermiddel en een goed middel tegen reuma.
Bij de eerste tekenen van klachten neemt men twee maal per dag twee koppen, gedurende minstens twee weken.
De bast werkt heel goed bij open benen (thee) en wijn van de bast is heilzaam bij depressies en miltklachten (steken in de zij).
In het Alpengebied dronken de boeren hun wijn uit bekers van essenhout, omdat zij ervan overtuigd waren dat de geneeskracht uit
het hout op die manier in de wijn zou overgaan.
Bij tandvleesontsteking langzaam op een essen blad kauwen; ook bij slecht ruikende adem.
De mond blijft een lange tijd fris. De Es trekt bliksem aan, dus ga er niet onder staan als het onweert.
Het hout word nu nog in Europa gebruikt om onder andere meubels, klompen en ski´s van te maken.
Eik:
Eik (Quercus) is een geslacht van loofbomen. Tot dit geslacht behoren zowel bladverliezende als altijd groenblijvende bomen. Wanneer in het Nederlands over de eik gesproken wordt, gaat het meestal over de zomereik. Het hout wordt voor verschillende doeleinden gebruikt. In het algemeen is eikenhout sterk en hard, maar toch redelijk makkelijk te bewerken en af te werken.
Een eikel valt niet ver van de boom en kan onder het bladerdak van de boom niet uitgroeien.
Hij is dus aangewezen op dieren om de eikel verder van de boom te verplaatsen.
Eekhoorns begraven voorraden eikels voor de winter.
Als een eekhoorn omkomt of de voorraad niet of onvolledig aanspreekt of vergeet, is dat een ideale plaats voor de eikels om te ontkiemen.
Weetje:
De Kelten zijn misschien wel het meest verbonden met de eik. Druïde betekent letterlijk 'wijze van de eik'.
Ze hielden vergaderingen op open plaatsen in het eikenwoud, vaak in de schaduw van een machtige eik. De druïden droegen een krans van eikenloof en voerden geen enkel ritueel uit zonder eikenbladeren. Bovendien voorspelden ze de toekomst bij het eten van eikels. Eikels waren ook een symbool voor de mannelijke seksualiteit.
Een andere leuke legende is deze:
Er was eens een boer die veel kinderen had. Een stukje eigen land bezat hij helaas niet en daarom moest hij als dagloner bij vreemden gaan werken. Het geld dat hij verdiende was nauwelijks genoeg om van te leven.
"Hemel en hel!" vloekte de boer op een dag, "alleen de duivel kan ons helpen!"
Nauwelijks had de keuterboer deze woorden uitgesproken, of er stond een man voor hem, gekleed in jagerskleren: een vilten hoedje op zijn hoofd, een geweer over zijn schouder en zijn ene voet was een duivelspoot.
"Wat wil je?" vroeg de jager hem.
De keuterboer schrok eerst vreselijk, omdat hij dadelijk wist, dat dit het gevolg was van zijn woorden.
Toen raapte hij al zijn moed bij elkaar en antwoordde: "Je weet toch wat ik wil hebben.
Een mooi stuk land, een paar paarden en een ploeg, zodat ik mijn vrouw en kinderen behoorlijk te eten kan geven."
"Dat zul je krijgen," zei de jager. Hij wenkte met zijn hand en op tafel stond plotseling een kist vol goudstukken.
Hier kun je alles voor kopen, wat je hebben wilt, maar je moet me er wel iets voor teruggeven namelijk jezelf!
Over een half jaar kom ik je halen!
Weet je wat zei de boer, kom me halen als de bladeren van de bomen vallen."
Goed, lachte de jager. Als alle bladeren van de bomen zijn gevallen kom ik je halen, waarop hij verdween.
De vrouw van de boer luisterde naar wat haar man vertelde. Ze sloeg een kruis en jammerde: wat heb je toch gedaan...
Maar de boer lachte en zei: "Wees niet bang vrouw.
De duivel is slim, maar ik als arme boer moet slimmer zijn, anders zal het slecht met me aflopen.
De lente was voorbij, de zomer was voorbij en de herfst begon. De boer had al lang een prachtige oogst van zijn land gehaald en de kinderen hadden genoeg te eten.
Het smaakte hen allemaal best, alleen de vrouw verloor haar eetlust.
Voortdurend keek ze uit het raam, toen de bladeren geel werden en van de bomen dreigden te vallen.
Het duurde niet lang of de bomen rondom hun huis waren helemaal kaal.
En op een morgen stond daar plotseling de jager. "Ik kom je halen," sprak hij tegen de boer. "
De bladeren zijn allemaal afgevallen en dus is je tijd gekomen."
Maar de boer was niet bang, en zei: "De bladeren zijn al afgevallen, dat is waar. Maar niet allemaal.
Kijk maar eens in het bos daar boven."
En hij wees naar de heuvel achter zijn huisje. Daar stond een jonge eikenboom; de bladeren waren wel erg geel, maar ze zaten nog aan de boom. Je hebt gezegd, dat je mij zou komen halen als alle bladeren van de bomen zijn gevallen.
En zoals je zelf ziet, zijn ze er nog niet allemaal af. Kom nog maar een keer terug."
"Daar kun je op rekenen," zei de jager. En zoals hij gekomen was, verdween hij. Plotseling was hij weg.
Na een maand kwam hij weer. Overal lag al sneeuw, de kale bomen trilden in de wind, maar de jonge eikenboom op de heuvel had nog altijd genoeg bladeren. De boer lachte. Hij wist heel goed, dat de eik zijn bladeren in de winter niet verliest en hij zei tegen de man: "Zoals je ziet zijn alle bladeren nog niet afgevallen. Je zult veel later moeten komen."
"Daar kun je op rekenen," knarste de jager.
Toen de lente begon en het ijs verdwenen was, kwam hij voor de derde maal.
De sneeuw was al weg, de bomen werden weer groen, maar aan de eik trilden nog altijd de bladeren van het vorig jaar.
De boer wees lachend op de eik: "Zoals je ziet, zijn ook nu niet alle bladeren van de bomen gevallen. En ze zullen ook niet meer afvallen. Kijk maar!" Tussen de laatste oude blaadjes groeiden alweer nieuwe bladeren.
De duivel zag, dat de boer hem beet had. Nijdig prikte hij zijn vingers in de jonge bladeren om zo zijn woede af te reageren en plotseling was hij verdwenen.
De boer kwam er goed van af. Maar de eikenbladeren hielden tot op de dag van vandaag de herinnering.
Voor die tijd hadden ze een mooie gladde rand gehad, maar sinds de duivel er met zijn vingers in geprikt heeft, zien ze er uit als vingers. Ondanks dat vallen de blaadjes pas af in de lente, als de nieuwe bladeren alweer beginnen te groeien.
Voeding:
De eiken bevatten een gif, u kunt ze zo niet eten.
Deze moeten enkele uren gekookt worden ( water regelmatig verversen ) dan kunt u ze malen en drogen om te gebruiken als meel.
Voordat de koffie in onze streken zijn intrede deed, dronk men eikeltjeskoffie (ook nu nog in alternatieve- ofwel vruchtenkoffie).
Men gaf vroeger eikelkoffie aan kinderen tegen de gevreesde Engelse ziekte (rachitis) en aandoeningen van de urineblaas.
De eikels bezitten net als de bast looistoffen, die samentrekkend zijn, ook vitamines, zetmeel, eiwit en vet.
Medicinaal:
De Eik verhoogt de weerstand, vooral bij zwakte en uitputting, geeft kracht vanwege de vele mineralen,
bij infecties in de mond en keel door een lage weerstand.
Werkt op alle hormonen, met name regulerend op de schildklier, bij witte vloed. Bij vocht achter de longen en verkoudheid.
Aftreksel bij diarree: 10 gram eikenschors gedurende 10 minuten laten koken in 200ml water,
zeven en elk uur een lepeltje innemen.
Thee bij winterhanden en- voeten (voor hand en voetwassingen) 30 gram eikenschors op twee liter kokend
water enkele minuten laten trekken en zeven. De handen of voeten hier in onderdompelen.
Eenmaal per dag een langdurig handen- of voetenbad.
Ze lijken sprekend op elkaar, de zomer- en de wintereik.
Maar toch zijn er een paar verschillen: de wintereik houdt in de winter namelijk zijn (bruine)blad vast, de zomereik niet.
Verder is het steeltje aan het blad bij de wintereik langer dan het steeltje van de zomereik: 10-29 mm versus 2-8 mm.
Nog een verschil: de napjes van de eikels van de zomereik staan op een steeltje, de napjes van de wintervariant hebben geen of een zeer kort steeltje. Overigens komen er meer zomereiken dan wintereiken voor.
Grote ereprijs:
De grote ereprijs (Veronica persica) is een eenjarige plant die familie is van de weegbree familie.
De plant wordt 15-30 cm hoog en heeft een behaarde stengel. Deze stengels zijn kruipend en kunnen aan de basis op de knoopachtige wortels. De bloemstengels staan rechtop. De 0,7-2,1 cm x 0,5-1,4 cm grote, behaarde bladeren
zijn ei-rond en diep getand. De grote ereprijs bloeit van april tot de herfst met 0,8-1 cm grote, alleenstaande, langgesteelde, hemelsblauwe bloemen hebben donkere strepen en een geelwit centrum. De kelkblaadjes zijn 0,5-0,7 cm lang.
De schutbladen kunt u niet van de gewone bladeren te onderscheiden. Wel zijn ze iets kleiner.
Het kleine vruchtje is een omgekeerd-hartvormige doosvruchtje met sterk zijwaarts uitgegroeide vruchtlobben.
De vrucht staat op een lange steel.
hij houdt van open, zeer voedselrijke grond bij een waterkant, in akkers, op grasvelden moestuinen en op braakliggende terreinen, mesthopen. U moet wel opletten. Er zijn 24 verschillende soorten, Dus u moet opletten dat u de juiste heeft.
De grote Ereprijs bevat looizuur, sponinien, etherische olie en bitterstoffen
Men zegt het de blauwe bloemen duiden op een kalmerende en verkoelend te werken.
U kunt thee trekken bij verkoudheid, hoest, keel en mond, maag en reuma, diarree, ontstekingen, leverklachten, jicht, en ook uitwendig positief effect te hebben op slecht helende wonden.
Verwisselingsgevaar met andere soorten ereprijs mogelijk!
De grote ereprijs (Veronica persica) is een eenjarige plant die familie is van de weegbree familie.
De plant wordt 15-30 cm hoog en heeft een behaarde stengel. Deze stengels zijn kruipend en kunnen aan de basis op de knoopachtige wortels. De bloemstengels staan rechtop. De 0,7-2,1 cm x 0,5-1,4 cm grote, behaarde bladeren
zijn ei-rond en diep getand. De grote ereprijs bloeit van april tot de herfst met 0,8-1 cm grote, alleenstaande, langgesteelde, hemelsblauwe bloemen hebben donkere strepen en een geelwit centrum. De kelkblaadjes zijn 0,5-0,7 cm lang.
De schutbladen kunt u niet van de gewone bladeren te onderscheiden. Wel zijn ze iets kleiner.
Het kleine vruchtje is een omgekeerd-hartvormige doosvruchtje met sterk zijwaarts uitgegroeide vruchtlobben.
De vrucht staat op een lange steel.
hij houdt van open, zeer voedselrijke grond bij een waterkant, in akkers, op grasvelden moestuinen en op braakliggende terreinen, mesthopen. U moet wel opletten. Er zijn 24 verschillende soorten, Dus u moet opletten dat u de juiste heeft.
De grote Ereprijs bevat looizuur, sponinien, etherische olie en bitterstoffen
Men zegt het de blauwe bloemen duiden op een kalmerende en verkoelend te werken.
U kunt thee trekken bij verkoudheid, hoest, keel en mond, maag en reuma, diarree, ontstekingen, leverklachten, jicht, en ook uitwendig positief effect te hebben op slecht helende wonden.
Verwisselingsgevaar met andere soorten ereprijs mogelijk!
Fluitenkruid:
Fluitenkruid heeft zijn naam door de holle stengel waar er fluitjes van gemaakt kunnen worden.
Het is een algemeen voorkomende plantensoort in vochtige graslanden, bermen, in randen tegen struweel en in bossen met een vochtige bodem. Het is de eerste soort uit de Schermbloemenfamilie kunt zien bloeien.
Bij een mooie en warme lente vaak al in april.
Het is een rechtop groeiende, overblijvende plant met veel blad en vertakkingen, tot 1,5 m hoog.
De stengels zijn hol en gegroefd. De overblijvende planten zijn behaard.
De bladeren zijn twee- tot drievoudig geveerd ( lijkend op V-vormige varens ).
Grasgroen en aan de onderzijde is zacht behaard. De beharing is tot de ribben en de randen van het blad beperkt.
De bladeren zitten met behaarde schedes aan de stengel.
Deze vaak brede schedes zijn een algemeen kenmerk voor de Schermbloemenfamilie.
Bloemen: zeer kleine, witte schermbloemen.
Voeding:
Rauw zijn de jonge bladeren lekker als toevoeging in salades. Verder is het een goede smaakmaker.
Een tweede oogst van niet-bloeiend blad verschijnt vaak in de herfst en blijft de hele winter groen.
Fluitenkruid is het naaste, wilde familielid van de gekweekte kervel.
Ze hebben het frisse, kruidige aroma met elkaar gemeen.
Hij lijkt veel op giftige hondspeterselie en dollekervel, dus goed opletten!
Fluitenkruid heeft zijn naam door de holle stengel waar er fluitjes van gemaakt kunnen worden.
Het is een algemeen voorkomende plantensoort in vochtige graslanden, bermen, in randen tegen struweel en in bossen met een vochtige bodem. Het is de eerste soort uit de Schermbloemenfamilie kunt zien bloeien.
Bij een mooie en warme lente vaak al in april.
Het is een rechtop groeiende, overblijvende plant met veel blad en vertakkingen, tot 1,5 m hoog.
De stengels zijn hol en gegroefd. De overblijvende planten zijn behaard.
De bladeren zijn twee- tot drievoudig geveerd ( lijkend op V-vormige varens ).
Grasgroen en aan de onderzijde is zacht behaard. De beharing is tot de ribben en de randen van het blad beperkt.
De bladeren zitten met behaarde schedes aan de stengel.
Deze vaak brede schedes zijn een algemeen kenmerk voor de Schermbloemenfamilie.
Bloemen: zeer kleine, witte schermbloemen.
Voeding:
Rauw zijn de jonge bladeren lekker als toevoeging in salades. Verder is het een goede smaakmaker.
Een tweede oogst van niet-bloeiend blad verschijnt vaak in de herfst en blijft de hele winter groen.
Fluitenkruid is het naaste, wilde familielid van de gekweekte kervel.
Ze hebben het frisse, kruidige aroma met elkaar gemeen.
Hij lijkt veel op giftige hondspeterselie en dollekervel, dus goed opletten!
Framboos:
Deze familie van de roos groeit in bossen en kreupelhout.
Het uiterlijk is een stekelige struik van 1 a 2 meter.
De bladeren hiervan zijn verspreid,geveerd,eirond, toegespits, bovenzijde licht groen, onderzijnde witviltig behaard.
Bloemen in hangende trossen, 5 tallig, wit.
Bloeit van mei tot juni.
De overbekende heerlijke vruchten rode samengestelde vruchten bestaande uit talrijke steenvruchtjes.
Oogsttijd: Juni - Augustus
Weetje:
Volgens de legende waren de frambozen eerst wit en werkde ze kalmerend.
De bosnimf Ida ging er vaak plukken om ze als eten te geven aan de god Zeus toen deze nog klein was.
Vanwege de framboos waren zijn driftbuien niet zo groot.
Op een bepaald moment door zich te haasten prikte Ida zich aan de struik.
Hierdoor viel er een druppel bloed op de framboos en kleurde deze rood sindsdien.
Voeding:
Frambozen kunnen zowel rauw of gekookt gegeten worden en worden verwerkt in jam en tot sap.
Frambozen moeten niet te vroeg geplukt worden want dan zijn ze zuur.
Pas als hij vol rijp is, en er eigenlijk niet meer perfect uitziet, is hij lekker zoet. Frambozen zijn heel zacht als ze rijp zijn.
Om de wortel eetbaar te maken moet deze lang worden gekookt. De wortel mag echter niet te jong en niet te oud zijn.
Verzamel jonge scheuten als ze in de lente net uit de grond komen en ze nog zacht zijn.
Pel de jonge scheuten en eet ze rauw of gekookt. Van gedroogde bladeren kan thee worden gezet.
Medicinaal:
De frambozen zitten vol met vitamine C, maar ook met Vitamine B11n E en K.
Ook zit er mangaan, magnesium, koper en calium in en zijn er rijk aan vezels.
De framboos is ook een goede bron van de tannine en bevat een stof is die het spierherstel na grote fysieke inspanningen bevordert. Een andere belangrijke stof in de framboos is quercetine.
Dit heeft een een anti-tumorwerking. Het past dus goed in een chemokuur ondersteunend dieet.
Deze familie van de roos groeit in bossen en kreupelhout.
Het uiterlijk is een stekelige struik van 1 a 2 meter.
De bladeren hiervan zijn verspreid,geveerd,eirond, toegespits, bovenzijde licht groen, onderzijnde witviltig behaard.
Bloemen in hangende trossen, 5 tallig, wit.
Bloeit van mei tot juni.
De overbekende heerlijke vruchten rode samengestelde vruchten bestaande uit talrijke steenvruchtjes.
Oogsttijd: Juni - Augustus
Weetje:
Volgens de legende waren de frambozen eerst wit en werkde ze kalmerend.
De bosnimf Ida ging er vaak plukken om ze als eten te geven aan de god Zeus toen deze nog klein was.
Vanwege de framboos waren zijn driftbuien niet zo groot.
Op een bepaald moment door zich te haasten prikte Ida zich aan de struik.
Hierdoor viel er een druppel bloed op de framboos en kleurde deze rood sindsdien.
Voeding:
Frambozen kunnen zowel rauw of gekookt gegeten worden en worden verwerkt in jam en tot sap.
Frambozen moeten niet te vroeg geplukt worden want dan zijn ze zuur.
Pas als hij vol rijp is, en er eigenlijk niet meer perfect uitziet, is hij lekker zoet. Frambozen zijn heel zacht als ze rijp zijn.
Om de wortel eetbaar te maken moet deze lang worden gekookt. De wortel mag echter niet te jong en niet te oud zijn.
Verzamel jonge scheuten als ze in de lente net uit de grond komen en ze nog zacht zijn.
Pel de jonge scheuten en eet ze rauw of gekookt. Van gedroogde bladeren kan thee worden gezet.
Medicinaal:
De frambozen zitten vol met vitamine C, maar ook met Vitamine B11n E en K.
Ook zit er mangaan, magnesium, koper en calium in en zijn er rijk aan vezels.
De framboos is ook een goede bron van de tannine en bevat een stof is die het spierherstel na grote fysieke inspanningen bevordert. Een andere belangrijke stof in de framboos is quercetine.
Dit heeft een een anti-tumorwerking. Het past dus goed in een chemokuur ondersteunend dieet.
Goudsbloem (Calendula officinalis):
De plant is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa.
De goudsbloem is een behaarde plant met een gedraaide, spoelvormige wortel en opgaande,
vertakte stengels die 40-50 cm hoog worden. Het is een eenjarige plant met meestal oranje, maar soms ook gele bloemen.
Het blad is langgerekt stomp, ovaal tot spatelvormig
Boeitijd en oogsttijd is in juni - september.
De vruchten zijn meestal gekromd en bootvormig.
Weetje:
Goudsbloemen zouden volgens een mythe zijn ontstaan uit de tranen die Aphrodite voor de dood van Adonis.
Vanuit deze mythe werd de goudsbloem aanvankelijk een symbool voor dankbaarheid en liefdevolle herinneringen
en werd daarom vaak op grafmonumenten afgebeeld. Hierdoor werd het vervolgens een symbool van verdriet en rouw.
Vandaar ook de Duitse bijnaam ‘Totenblume’ En werd deze ook op kerkhoven aangeplant.
Voeding:
Verse of gedroogde bloemen kunnen worden gebruikt in soepen.
De bloemen kunnen ook gebruikt worden als kleurstof.
De jonge bladeren en de bloemen zijn eetbaar.
Medicinaal:
De goudsbloem is vooral gekend als een wondhelend en ontstekingsremmend kruid.
Het is dan ook een van de beste kruiden voor de lokale behandeling van huidproblemen.
Het kan gebruik worden bij ontstekingen.
Het wordt toegepast bij elke uitwendige bloeding of wonde, kneuzing of verstuiking.
Het werkt ook bij slecht helende wonden en huidzweren.
De goudsbloem eten is goed voor de gal en lever.
Goudsbloem heeft schimmelwerende eigenschappen en kan in- en uitwendig worden toegepast om zulke infecties te bestrijden.
Langs het huis geplant, houdt het mieren tegen.
De plant is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa.
De goudsbloem is een behaarde plant met een gedraaide, spoelvormige wortel en opgaande,
vertakte stengels die 40-50 cm hoog worden. Het is een eenjarige plant met meestal oranje, maar soms ook gele bloemen.
Het blad is langgerekt stomp, ovaal tot spatelvormig
Boeitijd en oogsttijd is in juni - september.
De vruchten zijn meestal gekromd en bootvormig.
Weetje:
Goudsbloemen zouden volgens een mythe zijn ontstaan uit de tranen die Aphrodite voor de dood van Adonis.
Vanuit deze mythe werd de goudsbloem aanvankelijk een symbool voor dankbaarheid en liefdevolle herinneringen
en werd daarom vaak op grafmonumenten afgebeeld. Hierdoor werd het vervolgens een symbool van verdriet en rouw.
Vandaar ook de Duitse bijnaam ‘Totenblume’ En werd deze ook op kerkhoven aangeplant.
Voeding:
Verse of gedroogde bloemen kunnen worden gebruikt in soepen.
De bloemen kunnen ook gebruikt worden als kleurstof.
De jonge bladeren en de bloemen zijn eetbaar.
Medicinaal:
De goudsbloem is vooral gekend als een wondhelend en ontstekingsremmend kruid.
Het is dan ook een van de beste kruiden voor de lokale behandeling van huidproblemen.
Het kan gebruik worden bij ontstekingen.
Het wordt toegepast bij elke uitwendige bloeding of wonde, kneuzing of verstuiking.
Het werkt ook bij slecht helende wonden en huidzweren.
De goudsbloem eten is goed voor de gal en lever.
Goudsbloem heeft schimmelwerende eigenschappen en kan in- en uitwendig worden toegepast om zulke infecties te bestrijden.
Langs het huis geplant, houdt het mieren tegen.
Gifsla ( Wilde sla ):
Waarschuwing! Dit is een GIFTIGE medicinale plant!!!
Gifsla (Lactuca virosa) is een giftige een of tweejarige plant. De plant komt van nature voor in Europa, tot West-Azië en in Noord-Afrika. In Noord-Amerika is de plant ingeburgerd.
De plant wordt 50 tot 150 cm hoog en heeft melksap. De bladeren zijn blauwgroen. De onderste bladeren zijn eirond. De stengelbladeren zijn langwerpig tot lancetvormig. Op de meeste bladeren zitten van onderen op de middennerf stekeltjes.
Gifsla bloeit in juli en augustus met lichtgele lintbloemen die in een hoofdje staan. De bloeiwijze van deze hoofdjes is pluim-trosvormig en bestaat uit 12 tot 16 hoofdjes.
De vrucht is een 4 tot 5 mm lang en 1,5 tot 2 mm breed, diep paars tot zwart gekleurd, kale noot en heeft een vruchtpluis.
De onrijpe nootjes zijn geel tot oranje van kleur. Op het nootje zitten vijf ribben. De plant komt voor in het stedelijk gebied op vochtige, stikstofrijke grond.
Weetje:
Gifsla werd eeuwenlang als medicinale plant gebruikt vanwege de rustgevende en vochtafdrijvende werking.
De Keizer van Rome, Augustus genas door middel van de gifsla van een ernstige ziekte en liet daarom een monument voor deze sla oprichten. De Romeinen hebben dan ook de gifsla verder over Europa verbreid.
De bladeren en het gedroogde melksap werden tot ongeveer 1900 gebruikt als rustgevend middel en als
Medicinaal:
Pijn en spanning
Als een vervanger van opium verzacht gifsla pijn, vermindert spanning en ontspant het zowel het lichaam als de geest.
Wees wel voorzichtig, want het gebruik van wilde sla in hoge doseringen, kan duizeligheid, misselijkheid, overgeven en paniekaanvallen veroorzaken.
Het gebruik:
Knip de plant, en knijp het melkachtige sap eruit. Voeg het toe aan alcohol en maak een helende tinctuur. Gebruik de bloeiende toppen en verse bladeren in plaats van het sap als je dat gemakkelijker vindt.
Gifsla wordt vaak gedronken als een kruidenthee. Een heel lekker theetje waar je heel rustig van wordt. Lekker om ’s avonds op de bank te drinken voordat je gaat slapen bijvoorbeeld. Of wellicht voordat je met je partner de liefde gaat bedrijven. Goed om te weten is dathet niet verslavend werkt en je dit dus op langer termijn gewoon kan gebruiken. Laat de wilde sla drogen of je kunt ook 1,5 gram sla sap gebruiken. Je zult versteld staan van de zoete smaak van de thee.
Rook 0,25 gram sla. Overschrijdt deze hoeveelheid niet, anders kun je last krijgen van bijwerkingen.
Waarschuwing! Dit is een GIFTIGE medicinale plant!!!
Gifsla (Lactuca virosa) is een giftige een of tweejarige plant. De plant komt van nature voor in Europa, tot West-Azië en in Noord-Afrika. In Noord-Amerika is de plant ingeburgerd.
De plant wordt 50 tot 150 cm hoog en heeft melksap. De bladeren zijn blauwgroen. De onderste bladeren zijn eirond. De stengelbladeren zijn langwerpig tot lancetvormig. Op de meeste bladeren zitten van onderen op de middennerf stekeltjes.
Gifsla bloeit in juli en augustus met lichtgele lintbloemen die in een hoofdje staan. De bloeiwijze van deze hoofdjes is pluim-trosvormig en bestaat uit 12 tot 16 hoofdjes.
De vrucht is een 4 tot 5 mm lang en 1,5 tot 2 mm breed, diep paars tot zwart gekleurd, kale noot en heeft een vruchtpluis.
De onrijpe nootjes zijn geel tot oranje van kleur. Op het nootje zitten vijf ribben. De plant komt voor in het stedelijk gebied op vochtige, stikstofrijke grond.
Weetje:
Gifsla werd eeuwenlang als medicinale plant gebruikt vanwege de rustgevende en vochtafdrijvende werking.
De Keizer van Rome, Augustus genas door middel van de gifsla van een ernstige ziekte en liet daarom een monument voor deze sla oprichten. De Romeinen hebben dan ook de gifsla verder over Europa verbreid.
De bladeren en het gedroogde melksap werden tot ongeveer 1900 gebruikt als rustgevend middel en als
Medicinaal:
Pijn en spanning
Als een vervanger van opium verzacht gifsla pijn, vermindert spanning en ontspant het zowel het lichaam als de geest.
Wees wel voorzichtig, want het gebruik van wilde sla in hoge doseringen, kan duizeligheid, misselijkheid, overgeven en paniekaanvallen veroorzaken.
Het gebruik:
Knip de plant, en knijp het melkachtige sap eruit. Voeg het toe aan alcohol en maak een helende tinctuur. Gebruik de bloeiende toppen en verse bladeren in plaats van het sap als je dat gemakkelijker vindt.
Gifsla wordt vaak gedronken als een kruidenthee. Een heel lekker theetje waar je heel rustig van wordt. Lekker om ’s avonds op de bank te drinken voordat je gaat slapen bijvoorbeeld. Of wellicht voordat je met je partner de liefde gaat bedrijven. Goed om te weten is dathet niet verslavend werkt en je dit dus op langer termijn gewoon kan gebruiken. Laat de wilde sla drogen of je kunt ook 1,5 gram sla sap gebruiken. Je zult versteld staan van de zoete smaak van de thee.
Rook 0,25 gram sla. Overschrijdt deze hoeveelheid niet, anders kun je last krijgen van bijwerkingen.
Hazelaar:
De hazelaar is een boom of heester die 6 meter hoog kan worden.
De takken steken omhoog en verder heeft de boom een gladde bruine schors.
De gezaagde bladeren zijn nagenoeg rond en behaard.
De vruchten noemen we hazelnoten, deze groeien in trosjes van 3 a 4 noten.
De hazelaar vind je in hagen en bossen door geheel Europa. Je vind ze vaak in eikenbossen.
Weetje:
Bij de wortel van de hazelaar zou een slang wonen, de hazelworm.
Groeide er op een oude hazelaar een maretak en zaten er gaatjes in de bladeren, dan wist men dat daar de slangenkoning woonde. Wie het lukte hem op de Sint-Jansdag uit te graven en te vangen, die ontving bijzondere krachten en kon zich onzichtbaar maken.
voeding:
De rijpe hazelnoten kun je gepeld rauw of geroosterd eten.
De bloeiende katjes zijn eetbaar.
De smaak is wrang licht kruidig. Oogst ze voorzichtig, want anders verliest de bloem veel van het eiwitrijke stuifmeel.
Je kunt ze eten als een knabbel uit de hand. Maar ze laten zich ook goed drogen
(op een vel papier op een droge plek in huis uit de zon en op een niet tochtende plek zodat het stuifmeel niet wegwaait)
en dan vermalen tot poeder. Het poeder laat zich goed in beslag (brood, kruidige cake, pannenkoeken, enzovoorts) verwerken.
Medicinaal:
Middelen op basis van hazelaar hebben een haarvatenvernauwende werking.
De bloedvaten van kleine aders worden eveneens vernauwd.
Daarnaast is het een middel wat de aders steviger maakt waardoor het goed werkt bij spataders en gezwollen enkels en onderbenen,
Uitwendig gebruik hazelaarblad en -schors:
Hazelaarblad en -schors heeft een bloedstelpende werking.
Daarnaast geneest het wonden, aambeien, kleine verwondingen en slecht genezende wonden.
De hazelaar is een boom of heester die 6 meter hoog kan worden.
De takken steken omhoog en verder heeft de boom een gladde bruine schors.
De gezaagde bladeren zijn nagenoeg rond en behaard.
De vruchten noemen we hazelnoten, deze groeien in trosjes van 3 a 4 noten.
De hazelaar vind je in hagen en bossen door geheel Europa. Je vind ze vaak in eikenbossen.
Weetje:
Bij de wortel van de hazelaar zou een slang wonen, de hazelworm.
Groeide er op een oude hazelaar een maretak en zaten er gaatjes in de bladeren, dan wist men dat daar de slangenkoning woonde. Wie het lukte hem op de Sint-Jansdag uit te graven en te vangen, die ontving bijzondere krachten en kon zich onzichtbaar maken.
voeding:
De rijpe hazelnoten kun je gepeld rauw of geroosterd eten.
De bloeiende katjes zijn eetbaar.
De smaak is wrang licht kruidig. Oogst ze voorzichtig, want anders verliest de bloem veel van het eiwitrijke stuifmeel.
Je kunt ze eten als een knabbel uit de hand. Maar ze laten zich ook goed drogen
(op een vel papier op een droge plek in huis uit de zon en op een niet tochtende plek zodat het stuifmeel niet wegwaait)
en dan vermalen tot poeder. Het poeder laat zich goed in beslag (brood, kruidige cake, pannenkoeken, enzovoorts) verwerken.
Medicinaal:
Middelen op basis van hazelaar hebben een haarvatenvernauwende werking.
De bloedvaten van kleine aders worden eveneens vernauwd.
Daarnaast is het een middel wat de aders steviger maakt waardoor het goed werkt bij spataders en gezwollen enkels en onderbenen,
Uitwendig gebruik hazelaarblad en -schors:
Hazelaarblad en -schors heeft een bloedstelpende werking.
Daarnaast geneest het wonden, aambeien, kleine verwondingen en slecht genezende wonden.
Herderstasje
Is een van de meest voorkomende plantensoorten van Nederland en België.
De soort is goed te herkennen aan de wat slordige bladeren van de wortelrozet, aan de rechtopstaande onvertakte stengel, met weinig stengelbladeren, aan de kleine witte bloemen, maar vooral aan de hartvormige vruchten.
De meeste bladeren staan in een rozet, slechts een enkele vind je aan de stengel.
In omtrek zijn ze lancetvormig tot wat breder en met een bijna gave rand tot sterk veerdelig.
De bladeren langs de stengel zijn stengelomvattend.
Aan de bovenkant vinden we enkelvoudige haren, terwijl aan de onderkant ook 3-armige (soms met 4-6 armen)
tegen het blad aanliggende sterharen staan.
De vruchten of hauwtjes zijn zeer karakteristiek (naamgeving). Ze zijn lang gesteeld, afgeplat en driehoekig of hartvormig.
Het tussenschot, waaraan de zaden geplaatst staan, is goed te herkennen. Aan de top vinden we een restant van stijl en stempel.
Weetje:
In de Middeleeuwen werd dit geneeskruid gebruikt om bloedingen mee te stelpen.
Tot ver in de 16de eeuw beschreef men het kruid als goed voor inwendige en uitwendige bloedingen.
In de eerste wereldoorlog werd het herderstasje nog steeds gebruikt om bloedende soldaten te verzorgen vanwege het gebrek van medicatie op het slagveld.
Voeding:
De jonge blaadjes en jonge bloeiende toppen van herderstasje kunnen worden gegeten.
De blaadjes zijn bijna hetzelfde als de waterkers ( licht peperig ).
Het is lekker als een leuke verassende toevoeging in uw salade.
U kunt ze ook stoven als een kruidige spinazie.
Ook de zaadjes kunt u opeten. Deze zijn zoet van smaak.
Ze worden wel tot meel vermalen om aan een soep toe te voegen.
De wortel kan gegeten en gebruikt worden als vervanging van Gember.
Medicinaal:
Het herderstasje bevat een reeks van aminozuren en de vitaminen B1, B2, B3, C en K.
Ook zitten er de mineralen in zoals kalium, calcium, natium, fosfor en ijzer.
Herderstasje heeft bloedstelpende werking omdat het samenstrekkend werkt, bloedstelpend is.
De looistoffen erin zorgen voor een ontstekingsremmende werking.
Het helpt bij urineweginfecties. Als er bij deze infecties sprake is van bloedverlies, kan het herderstasje een extra uitkomst bieden.
Het werkt preventief tegen nierstenen, Het is het goed tegen constipatie.
Het werkt samentrekkend op het darmslijmvlies en is daarom goed tegen diarree.
Is een van de meest voorkomende plantensoorten van Nederland en België.
De soort is goed te herkennen aan de wat slordige bladeren van de wortelrozet, aan de rechtopstaande onvertakte stengel, met weinig stengelbladeren, aan de kleine witte bloemen, maar vooral aan de hartvormige vruchten.
De meeste bladeren staan in een rozet, slechts een enkele vind je aan de stengel.
In omtrek zijn ze lancetvormig tot wat breder en met een bijna gave rand tot sterk veerdelig.
De bladeren langs de stengel zijn stengelomvattend.
Aan de bovenkant vinden we enkelvoudige haren, terwijl aan de onderkant ook 3-armige (soms met 4-6 armen)
tegen het blad aanliggende sterharen staan.
De vruchten of hauwtjes zijn zeer karakteristiek (naamgeving). Ze zijn lang gesteeld, afgeplat en driehoekig of hartvormig.
Het tussenschot, waaraan de zaden geplaatst staan, is goed te herkennen. Aan de top vinden we een restant van stijl en stempel.
Weetje:
In de Middeleeuwen werd dit geneeskruid gebruikt om bloedingen mee te stelpen.
Tot ver in de 16de eeuw beschreef men het kruid als goed voor inwendige en uitwendige bloedingen.
In de eerste wereldoorlog werd het herderstasje nog steeds gebruikt om bloedende soldaten te verzorgen vanwege het gebrek van medicatie op het slagveld.
Voeding:
De jonge blaadjes en jonge bloeiende toppen van herderstasje kunnen worden gegeten.
De blaadjes zijn bijna hetzelfde als de waterkers ( licht peperig ).
Het is lekker als een leuke verassende toevoeging in uw salade.
U kunt ze ook stoven als een kruidige spinazie.
Ook de zaadjes kunt u opeten. Deze zijn zoet van smaak.
Ze worden wel tot meel vermalen om aan een soep toe te voegen.
De wortel kan gegeten en gebruikt worden als vervanging van Gember.
Medicinaal:
Het herderstasje bevat een reeks van aminozuren en de vitaminen B1, B2, B3, C en K.
Ook zitten er de mineralen in zoals kalium, calcium, natium, fosfor en ijzer.
Herderstasje heeft bloedstelpende werking omdat het samenstrekkend werkt, bloedstelpend is.
De looistoffen erin zorgen voor een ontstekingsremmende werking.
Het helpt bij urineweginfecties. Als er bij deze infecties sprake is van bloedverlies, kan het herderstasje een extra uitkomst bieden.
Het werkt preventief tegen nierstenen, Het is het goed tegen constipatie.
Het werkt samentrekkend op het darmslijmvlies en is daarom goed tegen diarree.
Hondsdraf:
De plant bloeit van maart tot juni met paars-blauwe bloemen, die in een schijnkrans staan.
Het hoogtepunt van de bloei valt in Nederland en in Belgie rond april.
De onderlip is aan het einde in tweeën gespleten en de bovenlip is vlak en niet bol.
In het voorjaar is de kleur van de plant min of meer paars en de planten kunnen hun groeiplaats dan van een duidelijk paarse gloed
voorzien. De kleur hangt samen met de temperatuur. In de zomer is de plant groen. Ook in de winter draagt de plant bladeren.
De bladeren zijn niervormig met een gekartelde rand.
Hoe zonniger de standplaats, des te kleiner zijn de bladeren.
Weetje:
In oudere tijden werd hondsdraf gebruikt als middel tegen kiespijn.
Jezus zou Petrus aangeraden hebben om op hondsdrafblaadjes te kauwen toe Petrus kiespijn had.
Een andere oude legende is:
Als je tijdens de walpurgisnacht ( nacht van 30 april ) een krans van hondsdraf droeg kon je een heks herkennen.
Om absolut zeker te zijn moest je wel de urine van de heks ongemerkt weg nemen en aan de kook brengen.
Bruisde de urine geweldig en omstuimig was ze een heks...
Voeding:
De blaadjes kunnen worden toegevoegd aan een salade.
U mag er wel niet te veel van eten!
Vroeger werd deze plant zelfs gebruikt voor het helder maken van gistend bier en
het op smaak houden van het bier tijdens een lang transport.
Medicinaal:
Het kruid is te gebruiken bij:
Luchtwegen: Tegen overmatig slijm. Hondsdraf voert zowel vocht als slijm af, helpt bij astma, hoest en bronchitis.
Preventief bij hooikoorts, dan al in maart beginnen met de tinctuur (3 x 10 druppels).
Bij diarree versterkt het darmslijmvlies, vooral bij een pijnlijke gevoelige ontsteking, stimuleert de eetlust.
De samentrekkende eigenschappen van Hondsdraf helpen ook bij aambeien.
Bij ontstekingen van de urinewegen, nierontsteking, bij blaasontsteking en kleine nierstenen worden vergruisd.
Bij uitslag door stress, verwondingen op de huid, dan een kompres met het verse blad of de verdunde tinctuur.
Men gebruikt de bovengrondse delen, om hiervan de tinctuur en de thee van te maken.
Wie hondsdraf wilt gebruiken om er thee van te zetten doet er goed aan om de blaadjes in de lente te plukken.
Zoals bij veel kruiden zitten er in het voorjaar meer werkzame stoffen in. Vooral de jonge blaadjes zijn gezond.
Hondsdraf of ook wel wonddrank genoemd werkt geweldig tegen de jeuk van brandnetels.
Deze plant groeit er vaak naast en door het sap uit te smeren over de jeukende huid verdwijnt de irritatie vanzelf.
De natuur heeft hierover nagedacht en zorgde dat de brandnetel en hondsdraf samen opgroeide.
De plant bloeit van maart tot juni met paars-blauwe bloemen, die in een schijnkrans staan.
Het hoogtepunt van de bloei valt in Nederland en in Belgie rond april.
De onderlip is aan het einde in tweeën gespleten en de bovenlip is vlak en niet bol.
In het voorjaar is de kleur van de plant min of meer paars en de planten kunnen hun groeiplaats dan van een duidelijk paarse gloed
voorzien. De kleur hangt samen met de temperatuur. In de zomer is de plant groen. Ook in de winter draagt de plant bladeren.
De bladeren zijn niervormig met een gekartelde rand.
Hoe zonniger de standplaats, des te kleiner zijn de bladeren.
Weetje:
In oudere tijden werd hondsdraf gebruikt als middel tegen kiespijn.
Jezus zou Petrus aangeraden hebben om op hondsdrafblaadjes te kauwen toe Petrus kiespijn had.
Een andere oude legende is:
Als je tijdens de walpurgisnacht ( nacht van 30 april ) een krans van hondsdraf droeg kon je een heks herkennen.
Om absolut zeker te zijn moest je wel de urine van de heks ongemerkt weg nemen en aan de kook brengen.
Bruisde de urine geweldig en omstuimig was ze een heks...
Voeding:
De blaadjes kunnen worden toegevoegd aan een salade.
U mag er wel niet te veel van eten!
Vroeger werd deze plant zelfs gebruikt voor het helder maken van gistend bier en
het op smaak houden van het bier tijdens een lang transport.
Medicinaal:
Het kruid is te gebruiken bij:
Luchtwegen: Tegen overmatig slijm. Hondsdraf voert zowel vocht als slijm af, helpt bij astma, hoest en bronchitis.
Preventief bij hooikoorts, dan al in maart beginnen met de tinctuur (3 x 10 druppels).
Bij diarree versterkt het darmslijmvlies, vooral bij een pijnlijke gevoelige ontsteking, stimuleert de eetlust.
De samentrekkende eigenschappen van Hondsdraf helpen ook bij aambeien.
Bij ontstekingen van de urinewegen, nierontsteking, bij blaasontsteking en kleine nierstenen worden vergruisd.
Bij uitslag door stress, verwondingen op de huid, dan een kompres met het verse blad of de verdunde tinctuur.
Men gebruikt de bovengrondse delen, om hiervan de tinctuur en de thee van te maken.
Wie hondsdraf wilt gebruiken om er thee van te zetten doet er goed aan om de blaadjes in de lente te plukken.
Zoals bij veel kruiden zitten er in het voorjaar meer werkzame stoffen in. Vooral de jonge blaadjes zijn gezond.
Hondsdraf of ook wel wonddrank genoemd werkt geweldig tegen de jeuk van brandnetels.
Deze plant groeit er vaak naast en door het sap uit te smeren over de jeukende huid verdwijnt de irritatie vanzelf.
De natuur heeft hierover nagedacht en zorgde dat de brandnetel en hondsdraf samen opgroeide.
Hondsroos Rosa canina L.:
Hondsroos groeit langs wegen,bosranden,kreupelhout.
Het is een rechtopstaande,stekelige heester, tot 3 m hoog.
De bladeren zijn verspreid samengeteld met een 5 tot 7 blaadjes, 2-4 cm lang,eirond,kaal
De bloemen zijn 5 tallig en bleekrose.
Bloeitijd juni - juli.
Vruchten zijn kogelronde tot ovale oranje schijnvruchten met talrijke behaarde nootjes binnen in (rozebottels)
Oogsttijd september- oktober
Weetje:
De Hondsroos werd in vroeger tijden met honden in verband gebracht, zoals de achternaam 'canina' aangeeft.
In de Middeleeuwen waren meer kruiden die hondenbeten konden genezen; zoals de Hondstong, Hondsdraf en Hondsribbe.
Maar de Hondsroos bezat toch wel de grootste geneeskracht en werd zelfs door de goden als geneesmiddel aanbevolen: De wortel is een eenighe middel om den beet van verwoedde honden te ghenesen, soo Plinius schrijft...segghende dat het door antwoordt oft oraculum (orakel) van eenighen Heydenschen God tot de kenisse der menschen gekomen is."
Voeding:
De vruchten kunnen NIET rauw gegeten worden!
Medicinaal:
Vitamine C behoort tot de belangrijkste inhoudsstoffen van dit vruchtje.
Hierdoor is hij goed tegen: Vermoeidheid door vitaminetekort, Preventie van vitaminegebrek, Voorjaarskuren, lentekuur,
herstel na operatie of zware ziekte, Voorkomen van ouderdomsverschijnselen, Ondersteuning bij zwangerschap en zogen;
borstvoeding geven, Kinderen in de groei, Anemie of bloedarmoede,Preventie van scheurbuik, Tandvleesontsteking,
Infectieziekten met koorts, infecties, Verkoudheden, Verzwakte weerstand Luchtwegenaandoeningen.
Rozenbottels kun je maximaal een jaar bewaren; na een jaar zijn er weer nieuwe vruchten aan de struik.
De behoefte aan pijnstillers bij artritis neemt af.
Hondsroos groeit langs wegen,bosranden,kreupelhout.
Het is een rechtopstaande,stekelige heester, tot 3 m hoog.
De bladeren zijn verspreid samengeteld met een 5 tot 7 blaadjes, 2-4 cm lang,eirond,kaal
De bloemen zijn 5 tallig en bleekrose.
Bloeitijd juni - juli.
Vruchten zijn kogelronde tot ovale oranje schijnvruchten met talrijke behaarde nootjes binnen in (rozebottels)
Oogsttijd september- oktober
Weetje:
De Hondsroos werd in vroeger tijden met honden in verband gebracht, zoals de achternaam 'canina' aangeeft.
In de Middeleeuwen waren meer kruiden die hondenbeten konden genezen; zoals de Hondstong, Hondsdraf en Hondsribbe.
Maar de Hondsroos bezat toch wel de grootste geneeskracht en werd zelfs door de goden als geneesmiddel aanbevolen: De wortel is een eenighe middel om den beet van verwoedde honden te ghenesen, soo Plinius schrijft...segghende dat het door antwoordt oft oraculum (orakel) van eenighen Heydenschen God tot de kenisse der menschen gekomen is."
Voeding:
De vruchten kunnen NIET rauw gegeten worden!
Medicinaal:
Vitamine C behoort tot de belangrijkste inhoudsstoffen van dit vruchtje.
Hierdoor is hij goed tegen: Vermoeidheid door vitaminetekort, Preventie van vitaminegebrek, Voorjaarskuren, lentekuur,
herstel na operatie of zware ziekte, Voorkomen van ouderdomsverschijnselen, Ondersteuning bij zwangerschap en zogen;
borstvoeding geven, Kinderen in de groei, Anemie of bloedarmoede,Preventie van scheurbuik, Tandvleesontsteking,
Infectieziekten met koorts, infecties, Verkoudheden, Verzwakte weerstand Luchtwegenaandoeningen.
Rozenbottels kun je maximaal een jaar bewaren; na een jaar zijn er weer nieuwe vruchten aan de struik.
De behoefte aan pijnstillers bij artritis neemt af.
Iep:
De boom bloeit in maart met rode bloemen. In april groeien daar massa’s platte, vliezige zaden uit.
De bladeren zijn veernervig en hebben een gezaagde of dubbelgezaagde bladrand.
Omdat deze beginnen te groeien voordat de iep in blad komt, worden iepen eerst frisgroen van het zaad.
Wat mij het meeste opvalt in de winter zijn de jonge takken die schuin omhoog, naar buiten gericht groeien.
In de winter vallen de kale, jonge takken op omdat ze een soort visgraatpatroon hebben,
de kleine takjes zitten afwisselend links en rechts aan de grote tak vast.
Weetje:
De Lemovices waren een gallische stam uit Centraal Europa die tussen 700 en 400 voor Chr. Leefde, hun heilige boom was de Iep.
Medicinaal:
De eigenschappen van de Iep zijn de volgende: aansterkend, bloedzuiverend, samentrekkend, wondhelend, zweetdrijvend.
Te gebruiken bij: diarree, huidproblemen, huidschilfering, kneuzing, reuma, witte vloed.
De kruidenarts gebruikt vooral de bast en de bladeren.
De werking daarvan is niet zo krachtig, maar bij een juiste toepassing kunnen ze waardevol zijn voor het behoud
van de schoonheid en gezondheid. De meest werkzame delen van de bast en de bladeren zijn: slijm, looistof en kiezelzuur.
De bast wordt gebruikt bij diarree en reuma. Aftreksel van de bladeren kan keel- en mondontstekingen bestrijden.
De boom bloeit in maart met rode bloemen. In april groeien daar massa’s platte, vliezige zaden uit.
De bladeren zijn veernervig en hebben een gezaagde of dubbelgezaagde bladrand.
Omdat deze beginnen te groeien voordat de iep in blad komt, worden iepen eerst frisgroen van het zaad.
Wat mij het meeste opvalt in de winter zijn de jonge takken die schuin omhoog, naar buiten gericht groeien.
In de winter vallen de kale, jonge takken op omdat ze een soort visgraatpatroon hebben,
de kleine takjes zitten afwisselend links en rechts aan de grote tak vast.
Weetje:
De Lemovices waren een gallische stam uit Centraal Europa die tussen 700 en 400 voor Chr. Leefde, hun heilige boom was de Iep.
Medicinaal:
De eigenschappen van de Iep zijn de volgende: aansterkend, bloedzuiverend, samentrekkend, wondhelend, zweetdrijvend.
Te gebruiken bij: diarree, huidproblemen, huidschilfering, kneuzing, reuma, witte vloed.
De kruidenarts gebruikt vooral de bast en de bladeren.
De werking daarvan is niet zo krachtig, maar bij een juiste toepassing kunnen ze waardevol zijn voor het behoud
van de schoonheid en gezondheid. De meest werkzame delen van de bast en de bladeren zijn: slijm, looistof en kiezelzuur.
De bast wordt gebruikt bij diarree en reuma. Aftreksel van de bladeren kan keel- en mondontstekingen bestrijden.
Japanse Duizendknoop ( Reynoutria japonica ):
De zich vertakkende wortelstokken zijn lang en dik en vormen vele uitlopers. De soort kan zeer sterk woekeren.
De forse, rechtopstaande stengels zijn buisvormig ( hij word 1 tot 3 m ), blauwgroen of vaak roodachtig en bovenaan vertakt.
De gesteelde, breed eirond-driehoekige bladen zijn iets leerachtig.
De bovenste bladen zijn 5-12 cm. Ze zijn aan de voet recht afgeknot en hebben vier tot zes paar zijnerven.
De bloemen zijn tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De smalle pluimen zijn bebladerd.
Ze groeien in de bovenste bladoksels. De bloemen zijn wit. Drie op de kiel gevleugelde bloemdekslippen omgeven de twee andere.
De bloeiwijze-as is begroeid met korte een of tweecellige haren.
De tuitjes in de bloeiwijze zijn vrijwel kaal en afgerond of kort toegespitst.
Als vrucht heeft hij een eenzadige dopvrucht of nootje.
De glanzende zaden zijn zwart. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Het is een overblijvend plant, die bloeit in augustus en september.
Hij groeit langs: Bosranden, bossen (loofbossen, bronbossen, beekbossen, parkbossen en landgoedbossen),
langs spoorwegen, braakliggende grond, grazige dijken, waterkanten (sloten, beken, kanalen en rivieren),
bermen, tuinen, ruigten (humeuze ruigten), ruderale plaatsen, afgravingen (zandgroeven) en industrieterreinen.
De scheuten van de Japanse duizendknoop zijn goed eetbaar.
Oogst ze tussen de 15 en 20 centimeter.
De iets dikkere schillen. De smaak is bijna hetzelfde als rabarber. ( en word ook zo gebruikt ).
Het kan worden gekookt, gestoomd en verwerkt in jams en marmelades, als groente worden gegeten enzovoorts.
Het is eigenlijk een behoorlijk gezonde groente, met veel vitamine A en mineralen.
Medicinaal:
De plant gebruikt gifstoffen zelfs als voedingsbron en wordt daarvoor ook aangeplant (in Duitsland en de VS), om terreinen schoon te maken. Japanse duizendknoop groeit ook uit zichzelf graag in steden en op industrieterreinen, dus in moderne leefomgevingen waar de grond vuil of niet gezond is. Om precies dezelfde reden past de Japanse duizendknoop ook bij veel moderne ziektes, zoals Parkinson, ALS, MS, Alzheimer en ook vooral bij moderne ziektes waarbij toxines een rol spelen zoals Lyme en zijn co-infecties.
Gebruik en dosering tinctuur:
lichte kuur:
eerste dag - 1 druppel per dag
tweede dag - 2 x 1 druppel per dag
Iedere volgende dag een druppel erbij tot 2 x 5 druppels per dag bereikt is
gemiddelde kuur:
eerste dag - 3 x 3 druppels per dag
tweede dag - 3 x 4 druppels per dag
Iedere volgende dag (met 3 x 1) verhogen tot 3 x 15 druppels per dag bereikt is
intensieve kuur:
eerste dag - 3 x 5 druppels per dag
derde dag - 3 x 10 druppels per dag
om de volgende dag met 3 x 5 verhogen tot 3 x 30 druppels per dag bereikt is
Gebruik en dosering als thee
Aanbevolen wordt om van de plant dagelijks 9 tot 30 gram in te nemen. Dit is mogelijk in de vorm van poeder (capsules) of als afkooksel (thee).
Omdat de plant veel 'energie' heeft en om het lichaam daaraan te laten wennen, is het raadzaam om in de eerste week geleidelijk op te bouwen naar de normaal aanbevolen dosering.
Afkooksel maken: 9 tot 30 gram stukjes gedroogde wortel in 1 liter water 15 tot 25 minuten heel zachtjes laten koken. De kleur van de thee wordt gedurende deze tijd steeds donkerder rood. Vervolgens in vier gelijke delen gedurende de dag opdrinken (warm of koud).
Japanse Duizendknoop is een heel veilige plant. De plant bevat geen schadelijke stoffen en kent bij normaal gebruik geen bijwerkingen. Omdat Japanse Duizendknoop bij hoge dosering wel bloedverdunnend kan werken, wordt aangeraden om het niet te gebruiken binnen 10 dagen voor een operatie, samen met bloedverdunners of tijdens zwangerschap Resveratrol is een plantaardige stof die in een hoog gehalte voorkomt in de Japanse Duizendknoop. Daarom worden deze twee, de stof en de plant vaak in één adem genoemd. Resveratrol is een natuurlijke verbinding die in planten ontstaat als reactie op schimmelinfecties, beschadiging, en UV-straling. Het wordt beschouwd als een onderdeel van hun natuurlijk "afweermechanisme". Planten maken deze stof om hun gevoelige weefsels te beschermen tegen ziekten en aandoeningen. Resveratrol heeft medicinaal gezien meerdere positieve werkingen. Eén daarvan is een tioxidant. Een andere belangrijke werking is dat het de levensduur van gezonde cellen verlengt en het voorkomt dat woekercellen ontstaan. Om deze redenen wordt het in de natuurgeneeskunde ook toegepast bij kanker. De werking van resveratrol uit de Japanse Duizendknoop bij Lyme ligt meer op het gebied van het immuunsysteem. Resveratrol wordt in de handel veel als een uit de plant afgescheiden, geïsoleerde stof aangeboden. Je koopt dan puur resveratrol. Bij Lyme is juist de werking van de gehele plant, dus van de Japanse Duizendknoop als geheel, belangrijk. De gehele plant bevat, behalve resveratrol, nog talloze andere stoffen en deze blijken in hun onderlinge samenhang juist bij de ziekte van Lyme een rol te kunnen spelen die gunstiger is dan van geïsoleerd resveratrol alleen. Op zich is het goed om resveratrol te gebruiken, maar toepassing van de hele plant, in het geval van Lyme, is effectiever.
De zich vertakkende wortelstokken zijn lang en dik en vormen vele uitlopers. De soort kan zeer sterk woekeren.
De forse, rechtopstaande stengels zijn buisvormig ( hij word 1 tot 3 m ), blauwgroen of vaak roodachtig en bovenaan vertakt.
De gesteelde, breed eirond-driehoekige bladen zijn iets leerachtig.
De bovenste bladen zijn 5-12 cm. Ze zijn aan de voet recht afgeknot en hebben vier tot zes paar zijnerven.
De bloemen zijn tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De smalle pluimen zijn bebladerd.
Ze groeien in de bovenste bladoksels. De bloemen zijn wit. Drie op de kiel gevleugelde bloemdekslippen omgeven de twee andere.
De bloeiwijze-as is begroeid met korte een of tweecellige haren.
De tuitjes in de bloeiwijze zijn vrijwel kaal en afgerond of kort toegespitst.
Als vrucht heeft hij een eenzadige dopvrucht of nootje.
De glanzende zaden zijn zwart. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Het is een overblijvend plant, die bloeit in augustus en september.
Hij groeit langs: Bosranden, bossen (loofbossen, bronbossen, beekbossen, parkbossen en landgoedbossen),
langs spoorwegen, braakliggende grond, grazige dijken, waterkanten (sloten, beken, kanalen en rivieren),
bermen, tuinen, ruigten (humeuze ruigten), ruderale plaatsen, afgravingen (zandgroeven) en industrieterreinen.
De scheuten van de Japanse duizendknoop zijn goed eetbaar.
Oogst ze tussen de 15 en 20 centimeter.
De iets dikkere schillen. De smaak is bijna hetzelfde als rabarber. ( en word ook zo gebruikt ).
Het kan worden gekookt, gestoomd en verwerkt in jams en marmelades, als groente worden gegeten enzovoorts.
Het is eigenlijk een behoorlijk gezonde groente, met veel vitamine A en mineralen.
Medicinaal:
De plant gebruikt gifstoffen zelfs als voedingsbron en wordt daarvoor ook aangeplant (in Duitsland en de VS), om terreinen schoon te maken. Japanse duizendknoop groeit ook uit zichzelf graag in steden en op industrieterreinen, dus in moderne leefomgevingen waar de grond vuil of niet gezond is. Om precies dezelfde reden past de Japanse duizendknoop ook bij veel moderne ziektes, zoals Parkinson, ALS, MS, Alzheimer en ook vooral bij moderne ziektes waarbij toxines een rol spelen zoals Lyme en zijn co-infecties.
Gebruik en dosering tinctuur:
lichte kuur:
eerste dag - 1 druppel per dag
tweede dag - 2 x 1 druppel per dag
Iedere volgende dag een druppel erbij tot 2 x 5 druppels per dag bereikt is
gemiddelde kuur:
eerste dag - 3 x 3 druppels per dag
tweede dag - 3 x 4 druppels per dag
Iedere volgende dag (met 3 x 1) verhogen tot 3 x 15 druppels per dag bereikt is
intensieve kuur:
eerste dag - 3 x 5 druppels per dag
derde dag - 3 x 10 druppels per dag
om de volgende dag met 3 x 5 verhogen tot 3 x 30 druppels per dag bereikt is
Gebruik en dosering als thee
Aanbevolen wordt om van de plant dagelijks 9 tot 30 gram in te nemen. Dit is mogelijk in de vorm van poeder (capsules) of als afkooksel (thee).
Omdat de plant veel 'energie' heeft en om het lichaam daaraan te laten wennen, is het raadzaam om in de eerste week geleidelijk op te bouwen naar de normaal aanbevolen dosering.
Afkooksel maken: 9 tot 30 gram stukjes gedroogde wortel in 1 liter water 15 tot 25 minuten heel zachtjes laten koken. De kleur van de thee wordt gedurende deze tijd steeds donkerder rood. Vervolgens in vier gelijke delen gedurende de dag opdrinken (warm of koud).
Japanse Duizendknoop is een heel veilige plant. De plant bevat geen schadelijke stoffen en kent bij normaal gebruik geen bijwerkingen. Omdat Japanse Duizendknoop bij hoge dosering wel bloedverdunnend kan werken, wordt aangeraden om het niet te gebruiken binnen 10 dagen voor een operatie, samen met bloedverdunners of tijdens zwangerschap Resveratrol is een plantaardige stof die in een hoog gehalte voorkomt in de Japanse Duizendknoop. Daarom worden deze twee, de stof en de plant vaak in één adem genoemd. Resveratrol is een natuurlijke verbinding die in planten ontstaat als reactie op schimmelinfecties, beschadiging, en UV-straling. Het wordt beschouwd als een onderdeel van hun natuurlijk "afweermechanisme". Planten maken deze stof om hun gevoelige weefsels te beschermen tegen ziekten en aandoeningen. Resveratrol heeft medicinaal gezien meerdere positieve werkingen. Eén daarvan is een tioxidant. Een andere belangrijke werking is dat het de levensduur van gezonde cellen verlengt en het voorkomt dat woekercellen ontstaan. Om deze redenen wordt het in de natuurgeneeskunde ook toegepast bij kanker. De werking van resveratrol uit de Japanse Duizendknoop bij Lyme ligt meer op het gebied van het immuunsysteem. Resveratrol wordt in de handel veel als een uit de plant afgescheiden, geïsoleerde stof aangeboden. Je koopt dan puur resveratrol. Bij Lyme is juist de werking van de gehele plant, dus van de Japanse Duizendknoop als geheel, belangrijk. De gehele plant bevat, behalve resveratrol, nog talloze andere stoffen en deze blijken in hun onderlinge samenhang juist bij de ziekte van Lyme een rol te kunnen spelen die gunstiger is dan van geïsoleerd resveratrol alleen. Op zich is het goed om resveratrol te gebruiken, maar toepassing van de hele plant, in het geval van Lyme, is effectiever.
Jeneverbes:
De jeneverbes (Juniperus communis) is een conifeer. Het is één van de weinige coniferen,
naast de grove den en de taxus die hier van nature voorkomt.
Groeiplaats is op stuifzand, heidegrond en in de duinen. Uiterlijk is wintergroen, rechtopstaande heester of boom, 3 meter hoog,
naalden 3 tot 20 mm lang, in kransen van 3, stekelig. Bloeikegels onopvallend, geel tot groening. bloeitijd van april tot juni.
De jeneverbes is tweehuizig, er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. Het rijpen van de 'bessen' strekt zich uit over twee jaar.
De vrouwelijke zaadschubjes vormen in het eerste jaar zwartblauwe kegelbessen. Na de overwintering worden zij donkerblauw.
Deze struik kan tot tien meter hoog worden.
Vruchten, rondachtige kegelbessen, in het eerste jaar groenblauw, in het tweede jaar zwart en blauw berijpt.
Weetje:
Tijdens de pest epidemieën werd er op de bessen gekauwd.
De vroedvrouwen zorgde voor smeulende bessen en twijgen aan het kraambed
( niet zo een slecht gedacht aangezien de jeneverbes bacterië dodend is ).
Voeding:
Ze smaken bitter zoet.
Oogsttijd: september tot oktober ( in het tweede jaar )
Best te drogen en gebruiken als specerij.
Medicinaal:
De jeneverbes bevat hars, eiwitten, vetten, was , vitaminen ( B1,B2,B3,C en caroteen ) maar ook vezels, magnesium, calium,
mangaan, zink, ijzer, fosfor, chroom. Jeneverbes helpt bij weinig urine-aanmaak,
Preventie van nier- en blaasstenen, Blaasontsteking, Urinebuisontsteking.
Doordat jeneverbes urine zuur verdrijft en het vochtafdrijvend is, is het een goed middel tegen allerlei reumatische aandoening.
Zoals: Artrose, artritis, Artritis urica of jicht, spier- en peesontstekingen.
Het wordt ook gebruikt bij: Bronchitis, Koorts, Menstruatiepijn, Huidaandoeningen, acné, vette huid.
De jeneverbes (Juniperus communis) is een conifeer. Het is één van de weinige coniferen,
naast de grove den en de taxus die hier van nature voorkomt.
Groeiplaats is op stuifzand, heidegrond en in de duinen. Uiterlijk is wintergroen, rechtopstaande heester of boom, 3 meter hoog,
naalden 3 tot 20 mm lang, in kransen van 3, stekelig. Bloeikegels onopvallend, geel tot groening. bloeitijd van april tot juni.
De jeneverbes is tweehuizig, er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. Het rijpen van de 'bessen' strekt zich uit over twee jaar.
De vrouwelijke zaadschubjes vormen in het eerste jaar zwartblauwe kegelbessen. Na de overwintering worden zij donkerblauw.
Deze struik kan tot tien meter hoog worden.
Vruchten, rondachtige kegelbessen, in het eerste jaar groenblauw, in het tweede jaar zwart en blauw berijpt.
Weetje:
Tijdens de pest epidemieën werd er op de bessen gekauwd.
De vroedvrouwen zorgde voor smeulende bessen en twijgen aan het kraambed
( niet zo een slecht gedacht aangezien de jeneverbes bacterië dodend is ).
Voeding:
Ze smaken bitter zoet.
Oogsttijd: september tot oktober ( in het tweede jaar )
Best te drogen en gebruiken als specerij.
Medicinaal:
De jeneverbes bevat hars, eiwitten, vetten, was , vitaminen ( B1,B2,B3,C en caroteen ) maar ook vezels, magnesium, calium,
mangaan, zink, ijzer, fosfor, chroom. Jeneverbes helpt bij weinig urine-aanmaak,
Preventie van nier- en blaasstenen, Blaasontsteking, Urinebuisontsteking.
Doordat jeneverbes urine zuur verdrijft en het vochtafdrijvend is, is het een goed middel tegen allerlei reumatische aandoening.
Zoals: Artrose, artritis, Artritis urica of jicht, spier- en peesontstekingen.
Het wordt ook gebruikt bij: Bronchitis, Koorts, Menstruatiepijn, Huidaandoeningen, acné, vette huid.
Kaasjeskruid ( groot ):
Deze plant bloeit van juni tot oktober en kan geoogst worden van juni tot augustus.
Het is een grove, ruige, vaak verspreid groeiende plant van ongeveer 20-100 cm hoog.
De bladeren zijn kreukelig, klimopvormig en wat kleverig als ze jong zijn.
Hij heeft paarsige bloesems, vijftallig, tot 4 cm doorsnee.
De bladeren blijven bijna het hele jaar groen en fris, maar je kan ze het best in de zomermaanden plukken.
Was de bladeren altijd goed.
Weetje:
De plant werd door Dioscorides genoemd als middel voor darmen en baarmoederklachten.
De Romeinse schrijver Plinius noemt de plant als geneesmiddel tegen wespen en schorpioenen steken.
Hij beveelt ook het kruid aan om de bevalling te versnellen.
Voeding:
De bladeren kunnen worden gekookt als spinazie, maar zijn heel kleverig.
Ze kunnen ook worden gefrituurd, totdat ze op dunne, groene chips lijken.
De kleine, ronde zaadjes hebben een zachte, nootachtige smaak.
Medicinaal:
Kaasjeskruid kent zowel een orale als uitwendige toepassingen.
De orale medicinale effecten spitsen zich hoofdzakelijk toe op de luchtwegen en het spijsverteringsstelsel.
Uitwendige geneeskracht van deze plant wordt met name aangewend voor mond- en keelaandoeningen en huidziekten.
Deze plant bloeit van juni tot oktober en kan geoogst worden van juni tot augustus.
Het is een grove, ruige, vaak verspreid groeiende plant van ongeveer 20-100 cm hoog.
De bladeren zijn kreukelig, klimopvormig en wat kleverig als ze jong zijn.
Hij heeft paarsige bloesems, vijftallig, tot 4 cm doorsnee.
De bladeren blijven bijna het hele jaar groen en fris, maar je kan ze het best in de zomermaanden plukken.
Was de bladeren altijd goed.
Weetje:
De plant werd door Dioscorides genoemd als middel voor darmen en baarmoederklachten.
De Romeinse schrijver Plinius noemt de plant als geneesmiddel tegen wespen en schorpioenen steken.
Hij beveelt ook het kruid aan om de bevalling te versnellen.
Voeding:
De bladeren kunnen worden gekookt als spinazie, maar zijn heel kleverig.
Ze kunnen ook worden gefrituurd, totdat ze op dunne, groene chips lijken.
De kleine, ronde zaadjes hebben een zachte, nootachtige smaak.
Medicinaal:
Kaasjeskruid kent zowel een orale als uitwendige toepassingen.
De orale medicinale effecten spitsen zich hoofdzakelijk toe op de luchtwegen en het spijsverteringsstelsel.
Uitwendige geneeskracht van deze plant wordt met name aangewend voor mond- en keelaandoeningen en huidziekten.
Kamille - Echte (Matricaria chamomilla):
Dit is een plant uit de composietfamilie.
De soort komt overal in Europa voor en wordt op grote schaal geteeld in Hongarije en Oost-Europa.
Bij kamille zijn de stro schubben in het bloemhoofd afwezig.
Stro schubben zijn de vliesjes die zich tussen de verschillende buisbloemen bevinden.
De echte kamille heeft meestal een vrij sterke geur.
De plant is eenjarig, kan 20-40 cm hoog worden en bloeit van mei tot eind september.
De bloem heeft een witte stralenkrans van lintbloemen en vijftandige buisbloempjes.
De witte lintbloemen buigen aan het eind van de bloei naar beneden. De hoofdjes zijn tamelijk lang gesteeld.
Weetje:
Echte kamille staat al beschreven op de Egyptische papyrus van Ebers en werd dus ten tijde van de farao's al
gebruikt omwille van zijn ontstekingswerende werking.
Doorheen alle tijden kennen dit kruid en passen we het toe voor zijn kalmerende en herstellende werking.
In de Middeleeuwen gebruikte men het kruid ook nog als strooikruid.
De zoete geur verdreef slechte geuren in minder hygiënische tijden.
Medicinaal:
Uitwendig kan de kamille voor veel gebruikt worden:
Omslagen, gorgeldranken en baden hebben een wondgenezende en ontstekingsremmende werking.
Als olie- extract, crème en kompres bij huidirritaties en eczeem.
Daartoe kunnen ook enkele druppels vluchtige olie aan crème worden toegevoegd.
Als inhalatie bij hooikoorts.
Als kompres bij vermoeide ogen en allergieën ( zeer goed bij lasogen )!
In omslagen en kompressen bij krampen.
Voor inwendig gebruikt maakt men thee:
De thee van de bloemen of etherische olie werkt tegen ontstekingen en bij slijmhuidontstekingen tegen krampen.
De thee helpt bij slapeloosheid, nachtmerries, irritatie en kiespijn. Ook brengt het de spijsvertering tot rust
Als zwak kalmerend middel ( goed bij spanningshoofdpijn ).
Het plukken van de bloemen is zeer arbeids intensief en de opbrengst is uiterst laag, dit verklaart de kostbaarheid van de olie.
De olie bevordert de genezing van de huid, is pijnstillend bij gewrichtsaandoeningen, verzachtend bij oogaandoeningen
en helpt in het algemeen tegen ontstekingen.
De Valse kamille (Anthemis arvensis) is een soort die sprekend lijkt op de Echte kamille en groeit op dezelfde plekken.
U kunt deze onderscheiden van de Echte en de Roomse kamille doordat uitgesproken geur niet aanwezig is.
Als je het zeker wilt weten, kijk dan tussen de buisbloempjes in het gele hartje van de bloeiwijze.
Bij de Valse kamille zitten daar vliesjes: de stroschubben.
Dit is een plant uit de composietfamilie.
De soort komt overal in Europa voor en wordt op grote schaal geteeld in Hongarije en Oost-Europa.
Bij kamille zijn de stro schubben in het bloemhoofd afwezig.
Stro schubben zijn de vliesjes die zich tussen de verschillende buisbloemen bevinden.
De echte kamille heeft meestal een vrij sterke geur.
De plant is eenjarig, kan 20-40 cm hoog worden en bloeit van mei tot eind september.
De bloem heeft een witte stralenkrans van lintbloemen en vijftandige buisbloempjes.
De witte lintbloemen buigen aan het eind van de bloei naar beneden. De hoofdjes zijn tamelijk lang gesteeld.
Weetje:
Echte kamille staat al beschreven op de Egyptische papyrus van Ebers en werd dus ten tijde van de farao's al
gebruikt omwille van zijn ontstekingswerende werking.
Doorheen alle tijden kennen dit kruid en passen we het toe voor zijn kalmerende en herstellende werking.
In de Middeleeuwen gebruikte men het kruid ook nog als strooikruid.
De zoete geur verdreef slechte geuren in minder hygiënische tijden.
Medicinaal:
Uitwendig kan de kamille voor veel gebruikt worden:
Omslagen, gorgeldranken en baden hebben een wondgenezende en ontstekingsremmende werking.
Als olie- extract, crème en kompres bij huidirritaties en eczeem.
Daartoe kunnen ook enkele druppels vluchtige olie aan crème worden toegevoegd.
Als inhalatie bij hooikoorts.
Als kompres bij vermoeide ogen en allergieën ( zeer goed bij lasogen )!
In omslagen en kompressen bij krampen.
Voor inwendig gebruikt maakt men thee:
De thee van de bloemen of etherische olie werkt tegen ontstekingen en bij slijmhuidontstekingen tegen krampen.
De thee helpt bij slapeloosheid, nachtmerries, irritatie en kiespijn. Ook brengt het de spijsvertering tot rust
Als zwak kalmerend middel ( goed bij spanningshoofdpijn ).
Het plukken van de bloemen is zeer arbeids intensief en de opbrengst is uiterst laag, dit verklaart de kostbaarheid van de olie.
De olie bevordert de genezing van de huid, is pijnstillend bij gewrichtsaandoeningen, verzachtend bij oogaandoeningen
en helpt in het algemeen tegen ontstekingen.
De Valse kamille (Anthemis arvensis) is een soort die sprekend lijkt op de Echte kamille en groeit op dezelfde plekken.
U kunt deze onderscheiden van de Echte en de Roomse kamille doordat uitgesproken geur niet aanwezig is.
Als je het zeker wilt weten, kijk dan tussen de buisbloempjes in het gele hartje van de bloeiwijze.
Bij de Valse kamille zitten daar vliesjes: de stroschubben.
Kamille ( Roomse ):
Dit is een winterharde altijd groene meerjarige plant.
De plant heeft ongeveer dezelfde eigenschappen als echte kamille. De smaak is bitter, zodat de thee ook bitter is.
Deze Kamille houdt van lichte, zanderige, en goed gedraineerde grond maar komt zelden voor in het wild.
Hij heeft lichtgroene bladeren, geveerd met korte, smalle slippen en deze groeien langs de zeer vertakte stengel.
De bladeren ruiken naar appel. De stengel is slap, geribbeld, rond en ook lichtgroen.
De plant heeft een kruipende wortelstam en hiermee verspreidt de plant zich.
In de zomer tot en met de herfst bloeit op de top van iedere stengel een zeer geurige,
kleine bloem met een geel hart en daaromheen witte tongvormige blaadjes.
Roomse kamille wordt 20 tot 40 cm hoog. In de volle zon wordt hij minder hoog dan in lichte schaduw.
Het zaad is beige, smal en klein.
Het gele hart bevat de actieve bestanddelen. Pluk de bloemen als ze open zijn.
Bewaar de bloemen door ze te drogen. Hoewel de hele plant zeer welriekend is worden alleen de bloemen gebruikt.
Deze moeten op de eerste dag van hun bloei geplukt worden, afgeritst en daarna snel in de schaduw gedroogd.
Als deze bewerking niet zorgvuldig gebeurt zullen de bloemen verdonkeren, 'roesten'
en een deel van hun parfum en eigenschappen verliezen.
Medicinaal:
Het heeft een kalmerende invloed op ogen en huid, en het is spijsverteringsbevorderend.
De thee van de bloemen is goed als een algeheel versterkend en rustgevend middel.
Gebruik een kompres om wonden en eczeem te genezen en gebruik het in bad om door zon of wind verbrande huid te verzachten.
De Kamille werkt tegelijk eetlustopwekkend, versterkend en spijsverteringbevorderend.
De gedroogde bladeren behouden hun appelgeur en worden gebruikt in melanges en in kruidenkussentjes.
De Valse kamille (Anthemis arvensis) is een soort die sprekend lijkt op de Echte kamille en groeit op dezefde plekken.
U kunt deze onderscheiden van de Echte en de Roomse kamille doordat uitgesproken geur niet aanwezig is.
Als je het zeker wilt weten, kijk dan tussen de buisbloempjes in het gele hartje van de bloeiwijze.
Bij de Valse kamille zitten daar vliesjes: de stroschubben.
Dit is een winterharde altijd groene meerjarige plant.
De plant heeft ongeveer dezelfde eigenschappen als echte kamille. De smaak is bitter, zodat de thee ook bitter is.
Deze Kamille houdt van lichte, zanderige, en goed gedraineerde grond maar komt zelden voor in het wild.
Hij heeft lichtgroene bladeren, geveerd met korte, smalle slippen en deze groeien langs de zeer vertakte stengel.
De bladeren ruiken naar appel. De stengel is slap, geribbeld, rond en ook lichtgroen.
De plant heeft een kruipende wortelstam en hiermee verspreidt de plant zich.
In de zomer tot en met de herfst bloeit op de top van iedere stengel een zeer geurige,
kleine bloem met een geel hart en daaromheen witte tongvormige blaadjes.
Roomse kamille wordt 20 tot 40 cm hoog. In de volle zon wordt hij minder hoog dan in lichte schaduw.
Het zaad is beige, smal en klein.
Het gele hart bevat de actieve bestanddelen. Pluk de bloemen als ze open zijn.
Bewaar de bloemen door ze te drogen. Hoewel de hele plant zeer welriekend is worden alleen de bloemen gebruikt.
Deze moeten op de eerste dag van hun bloei geplukt worden, afgeritst en daarna snel in de schaduw gedroogd.
Als deze bewerking niet zorgvuldig gebeurt zullen de bloemen verdonkeren, 'roesten'
en een deel van hun parfum en eigenschappen verliezen.
Medicinaal:
Het heeft een kalmerende invloed op ogen en huid, en het is spijsverteringsbevorderend.
De thee van de bloemen is goed als een algeheel versterkend en rustgevend middel.
Gebruik een kompres om wonden en eczeem te genezen en gebruik het in bad om door zon of wind verbrande huid te verzachten.
De Kamille werkt tegelijk eetlustopwekkend, versterkend en spijsverteringbevorderend.
De gedroogde bladeren behouden hun appelgeur en worden gebruikt in melanges en in kruidenkussentjes.
De Valse kamille (Anthemis arvensis) is een soort die sprekend lijkt op de Echte kamille en groeit op dezefde plekken.
U kunt deze onderscheiden van de Echte en de Roomse kamille doordat uitgesproken geur niet aanwezig is.
Als je het zeker wilt weten, kijk dan tussen de buisbloempjes in het gele hartje van de bloeiwijze.
Bij de Valse kamille zitten daar vliesjes: de stroschubben.
Kelp - Reuze:
De reuzenkelp, het grootste wier, is donkergroen tot bruin van kleur,
met een lange stengel die tot honderden meters lang kan groeien.
Aan de hoofdstengel bevinden zich series dunne, taps toelopende,
getande bladeren van circa 60 centimeter, die donkergroen tot bruin van kleur zijn.
Ieder blad heeft zijn eigen knolvormige vlotter.
Variërend van 180 tot 250 meter lang, Is het de langste van alle zee- en landplanten,
Het is ook één van de snelst groeiende planten ter wereld.
De reuzenkelp kan namelijk met drie meter per dag groeien!
U vind het aan rotsachtige kusten aan de open zee waar de golfslag niet te sterk is.
De westkust van de Verenigde Staten van Alaska tot Zuid-Californië; Noord- en Zuid-Amerika,
Japan, Australië, Nieuw- Zeeland en Zuid-Afrika.
Deze meerjarige plant, wordt op het strand in stapels gevonden na een storm.
Snij alleen de bovenste eerste meter er af, zodat de plant verder kan groeien.
Hang het aan waslijnen in de zon tot het broos is geworden.
Wordt verkocht als vlokken, in poedervorm, in tabletten en capsules.
Gebruik het als een zoutvervanger of als vitaminesupplement.
De reuzenkelp, het grootste wier, is donkergroen tot bruin van kleur,
met een lange stengel die tot honderden meters lang kan groeien.
Aan de hoofdstengel bevinden zich series dunne, taps toelopende,
getande bladeren van circa 60 centimeter, die donkergroen tot bruin van kleur zijn.
Ieder blad heeft zijn eigen knolvormige vlotter.
Variërend van 180 tot 250 meter lang, Is het de langste van alle zee- en landplanten,
Het is ook één van de snelst groeiende planten ter wereld.
De reuzenkelp kan namelijk met drie meter per dag groeien!
U vind het aan rotsachtige kusten aan de open zee waar de golfslag niet te sterk is.
De westkust van de Verenigde Staten van Alaska tot Zuid-Californië; Noord- en Zuid-Amerika,
Japan, Australië, Nieuw- Zeeland en Zuid-Afrika.
Deze meerjarige plant, wordt op het strand in stapels gevonden na een storm.
Snij alleen de bovenste eerste meter er af, zodat de plant verder kan groeien.
Hang het aan waslijnen in de zon tot het broos is geworden.
Wordt verkocht als vlokken, in poedervorm, in tabletten en capsules.
Gebruik het als een zoutvervanger of als vitaminesupplement.
Klaproos:
De grote klaproos of gewone klaproos (Papaver rhoeas) kan tot circa 80 cm hoog worden en bevat een wit melksap.
Het blad is borstelig behaard en veerdelig met getande slippen.De bloem is rood en heeft een zwarte vlek aan de voet van het
kroonblad. De bloemen zijn 7 tot 10 cm in doorsnede.
Er zijn veel meeldraden die een donkerpaarse helmknop hebben.
De grote klaproos heeft een schijfvormige stempel met zeven tot twaalf stralen. De plant bloeit op lange stelen in de bladoksels.
De bloeitijd is van mei tot en met juli.
De vrucht is een omgekeerd eivormige doosvrucht, die 1-2 cm lang kan worden.
De grote klaproos groeit op zonnige plaatsen op droge tot vochtige gronde is o.a te vinden op akkers.
Weetje:
De naam Klaproos heeft zijn oorsprong te danken aan een kinderspelletje, hetgeen we bij L. Fuchs (1543) als volgt beschreven vinden: ‘De kinderen hebben het genuechte met dessen bloemen, went sij legghen de bladeren tusschen haer handen oft op haer voorhooft, ende sy doen die clappen oft geluyt geuven, ende daerom so heet dit cruyt Clapper rose.’
De Cock en Teirlinck (omstreeks het begin van deze eeuw) beschrijven dit ‘Klakkerkes maken’ als volgt: ‘Men vouwt een bloemblaadje bolvormig zoodat men een klein beursje bekomt. Dit slaat men op voorhoofd of handrug.
De samengedrukte lucht doet het kleine zakje met een knal openspringen.’
Ook in andere landen kende men dit spelletje en zo kreeg de papaver overeenkomstige namen.
Een andere verklaring voor de naam " klaproos " is: het feit dat de rijpe zaden in de vruchtdoos een klapperend geluid maken wanneer deze geschud wordt.
Voeding:
De zaden kunnen worden gebruikt als smaak maker in brood, salades en hebben een nootachtige smaak.
De zaden zijn klein, maar zitten in grote zaaddozen.
De zaden bevatten een bruikbare olie, welke aan salades kan worden toegevoegd of om mee te koken.
De bladeren kunnen als spinazie worden gekookt of als smaakmaker aan soepen of salades worden toegevoegd.
De bladeren mogen niet gebruikt worden nadat de bloemknoppen zich hebben ontwikkeld.
Van de bloembladeren kan een siroop worden gemaakt en o.a. in soepen worden gebruikt.
Medicinaal:
Voor het gebruik van de geneeskracht van klaproos worden voornamelijk de bloemen aangewend.
Hoestsiroop van klaproos:
Overgiet 250 gram verse, gewassen bloemblaaden van de klaproos met een halve liter kokend water,
Doe het geheel in een schone (uitgekookte) fles en sluit deze goed af,
Laat het een dag trekken.
Voeg vervolgens 750 gram honing aan het geheel toe,
Verwarm het maar niet warmer dan 35 graden,
Maximale dosering is twee glaasjes siroop per dag.
Klaproos werkt dus verzachtend op de keel en luchtwegen.
Het werkt goed als hoeststillend middel door de rustgevende eigenschappen.
Ook werkt het slijmoplossend en krampwerend, waardoor de hoestneiging verdwijnt.
Klaproos is ook een kalmerend middel en slaapverwekkend middel.
Een kompres van klaproos op de oogleden werkt goed tegen vermoeide ogen en geirriteerde ogen.
De grote klaproos of gewone klaproos (Papaver rhoeas) kan tot circa 80 cm hoog worden en bevat een wit melksap.
Het blad is borstelig behaard en veerdelig met getande slippen.De bloem is rood en heeft een zwarte vlek aan de voet van het
kroonblad. De bloemen zijn 7 tot 10 cm in doorsnede.
Er zijn veel meeldraden die een donkerpaarse helmknop hebben.
De grote klaproos heeft een schijfvormige stempel met zeven tot twaalf stralen. De plant bloeit op lange stelen in de bladoksels.
De bloeitijd is van mei tot en met juli.
De vrucht is een omgekeerd eivormige doosvrucht, die 1-2 cm lang kan worden.
De grote klaproos groeit op zonnige plaatsen op droge tot vochtige gronde is o.a te vinden op akkers.
Weetje:
De naam Klaproos heeft zijn oorsprong te danken aan een kinderspelletje, hetgeen we bij L. Fuchs (1543) als volgt beschreven vinden: ‘De kinderen hebben het genuechte met dessen bloemen, went sij legghen de bladeren tusschen haer handen oft op haer voorhooft, ende sy doen die clappen oft geluyt geuven, ende daerom so heet dit cruyt Clapper rose.’
De Cock en Teirlinck (omstreeks het begin van deze eeuw) beschrijven dit ‘Klakkerkes maken’ als volgt: ‘Men vouwt een bloemblaadje bolvormig zoodat men een klein beursje bekomt. Dit slaat men op voorhoofd of handrug.
De samengedrukte lucht doet het kleine zakje met een knal openspringen.’
Ook in andere landen kende men dit spelletje en zo kreeg de papaver overeenkomstige namen.
Een andere verklaring voor de naam " klaproos " is: het feit dat de rijpe zaden in de vruchtdoos een klapperend geluid maken wanneer deze geschud wordt.
Voeding:
De zaden kunnen worden gebruikt als smaak maker in brood, salades en hebben een nootachtige smaak.
De zaden zijn klein, maar zitten in grote zaaddozen.
De zaden bevatten een bruikbare olie, welke aan salades kan worden toegevoegd of om mee te koken.
De bladeren kunnen als spinazie worden gekookt of als smaakmaker aan soepen of salades worden toegevoegd.
De bladeren mogen niet gebruikt worden nadat de bloemknoppen zich hebben ontwikkeld.
Van de bloembladeren kan een siroop worden gemaakt en o.a. in soepen worden gebruikt.
Medicinaal:
Voor het gebruik van de geneeskracht van klaproos worden voornamelijk de bloemen aangewend.
Hoestsiroop van klaproos:
Overgiet 250 gram verse, gewassen bloemblaaden van de klaproos met een halve liter kokend water,
Doe het geheel in een schone (uitgekookte) fles en sluit deze goed af,
Laat het een dag trekken.
Voeg vervolgens 750 gram honing aan het geheel toe,
Verwarm het maar niet warmer dan 35 graden,
Maximale dosering is twee glaasjes siroop per dag.
Klaproos werkt dus verzachtend op de keel en luchtwegen.
Het werkt goed als hoeststillend middel door de rustgevende eigenschappen.
Ook werkt het slijmoplossend en krampwerend, waardoor de hoestneiging verdwijnt.
Klaproos is ook een kalmerend middel en slaapverwekkend middel.
Een kompres van klaproos op de oogleden werkt goed tegen vermoeide ogen en geirriteerde ogen.
Klaver:
De witte klaver (Trifolium repens) is een vaste plant. De lange stengels liggen op de grond en bewortelen op de knopen.
Alleen de toppen staan opgericht. De plant is niet behaard en kan tot 50 cm lang worden.
Het blad bestaat uit drie deelblaadjes, die rond tot eirond zijn. Ze kunnen fijngetand of gaaf zijn.
Elk deel-blaadje is 1 tot 3 cm lang en is voorzien van een bleke vlek.
De steunblaadjes zijn vliezig en lopen aan de top uit in een naaldje.
De welriekende bloem is wit of heeft soms een roze waas. Individuele bloemen zijn 8 tot 12 mm in diameter.
De plant bloeit met witte bloemen in een tros van mei of juni tot de herfst. De bloemen verwelken via roze tot bruin.
De witte klaver komt o.a. voor in graslanden en wegbermen.
De rode klaver(Trifolium pratense) kan 15-50 cm hoog worden en is een overblijvende plant met een samengesteld drietallig blad.
De stengel is behaard. De onderste bladeren zijn langgesteeld en rond.
De bovenste bladeren zijn langwerpig en zowel aan de onderzijde als bovenzijde bedekt met haartjes.
In het midden van deze bladeren zit een lichte vlek. Naast de bovenste bladeren zitten eivormige blaadjes.
De rode klaver bloeit van juni tot in de herfst met roze tot rode bloemen.
De bloeiwijzen zijn bol tot eivormig en hebben aan de voet van de bovenste bladeren steunblaadjes.
Rode klaver is in grote hoeveelheden op veel plaatsen te vinden.
Weetje:
De klaver was in de oudheid een heilige plant.
De drie blaadjes vertegenwoordige, de heilige drievuldigheid en het klavertje vier was het symbool van het kruis.
Zo kon de kerk de heidense bloemen gebruiken bij het christelijk geloof.
Voeding:
De jonge bladeren moeten verzameld worden voordat de bloemen uitkomen en kunnen worden toegevoegd aan salades en soepen of als groente worden gekookt. Ze kunnen worden gedroogd, vermalen en over allerlei voedsel worden uitgestrooid.
Gedroogde bloemen en zaaddozen kunnen worden vermalen en gebruikt als bloem.
De jonge bloemen kunnen aan salades worden toegevoegd.
De wortels moeten worden gekookt. Van zowel verse als gedroogde bloemen kan een frisse thee worden gezet.
Medicinaal:
Anti-kankerwerking van klaver
Klaver helpt tegen kanker. Het is zowel preventief als genezend; dat betekent dat het kankercellen doet verdwijnen.
Het is met name goed tegen borstkanker maar het helpt ook bij eierstokkanker en lymfeklierkanker.
Vooral rode klaver is erg goed tegen kanker.
Daarnaast werkt klaverthee ook preventief tegen prostaatkanker.
Het helpt ook tegen jicht omdat urinezuur, de veroorzaker van jicht, sneller uit het lichaam wordt afgevoerd als je klaver eet.
De thee zou ook het bloed en de lever reinigen.
Klaver werkt goed voor ademhalingsziekten. Het helpt tegen astma en brochchitis.
Als het tegen hoesten wordt gebruikt dan maakt men er een siroop van.
De witte klaver (Trifolium repens) is een vaste plant. De lange stengels liggen op de grond en bewortelen op de knopen.
Alleen de toppen staan opgericht. De plant is niet behaard en kan tot 50 cm lang worden.
Het blad bestaat uit drie deelblaadjes, die rond tot eirond zijn. Ze kunnen fijngetand of gaaf zijn.
Elk deel-blaadje is 1 tot 3 cm lang en is voorzien van een bleke vlek.
De steunblaadjes zijn vliezig en lopen aan de top uit in een naaldje.
De welriekende bloem is wit of heeft soms een roze waas. Individuele bloemen zijn 8 tot 12 mm in diameter.
De plant bloeit met witte bloemen in een tros van mei of juni tot de herfst. De bloemen verwelken via roze tot bruin.
De witte klaver komt o.a. voor in graslanden en wegbermen.
De rode klaver(Trifolium pratense) kan 15-50 cm hoog worden en is een overblijvende plant met een samengesteld drietallig blad.
De stengel is behaard. De onderste bladeren zijn langgesteeld en rond.
De bovenste bladeren zijn langwerpig en zowel aan de onderzijde als bovenzijde bedekt met haartjes.
In het midden van deze bladeren zit een lichte vlek. Naast de bovenste bladeren zitten eivormige blaadjes.
De rode klaver bloeit van juni tot in de herfst met roze tot rode bloemen.
De bloeiwijzen zijn bol tot eivormig en hebben aan de voet van de bovenste bladeren steunblaadjes.
Rode klaver is in grote hoeveelheden op veel plaatsen te vinden.
Weetje:
De klaver was in de oudheid een heilige plant.
De drie blaadjes vertegenwoordige, de heilige drievuldigheid en het klavertje vier was het symbool van het kruis.
Zo kon de kerk de heidense bloemen gebruiken bij het christelijk geloof.
Voeding:
De jonge bladeren moeten verzameld worden voordat de bloemen uitkomen en kunnen worden toegevoegd aan salades en soepen of als groente worden gekookt. Ze kunnen worden gedroogd, vermalen en over allerlei voedsel worden uitgestrooid.
Gedroogde bloemen en zaaddozen kunnen worden vermalen en gebruikt als bloem.
De jonge bloemen kunnen aan salades worden toegevoegd.
De wortels moeten worden gekookt. Van zowel verse als gedroogde bloemen kan een frisse thee worden gezet.
Medicinaal:
Anti-kankerwerking van klaver
Klaver helpt tegen kanker. Het is zowel preventief als genezend; dat betekent dat het kankercellen doet verdwijnen.
Het is met name goed tegen borstkanker maar het helpt ook bij eierstokkanker en lymfeklierkanker.
Vooral rode klaver is erg goed tegen kanker.
Daarnaast werkt klaverthee ook preventief tegen prostaatkanker.
Het helpt ook tegen jicht omdat urinezuur, de veroorzaker van jicht, sneller uit het lichaam wordt afgevoerd als je klaver eet.
De thee zou ook het bloed en de lever reinigen.
Klaver werkt goed voor ademhalingsziekten. Het helpt tegen astma en brochchitis.
Als het tegen hoesten wordt gebruikt dan maakt men er een siroop van.
Klaverzuring - Witte (Oxalis acetosella)
Dit is een overblijvende plant en wordt 5 tot 10 cm hoog.
De stengels ontspringen uit de roodachtige wortelstokken en kruipen ver.
Elke bloemsteel draagt een bloem met twee schutblaadjes. De bladeren zijn geel tot geel-groen en drietallig.
De bloem is wit en heeft lila adertjes en gele vlekken aan de voet van de kroonblaadjes.
De lengte van de bloemblaadjes is 8 tot 15 mm.
Witte klaverzuring bloeit alleenstaand in april en mei.
Witte klaverzuring heeft een voorkeur voor beschaduwde plaatsen op vochtige gronden komt voor op oevers, in bossen en bermen en aan bosranden en greppelkanten.
Weetje:
De Germanen dachten dat gewonde hazen dit aten en zo sneller genazen. Vandaar de bijnaam hazeklaver.
Volgens de indianen moest met klaverzuring aan de dieren geven om ze sneller te laten lopen.
Voeding:
Het dient met mate gebruikt te worden, omdat het oxaalzuur bevat.
Het kan zowel rauw of gekookt gegeten worden of tot moes of saus verwerkt worden.
Het gaat goed samen met tomaten. Het wordt veel gebruikt als smaakmaker.
De bladeren hebben een limoenachtige smaak.
De Indianen gaven de wortels van deze plant aan hun paarden, om de snelheid te verhogen.
Dit is een overblijvende plant en wordt 5 tot 10 cm hoog.
De stengels ontspringen uit de roodachtige wortelstokken en kruipen ver.
Elke bloemsteel draagt een bloem met twee schutblaadjes. De bladeren zijn geel tot geel-groen en drietallig.
De bloem is wit en heeft lila adertjes en gele vlekken aan de voet van de kroonblaadjes.
De lengte van de bloemblaadjes is 8 tot 15 mm.
Witte klaverzuring bloeit alleenstaand in april en mei.
Witte klaverzuring heeft een voorkeur voor beschaduwde plaatsen op vochtige gronden komt voor op oevers, in bossen en bermen en aan bosranden en greppelkanten.
Weetje:
De Germanen dachten dat gewonde hazen dit aten en zo sneller genazen. Vandaar de bijnaam hazeklaver.
Volgens de indianen moest met klaverzuring aan de dieren geven om ze sneller te laten lopen.
Voeding:
Het dient met mate gebruikt te worden, omdat het oxaalzuur bevat.
Het kan zowel rauw of gekookt gegeten worden of tot moes of saus verwerkt worden.
Het gaat goed samen met tomaten. Het wordt veel gebruikt als smaakmaker.
De bladeren hebben een limoenachtige smaak.
De Indianen gaven de wortels van deze plant aan hun paarden, om de snelheid te verhogen.
Knopkruid:
Er zijn twee soorten knopkruid; harig knopkruid en kaal knopkruid (Galinsoga cialata, Engels : shaggy soldier, ook wel quickweed).(Harig knopkruid heeft haartjes vooral aan de onderkant van de groene blaadjes).
Knopkruid (Galinsoga) is een plant uit de composietenfamilie.
Het is een eenjarige kruidachtige plant tegenoverstaande, ongedeelde bladeren.
De bloemen zijn klein, met gele en witte bloemen. Bij de meeste soorten als vijf kleine schijnkroonblaadjes zichtbaar.
Het is een taaie plant die andere planten gewoon uit de weg ruimt.
Voeding:
Beide soorten knopkruid zijn eetbaar.
Je kunt er een salade van maken of het kort koken als spinazie. Daarnaast wordt knopkruid gedroogd om als soepkruid te dienen.
In Afrika en Zuid-Oost-Azië wordt knopkruid het meest gegeten. Ook in Mexico eet men het.
Je kunt zowel de zachte steeltjes van de blaadjes als ook het blad eten. Daarnaast is het mogelijk om de bladeren te malen. Dit sap kun je toevoegen aan tomatensap of verse groentensap.
Het kan ook in de soep meegekookt worden. Het smaakt een beetje naar zeekraal.
Medicinaal:
Het heeft een bloedstollende en ontstekingsremmende werking (de hele plant).
Een aftreksel van de bloemetjes alleen werkt medicinaal reinigend op de lever en de ogen, waar het in China voor gebruikt wordt.
Het is dus rijk aan calcium, als u het verse blad kookt tot het zacht geworden is, levert het meer calcium op per 100 gram dan melk.
Knopkruid zou net als hondsdraf kunnen helpen als je door een brandnetel gestoken bent (wrijf het over de plek).
Er zijn twee soorten knopkruid; harig knopkruid en kaal knopkruid (Galinsoga cialata, Engels : shaggy soldier, ook wel quickweed).(Harig knopkruid heeft haartjes vooral aan de onderkant van de groene blaadjes).
Knopkruid (Galinsoga) is een plant uit de composietenfamilie.
Het is een eenjarige kruidachtige plant tegenoverstaande, ongedeelde bladeren.
De bloemen zijn klein, met gele en witte bloemen. Bij de meeste soorten als vijf kleine schijnkroonblaadjes zichtbaar.
Het is een taaie plant die andere planten gewoon uit de weg ruimt.
Voeding:
Beide soorten knopkruid zijn eetbaar.
Je kunt er een salade van maken of het kort koken als spinazie. Daarnaast wordt knopkruid gedroogd om als soepkruid te dienen.
In Afrika en Zuid-Oost-Azië wordt knopkruid het meest gegeten. Ook in Mexico eet men het.
Je kunt zowel de zachte steeltjes van de blaadjes als ook het blad eten. Daarnaast is het mogelijk om de bladeren te malen. Dit sap kun je toevoegen aan tomatensap of verse groentensap.
Het kan ook in de soep meegekookt worden. Het smaakt een beetje naar zeekraal.
Medicinaal:
Het heeft een bloedstollende en ontstekingsremmende werking (de hele plant).
Een aftreksel van de bloemetjes alleen werkt medicinaal reinigend op de lever en de ogen, waar het in China voor gebruikt wordt.
Het is dus rijk aan calcium, als u het verse blad kookt tot het zacht geworden is, levert het meer calcium op per 100 gram dan melk.
Knopkruid zou net als hondsdraf kunnen helpen als je door een brandnetel gestoken bent (wrijf het over de plek).
Krodde ( witte ):
Witte krodde is een eenjarige plant en wordt 15 tot en met 60 cm hoog.
De rechtopstaande stengels zijn kantig, kaal en naar boven toe vaak vertakt.
De lichtgroene grondbladeren zijn gesteeld en omgekeerd eirond,
de stengelbladeren zijn lancetvormig en zitten met een pijlvormige voet direct aan de stengel.
Bij wrijven ruiken de bladeren naar uien. De bloemen bestaan uit eindstandige trossen.
De witte kroonbladen zijn 4 tot 6 mm breed en de helmknoppen geel. De bloeitijd is van mei tot en met oktober.
De vruchten bestaan uit breedgevleugelde, tot 15 mm lange hauwtjes met aan de top een diep U-vormige inkeping.
Witte krodde groeit op zonnige, open plaatsen op vochtige (vaak omgewerkte) grond.
Te veel witte krodde gebruiken kan leiden tot afname in witte bloedcellen, misselijkheid en duizeligheid.
Daarom dient met deze plant opgepast te worden; gebruik het slechts eenmaal per week.
Weetje:
In honderd gram van deze plant zit maar liefst 54.2 gram proteïnen.
Dat maakt dit plantje tot een uitmuntende vleesvervanger.
Als u er niet teveel van eet en het gebruikt als aanvulling bij een salade.
Voeding:
De jonge bladeren moeten voor de bloei worden verzameld, omdat ze anders erg bitter zijn.
Zelfs de jonge bladeren hebben een wat bittere smaak en geur.
Ze kunnen in kleine hoeveelheden aan salades of andere gerechten worden toegevoegd,
aan soepen worden toegevoegd of als kruid worden gebruikt. Ze smaken naar mosterd maar met een beetje uiensmaak.
De zaden moeten tot poeder worden gemalen en kunnen dan gebruikt worden als een mosterd-vervanger. Als de zaden ontkiemen kunnen ze aan een salade worden toegevoegd.
Medicinaal:
In de traditionele geneeskunde wordt het zaad van witte krodde ingezet als bloedreinigend middel en als middel bij reumatische aandoeningen.
Wanneer u in de vrije natuur een bloedende wond hebt opgelopen, kunt u deze afdekken met bladeren van de witte krodde.
Witte krodde is een eenjarige plant en wordt 15 tot en met 60 cm hoog.
De rechtopstaande stengels zijn kantig, kaal en naar boven toe vaak vertakt.
De lichtgroene grondbladeren zijn gesteeld en omgekeerd eirond,
de stengelbladeren zijn lancetvormig en zitten met een pijlvormige voet direct aan de stengel.
Bij wrijven ruiken de bladeren naar uien. De bloemen bestaan uit eindstandige trossen.
De witte kroonbladen zijn 4 tot 6 mm breed en de helmknoppen geel. De bloeitijd is van mei tot en met oktober.
De vruchten bestaan uit breedgevleugelde, tot 15 mm lange hauwtjes met aan de top een diep U-vormige inkeping.
Witte krodde groeit op zonnige, open plaatsen op vochtige (vaak omgewerkte) grond.
Te veel witte krodde gebruiken kan leiden tot afname in witte bloedcellen, misselijkheid en duizeligheid.
Daarom dient met deze plant opgepast te worden; gebruik het slechts eenmaal per week.
Weetje:
In honderd gram van deze plant zit maar liefst 54.2 gram proteïnen.
Dat maakt dit plantje tot een uitmuntende vleesvervanger.
Als u er niet teveel van eet en het gebruikt als aanvulling bij een salade.
Voeding:
De jonge bladeren moeten voor de bloei worden verzameld, omdat ze anders erg bitter zijn.
Zelfs de jonge bladeren hebben een wat bittere smaak en geur.
Ze kunnen in kleine hoeveelheden aan salades of andere gerechten worden toegevoegd,
aan soepen worden toegevoegd of als kruid worden gebruikt. Ze smaken naar mosterd maar met een beetje uiensmaak.
De zaden moeten tot poeder worden gemalen en kunnen dan gebruikt worden als een mosterd-vervanger. Als de zaden ontkiemen kunnen ze aan een salade worden toegevoegd.
Medicinaal:
In de traditionele geneeskunde wordt het zaad van witte krodde ingezet als bloedreinigend middel en als middel bij reumatische aandoeningen.
Wanneer u in de vrije natuur een bloedende wond hebt opgelopen, kunt u deze afdekken met bladeren van de witte krodde.
Kleefkruid:
Kleefkruid (Galium aparine) is een eenjarige plant en wordt 50 cm tot 2 m lang.
De plant dankt zijn naam aan de vele haakjes die aan de stengel en de vruchten zitten.
De dofgroene stengel is vierkant en aan de toppen verdikt. De eennervige bladeren zijn boven het midden het breedst.
De bladeren zijn verdeeld in kransen van zeven. Kleefkruid heeft kleine onopvallende witte bloempjes.
Deze bloempjes zijn 2 mm in doorsnee. De bloeiperiode van kleefkruid is van mei tot oktober.
Uit de bloemen ontstaan kleine vruchtjes met vele haakjes eraan. De vruchten zitten twee aan twee en zijn 6-8 mm groot.
De vruchtjes zijn paars-achtig of groen.
De vruchtjes hebben nog meer haakjes dan de stengel. Daardoor blijven ze hangen in de vacht van harige dieren,
waaronder vrijwel alle zoogdieren.
Zo worden de vruchten over grote afstand verspreid, waardoor kleefkruid op veel plaatsen voorkomt.
Kleefkruid kan zowel in de zon als in de schaduw groeien op droge tot vochtige grond.
Kleefkruid groeit vaak tussen brandnetels en de dove netels.
Weetje:
Griekse herder vlechten van kleefkruid een soort weef. Hierdoor gooide men de melk om kaas te kunnen bereiden.
Voeding:
De toppen van de jonge scheuten kunnen rauw worden gegeten of worden gebruikt als kruid bij het koken o.a in soepen.
De bladeren hebben een bittere smaak en kunnen daarom beter in de lente worden gebruikt.
De vruchten moeten eerst worden gedroogd en licht geroosterd en kan daarna als vervanger van koffie worden gebruikt.
Medicinaal:
Een afkooksel van de hele plant kan gebruikt worden om thee van te zetten.
Gebruik een aftreksel om verstopping tegen te gaan.
Geef een veelvuldige doses, vermengd met een gelijke hoeveelheid heemst tegen blaasontsteking.
Kleefkruid (Galium aparine) is een eenjarige plant en wordt 50 cm tot 2 m lang.
De plant dankt zijn naam aan de vele haakjes die aan de stengel en de vruchten zitten.
De dofgroene stengel is vierkant en aan de toppen verdikt. De eennervige bladeren zijn boven het midden het breedst.
De bladeren zijn verdeeld in kransen van zeven. Kleefkruid heeft kleine onopvallende witte bloempjes.
Deze bloempjes zijn 2 mm in doorsnee. De bloeiperiode van kleefkruid is van mei tot oktober.
Uit de bloemen ontstaan kleine vruchtjes met vele haakjes eraan. De vruchten zitten twee aan twee en zijn 6-8 mm groot.
De vruchtjes zijn paars-achtig of groen.
De vruchtjes hebben nog meer haakjes dan de stengel. Daardoor blijven ze hangen in de vacht van harige dieren,
waaronder vrijwel alle zoogdieren.
Zo worden de vruchten over grote afstand verspreid, waardoor kleefkruid op veel plaatsen voorkomt.
Kleefkruid kan zowel in de zon als in de schaduw groeien op droge tot vochtige grond.
Kleefkruid groeit vaak tussen brandnetels en de dove netels.
Weetje:
Griekse herder vlechten van kleefkruid een soort weef. Hierdoor gooide men de melk om kaas te kunnen bereiden.
Voeding:
De toppen van de jonge scheuten kunnen rauw worden gegeten of worden gebruikt als kruid bij het koken o.a in soepen.
De bladeren hebben een bittere smaak en kunnen daarom beter in de lente worden gebruikt.
De vruchten moeten eerst worden gedroogd en licht geroosterd en kan daarna als vervanger van koffie worden gebruikt.
Medicinaal:
Een afkooksel van de hele plant kan gebruikt worden om thee van te zetten.
Gebruik een aftreksel om verstopping tegen te gaan.
Geef een veelvuldige doses, vermengd met een gelijke hoeveelheid heemst tegen blaasontsteking.
Kliswortel of Grote Klit:
Dit is van oorsprong een oud Europees gewas, maar wordt nu voornamelijk in Japan gegeten.
In veel Europese landen groeit de plant nog steeds in het wild. De soorten komen voor in bermen, ruigten en op open plekken
in bossen.
De vruchten worden verspreid doordat ze aan de vacht van dieren blijven hangen.
Ook blijven ze aan kleding hangen, vandaar wellicht de Engelse bijnaam beggar's button (bedelaarsknoop).
De bloemen zijn distel-achtig, mooi en worden druk bezocht door hommels en vlinders.
Bloeitijd en oogdttijd: juli - september.
De penwortel van jonge planten kan gegeten worden als pastinaak .
De wortels worden in Nederland verkocht in Chinese supermarkten onder de Engelse naam "burdock".
De wortels worden in het eerste groei-jaar in de herfst geoogst,
dan heeft de plant nog geen bloemstengels/bloemen ontwikkeld (slechts de grote leerachtige bladen en de wortel).
De wortels kan tegen de vorst.
Ze kunnen in de winter in de grond gelaten worden en vlak voor gebruik geoogst worden.
De jonge planten uit het eerste jaar kunnen het makkelijkst gevonden worden door te zoeken in de buurt van de
duidelijk herkenbare uitgebloeide klittebollen.
De rode bladstelen zien er een beetje uit als rabarber, en de bladeren zijn leerachtig met een licht behaarde, witte onderkant.
Weetje:
In de middeleeuwen werd de wortel gedoopt in boulion, gekruid en zo op gegeten. Dit zou dan liefde opwekkend werken...
Voeding:
Jonge bloemstengels kunnen in het late voorjaar voordat de bloemen verschijnen ook gegeten worden.
De smaak lijkt wat op die van artisjok.
Medicinaal:
De wortel word in de herfst van het eerste groeijaar of in het daaropvolgend voorjaar geoogst en gedroogd.
De klit is vochtafdrijvend en bloedreinigend.
Het zou ook tegen gewrichtreuma, zweren, maagklachten, haaruitval en roos werkzaam zijn.
Dit is van oorsprong een oud Europees gewas, maar wordt nu voornamelijk in Japan gegeten.
In veel Europese landen groeit de plant nog steeds in het wild. De soorten komen voor in bermen, ruigten en op open plekken
in bossen.
De vruchten worden verspreid doordat ze aan de vacht van dieren blijven hangen.
Ook blijven ze aan kleding hangen, vandaar wellicht de Engelse bijnaam beggar's button (bedelaarsknoop).
De bloemen zijn distel-achtig, mooi en worden druk bezocht door hommels en vlinders.
Bloeitijd en oogdttijd: juli - september.
De penwortel van jonge planten kan gegeten worden als pastinaak .
De wortels worden in Nederland verkocht in Chinese supermarkten onder de Engelse naam "burdock".
De wortels worden in het eerste groei-jaar in de herfst geoogst,
dan heeft de plant nog geen bloemstengels/bloemen ontwikkeld (slechts de grote leerachtige bladen en de wortel).
De wortels kan tegen de vorst.
Ze kunnen in de winter in de grond gelaten worden en vlak voor gebruik geoogst worden.
De jonge planten uit het eerste jaar kunnen het makkelijkst gevonden worden door te zoeken in de buurt van de
duidelijk herkenbare uitgebloeide klittebollen.
De rode bladstelen zien er een beetje uit als rabarber, en de bladeren zijn leerachtig met een licht behaarde, witte onderkant.
Weetje:
In de middeleeuwen werd de wortel gedoopt in boulion, gekruid en zo op gegeten. Dit zou dan liefde opwekkend werken...
Voeding:
Jonge bloemstengels kunnen in het late voorjaar voordat de bloemen verschijnen ook gegeten worden.
De smaak lijkt wat op die van artisjok.
Medicinaal:
De wortel word in de herfst van het eerste groeijaar of in het daaropvolgend voorjaar geoogst en gedroogd.
De klit is vochtafdrijvend en bloedreinigend.
Het zou ook tegen gewrichtreuma, zweren, maagklachten, haaruitval en roos werkzaam zijn.
Lijsterbes
Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia) wordt 3 tot 20 m hoog.
Vanuit de horizontale hoofdwortels groeien veel dunne zijwortels loodrecht naar beneden.
De schors is glad en grijs. De jonge takken zijn dicht en zacht behaard, Hetzelfde geldt voor de knoppen.
De bladeren zijn geveerd met 5 tot 17 blaadjes, die 2 tot 6 cm lang zijn.
Ze zijn langwerpig en aan de voet aan beide zijden gezaagd. Ze zijn iets grijs door de dichte, zachte beharing.
De boom bloeit in mei en juni met 0,8 tot 1 cm grote, crèmewitte bloemen in een samengestelde,
van boven platte of iets afgeronde bloeiwijze (tuil).
De onderste bloemstelen zijn zoveel langer dan de bovenste waardoor alle bloemen ongeveer op dezelfde hoogte staan.
De jongste bloem staat in het midden. De bloemen bestaan uit 5 kroonbladen en een stamper met 2 tot 4 stijlen.
Vanaf augustus vertoont de lijsterbes 0,6 tot 1 cm grote, oranje tot vuurrode bessen. De bessen zijn bolvormig.
De wilde lijsterbes groeit op zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vrij droge tot vrij natte grond en komt voor in
bossen en houtwallen.
Weetje:
Vogels zijn gek op de bessen, vooral de lijster.
Het hout van de lijsterbes is tamelijk hard, buigzaam en elastisch.
Dunne stammen en takken kunnen gebruikt worden voor het maken van o.a. palen, wandelstokken, handvatten voor werktuigen
en fluiten. Grotere stammen voor het vervaardigen van o.a. meubels en voor snijwerk.
Voeding:
De vruchten zijn erg zuur, maar rijk aan vitamine C.
Een grote hoeveelheid onrijpe vruchten kan maag- en darmstoornissen veroorzaken.
De zaden bevatten een stof die waarschijnlijk deze verschijnselen veroorzaken, verwijder daarom de zaden.
Door lijsterbessen te koken, bij jam of siroop, verdwijnt de giftigheid.
De vruchten kunnen, eventueel gemengd met appels, worden gebruikt voor het maken van (wat zure) jam en confituren.
De vruchten, bladeren en bloemen kunnen gebruikt worden om thee van te zetten.
Geroosterde bessen vormen een goede koffie vervanger.
Medicinaal:
Lijsterbessen zijn urinedrijvend, laxerend en samentrekkend.
Ze regelen de darmen en helpen bij constipatie alsmede diarree .
Verder zijn ze heilzaam bij ontstekingen aan de bovenste luchtwegen en met name bij heesheid ( Innemen in de vorm van jam ).
Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia) wordt 3 tot 20 m hoog.
Vanuit de horizontale hoofdwortels groeien veel dunne zijwortels loodrecht naar beneden.
De schors is glad en grijs. De jonge takken zijn dicht en zacht behaard, Hetzelfde geldt voor de knoppen.
De bladeren zijn geveerd met 5 tot 17 blaadjes, die 2 tot 6 cm lang zijn.
Ze zijn langwerpig en aan de voet aan beide zijden gezaagd. Ze zijn iets grijs door de dichte, zachte beharing.
De boom bloeit in mei en juni met 0,8 tot 1 cm grote, crèmewitte bloemen in een samengestelde,
van boven platte of iets afgeronde bloeiwijze (tuil).
De onderste bloemstelen zijn zoveel langer dan de bovenste waardoor alle bloemen ongeveer op dezelfde hoogte staan.
De jongste bloem staat in het midden. De bloemen bestaan uit 5 kroonbladen en een stamper met 2 tot 4 stijlen.
Vanaf augustus vertoont de lijsterbes 0,6 tot 1 cm grote, oranje tot vuurrode bessen. De bessen zijn bolvormig.
De wilde lijsterbes groeit op zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vrij droge tot vrij natte grond en komt voor in
bossen en houtwallen.
Weetje:
Vogels zijn gek op de bessen, vooral de lijster.
Het hout van de lijsterbes is tamelijk hard, buigzaam en elastisch.
Dunne stammen en takken kunnen gebruikt worden voor het maken van o.a. palen, wandelstokken, handvatten voor werktuigen
en fluiten. Grotere stammen voor het vervaardigen van o.a. meubels en voor snijwerk.
Voeding:
De vruchten zijn erg zuur, maar rijk aan vitamine C.
Een grote hoeveelheid onrijpe vruchten kan maag- en darmstoornissen veroorzaken.
De zaden bevatten een stof die waarschijnlijk deze verschijnselen veroorzaken, verwijder daarom de zaden.
Door lijsterbessen te koken, bij jam of siroop, verdwijnt de giftigheid.
De vruchten kunnen, eventueel gemengd met appels, worden gebruikt voor het maken van (wat zure) jam en confituren.
De vruchten, bladeren en bloemen kunnen gebruikt worden om thee van te zetten.
Geroosterde bessen vormen een goede koffie vervanger.
Medicinaal:
Lijsterbessen zijn urinedrijvend, laxerend en samentrekkend.
Ze regelen de darmen en helpen bij constipatie alsmede diarree .
Verder zijn ze heilzaam bij ontstekingen aan de bovenste luchtwegen en met name bij heesheid ( Innemen in de vorm van jam ).
Linde boom:
Er worden ongeveer 25 ondersoorten binnen dit geslacht onderscheiden.
De kleinbladige en de grootbladige linde komen in de Benelux voor. Deze bomen zijn het grootst van alle Lindebomen.
In juni komen er veel wespen en bijen op af voor het stuifmeel.
De winterlinde is een prachtige boom die tot 35 m hoog wordt, vaak met een brede kroon.
Het blad is breed-hartvormig tot rond.
De bovenzijde is donkergroen, de onderzijde blauwgroen tot blauwgrijs, onbehaard, behalve in de oksels van de nerven een roestbruine of roodachtige beharing.
De zomerlinde verschilt in niet zoveel van de winterlinde. Zo is het blad iets groter en de onderzijde is zacht behaard, met witte toefjes haren in de nerfoksels. De bloeiwijze is meer hangend en heeft 2 tot 5 bloemen.
In tegenstelling tot de meeste andere bomen bloeit de linde pas laat in het seizoen, omstreeks juli.
Weetje:
Reeds zeer lang is de linde een heilige boom. Voor Siegfried, de held van de Nibelungen, speelt de boom een noodlottige rol.
Toen hij zich in het drakenbloed baadde om onkwetsbaar te worden, kleefde zich een lindeblaadje vast tussen zijn schouderbladen. Op die ene plek was hij kwetsbaar en daar getroffen zal hij omkomen.
Medicinaal:
De eigenschappen van de Linde zijn: bevordering van de galtoevoer, kalmeert, heft kramp op, slaapverwekkend, zweetdrijvend.
Het middel tegen griep:
Lindebloesemthee kunt u maken van de bloesem van zowel de Winter- als de Zomerlinde.
U gebruikt hiervoor zowel de gedroogde als de vers geplukte bloesem
( De bloesem van de Zilverlinde is vanwege haar zeer onaangename smaak ongeschikt ).
Neem verse geopende bloemen die niet ouder zijn dan 1 tot 4 dagen, dan is de werkzaamheid het beste.
U kunt ze drogen voor later gebruik en in gesloten bussen bewaren.
Zweetbevorderende thee bij griep:
Twee eetlepels lindebloesem met een halve liter kokend water overgieten en 5 tot 20 minuten laten trekken.
Hierna zeven. Direct voor het slapen gaan innemen. Hoe warmer de thee hoe meer je ervan gaat transpireren.
Als je nu nog niet transpireert neem dan nog een halve liter.
Niet gebruiken bij lage bloeddruk; teveel zweetkuren kan schadelijk zijn voor het hart en de thee is ook niet goed voor kinderen.
Lindebloesemwijn
Men kookt een eetlepel lindebloesem in een liter witte wijn, ongeveer 2 minuten.
Zeef de wijn en laat deze afkoelen. Doe de wijn daarna terug in de fles.
Dagelijks 1 à 2 borrelglaasjes drinken.
Er worden ongeveer 25 ondersoorten binnen dit geslacht onderscheiden.
De kleinbladige en de grootbladige linde komen in de Benelux voor. Deze bomen zijn het grootst van alle Lindebomen.
In juni komen er veel wespen en bijen op af voor het stuifmeel.
De winterlinde is een prachtige boom die tot 35 m hoog wordt, vaak met een brede kroon.
Het blad is breed-hartvormig tot rond.
De bovenzijde is donkergroen, de onderzijde blauwgroen tot blauwgrijs, onbehaard, behalve in de oksels van de nerven een roestbruine of roodachtige beharing.
De zomerlinde verschilt in niet zoveel van de winterlinde. Zo is het blad iets groter en de onderzijde is zacht behaard, met witte toefjes haren in de nerfoksels. De bloeiwijze is meer hangend en heeft 2 tot 5 bloemen.
In tegenstelling tot de meeste andere bomen bloeit de linde pas laat in het seizoen, omstreeks juli.
Weetje:
Reeds zeer lang is de linde een heilige boom. Voor Siegfried, de held van de Nibelungen, speelt de boom een noodlottige rol.
Toen hij zich in het drakenbloed baadde om onkwetsbaar te worden, kleefde zich een lindeblaadje vast tussen zijn schouderbladen. Op die ene plek was hij kwetsbaar en daar getroffen zal hij omkomen.
Medicinaal:
De eigenschappen van de Linde zijn: bevordering van de galtoevoer, kalmeert, heft kramp op, slaapverwekkend, zweetdrijvend.
Het middel tegen griep:
Lindebloesemthee kunt u maken van de bloesem van zowel de Winter- als de Zomerlinde.
U gebruikt hiervoor zowel de gedroogde als de vers geplukte bloesem
( De bloesem van de Zilverlinde is vanwege haar zeer onaangename smaak ongeschikt ).
Neem verse geopende bloemen die niet ouder zijn dan 1 tot 4 dagen, dan is de werkzaamheid het beste.
U kunt ze drogen voor later gebruik en in gesloten bussen bewaren.
Zweetbevorderende thee bij griep:
Twee eetlepels lindebloesem met een halve liter kokend water overgieten en 5 tot 20 minuten laten trekken.
Hierna zeven. Direct voor het slapen gaan innemen. Hoe warmer de thee hoe meer je ervan gaat transpireren.
Als je nu nog niet transpireert neem dan nog een halve liter.
Niet gebruiken bij lage bloeddruk; teveel zweetkuren kan schadelijk zijn voor het hart en de thee is ook niet goed voor kinderen.
Lindebloesemwijn
Men kookt een eetlepel lindebloesem in een liter witte wijn, ongeveer 2 minuten.
Zeef de wijn en laat deze afkoelen. Doe de wijn daarna terug in de fles.
Dagelijks 1 à 2 borrelglaasjes drinken.
Lisdodde:
De grote lisdodde (Typha latifolia L.) is een tot ruim 2 meter hoge plant van voedselrijke oevers met lange grote bladeren, en een lichtbruine aar
aan het uiteinde van zijn stengels.
De plant bloeit in juni tot juli met de mannelijke aar meestal direct boven de vrouwelijke, waaraan de bloemen zitten.
Bij rijpheid zijn de vrouwelijke aren zwartachtig bruin, ook wel sigaren genoemd.
Het is een zeer algemene plant en komt voor aan waterkanten in zeer voedselrijke omstandigheden en in zure,
voedselrijke vennen en plassen.
De plant komt niet voor aan grote open wateren.
De plant kan zich onder gunstige omstandigheden vrij snel door middel van wortelstokken verspreiden.
De pluis uit de rijpe bloeiwijze vormt een goede tondel bij het aanmaken van vuur.
Weetje:
In een oud Angelsaksische woordenboekje van Aelfric uit de 10e eeuw uit Engeland vind men de naam duth-hamor, wat merkwaardig trek op het Groningse naam voor lisdodde.
Voeding:
De wortelstokken zijn zeer zetmeelrijk en een bron van voedsel.
Na 10 tot 20 minuten zijn de wortels gaar en kun je ze openscheuren om het zetmeel op te eten.
Per dag heb je ongeveer 15 tot 20 wortels nodig om aan de energiebehoefte te voldoen.
In het voorjaar kunnen de jonge scheuten als een soort asperges gegeten worden. Ook de nog groene kolven kunnen worden
gegeten. Zodra de mannelijke aar zich ontwikkeld heeft kan er stuifmeel worden verzameld en gebruikt als bloem.
Door de stengel voorzichtig te buigen en te tikken op de mannelijke aar, komt het stuifmeel vrij en hoeft verder alleen nog
opgevangen te worden. De kleine lisdodde (Typha angustifolia) komt voor langs oevers en in rietlanden.
De kleine lisdodde heeft slanker blad dan de grote lisdodde,
maar kan ook een hoogte van twee meter bereiken. Bij de kleine lisdodde zijn de rijpe sigaren geelachtig tot groenachtig van kleur.
Medicinaal:
Het slijm wat op de stengel zit kan gebruikt worden tegen brandwonden of bij zonnebrand.
De grote lisdodde (Typha latifolia L.) is een tot ruim 2 meter hoge plant van voedselrijke oevers met lange grote bladeren, en een lichtbruine aar
aan het uiteinde van zijn stengels.
De plant bloeit in juni tot juli met de mannelijke aar meestal direct boven de vrouwelijke, waaraan de bloemen zitten.
Bij rijpheid zijn de vrouwelijke aren zwartachtig bruin, ook wel sigaren genoemd.
Het is een zeer algemene plant en komt voor aan waterkanten in zeer voedselrijke omstandigheden en in zure,
voedselrijke vennen en plassen.
De plant komt niet voor aan grote open wateren.
De plant kan zich onder gunstige omstandigheden vrij snel door middel van wortelstokken verspreiden.
De pluis uit de rijpe bloeiwijze vormt een goede tondel bij het aanmaken van vuur.
Weetje:
In een oud Angelsaksische woordenboekje van Aelfric uit de 10e eeuw uit Engeland vind men de naam duth-hamor, wat merkwaardig trek op het Groningse naam voor lisdodde.
Voeding:
De wortelstokken zijn zeer zetmeelrijk en een bron van voedsel.
Na 10 tot 20 minuten zijn de wortels gaar en kun je ze openscheuren om het zetmeel op te eten.
Per dag heb je ongeveer 15 tot 20 wortels nodig om aan de energiebehoefte te voldoen.
In het voorjaar kunnen de jonge scheuten als een soort asperges gegeten worden. Ook de nog groene kolven kunnen worden
gegeten. Zodra de mannelijke aar zich ontwikkeld heeft kan er stuifmeel worden verzameld en gebruikt als bloem.
Door de stengel voorzichtig te buigen en te tikken op de mannelijke aar, komt het stuifmeel vrij en hoeft verder alleen nog
opgevangen te worden. De kleine lisdodde (Typha angustifolia) komt voor langs oevers en in rietlanden.
De kleine lisdodde heeft slanker blad dan de grote lisdodde,
maar kan ook een hoogte van twee meter bereiken. Bij de kleine lisdodde zijn de rijpe sigaren geelachtig tot groenachtig van kleur.
Medicinaal:
Het slijm wat op de stengel zit kan gebruikt worden tegen brandwonden of bij zonnebrand.
Look-zonder-look;
De plant ruikt naar Look, maar bezit geen ondergronds Lookbolletje.
Alliara is een afleiding van Allium, de wetenschappelijke naam voor het geslacht Look; petiolatus betekent gesteeld en heeft betrekking op de gesteelde bladen van het wortelrozet. Dit is uitzonderlijk omdat de bladeren van een wortelrozet meestal ongesteeld zijn. Vroeg in het voorjaar schiet de plant door en maakt dan kleine, witte bloemen. Deze bloemen zijn zeer karakteristiek voor de familie, waartoe Look-zonder-look behoort, de Kruisbloemenfamilie of de Cruciferen. De bloem bezit vier kelkblaadjes,
vier kroonblaadjes, zes meeldraden, waarvan de vier binnenste langer zijn dan de twee buitenste en een vruchtbeginsel, waaruit zich een hauw of hauwtje ontwikkelt. Bij Look-zonder-look spreken we van hauw, omdat de vrucht meer dan driemaal zo lang is als
reed, net zoals bij geelbloeiende Koolzaad en Raapzaad. Een hauwtje is minder dan driemaal zo lang als breed.
Voeding:
De plant word gebruikt als toekruid om aan de maaltijd een knoflook-aroma te geven.
De zaden smaken scherp mosterdachtig.
De wortel ruikt dan weer naar rapen, maar is nogal vezelig om zo maar te eten ( u kunt hem wel laten meetrekken
in een groentesoep of ragout).
De witte bloemen zijn in de salade en op een boterham met platte kaas zeer lekker.
Medicinaal:
Het werd vroeger aangewend als middel om zweren te laten rijpen, ingewandswormen te lijf te gaan en als bloedzuiverend middel.
Het blad heeft blad een ontsmettende werking en kan het vooral vers in het voorjaar bij verkoudheid en bronchiale problemen als slijmoplossend middel gebruikt worden.
De plant ruikt naar Look, maar bezit geen ondergronds Lookbolletje.
Alliara is een afleiding van Allium, de wetenschappelijke naam voor het geslacht Look; petiolatus betekent gesteeld en heeft betrekking op de gesteelde bladen van het wortelrozet. Dit is uitzonderlijk omdat de bladeren van een wortelrozet meestal ongesteeld zijn. Vroeg in het voorjaar schiet de plant door en maakt dan kleine, witte bloemen. Deze bloemen zijn zeer karakteristiek voor de familie, waartoe Look-zonder-look behoort, de Kruisbloemenfamilie of de Cruciferen. De bloem bezit vier kelkblaadjes,
vier kroonblaadjes, zes meeldraden, waarvan de vier binnenste langer zijn dan de twee buitenste en een vruchtbeginsel, waaruit zich een hauw of hauwtje ontwikkelt. Bij Look-zonder-look spreken we van hauw, omdat de vrucht meer dan driemaal zo lang is als
reed, net zoals bij geelbloeiende Koolzaad en Raapzaad. Een hauwtje is minder dan driemaal zo lang als breed.
Voeding:
De plant word gebruikt als toekruid om aan de maaltijd een knoflook-aroma te geven.
De zaden smaken scherp mosterdachtig.
De wortel ruikt dan weer naar rapen, maar is nogal vezelig om zo maar te eten ( u kunt hem wel laten meetrekken
in een groentesoep of ragout).
De witte bloemen zijn in de salade en op een boterham met platte kaas zeer lekker.
Medicinaal:
Het werd vroeger aangewend als middel om zweren te laten rijpen, ingewandswormen te lijf te gaan en als bloedzuiverend middel.
Het blad heeft blad een ontsmettende werking en kan het vooral vers in het voorjaar bij verkoudheid en bronchiale problemen als slijmoplossend middel gebruikt worden.
Madeliefje:
De Bellis perennis ( letterlijk vertaald: alle jaren mooi ), is een kleine overblijvende plant met een hoogte van 5 tot 15 cm.
De stengel is dun en meestal zonder bladeren. De lichtgroene bladeren staan allemaal in een wortelrozet en zijn spatelvormig.
De rand van het blad is gekarteld. Aan het einde van de lange dunne bloemstengel staat één bloemhoofdje.
Deze is maximaal 2,5 cm groot en bestaat uit een hart van gele buisbloemen, met een krans van witte straalbloemen.
Zolang het niet vriest, zijn ze het hele jaar in bloei aan te treffen.
De madelief groeit op zonnige plaatsen op vochtige grond en is o.a. te vinden in weilanden, bermen, en langs dijken,
uiterwaarden en duinvalleien.
Weetje:
In de Noorse, mythologische verhalen staat het symbool voor de godin Freya, godin van de vruchtbaarheid en de liefde.
De Kelten aten madeliefjes en schreven er een heilzame, verjongende werking aan toe.
Voeding:
De bladeren kunnen aan salades worden toegevoegd of gebruikt als een tuinkruid.
De bloemenknoppen en bladeren kunnen worden toegevoegd aan salades en soepen.
Van de bloemen kan siroop worden gemaakt.
Medicinaal:
De bloemen en bladeren zijn rijk aan vitaminen en heeft een gunstige effect op de spijsvertering.
Ze werken ook prima tegen verstoppingen.
Het regelmatig eten van madeliefjes kan voor kwetsbare en lusteloze kinderen uitkomst bieden.
Ze worden weer actief omdat het het mineraal magnesium bevat.
Traditioneel gebruik va madeliefje omvat het gebruik van de blaadjes om wonden te behandelen, vooral verse wonden.
De blaadjes kun je tot zalf maken en op de wond doen.
Je kunt als je een wond hebt ergens middenin de natuur op de blaadjes kauwen zodat je een puree maakt wat je op de wond
aanbrengt. Uit oude geschriften blijkt dat men in de middeleeuwen zowel de
wortel als de bladeren van het madeliefje gebruikte om wonden te genezen.
Het kauwen op de bladeren voor langere tijd kan helpen bij mondzweren.
Voor medicinaal gebruik worden vaak de bloemetjes gedroogd.
Deze kunnen als thee worden gezet die helpt bij een maagslijmvliesontsteking, reumatische problemen, artritis, lever- en
nierstoornissen en als zuiverend middel voor het bloed.
Een aftreksel van de wortel wordt gebruikt bij eczeem, ademhalingsproblemen, reumatische pijnen en heftige menstruatie.
De Bellis perennis ( letterlijk vertaald: alle jaren mooi ), is een kleine overblijvende plant met een hoogte van 5 tot 15 cm.
De stengel is dun en meestal zonder bladeren. De lichtgroene bladeren staan allemaal in een wortelrozet en zijn spatelvormig.
De rand van het blad is gekarteld. Aan het einde van de lange dunne bloemstengel staat één bloemhoofdje.
Deze is maximaal 2,5 cm groot en bestaat uit een hart van gele buisbloemen, met een krans van witte straalbloemen.
Zolang het niet vriest, zijn ze het hele jaar in bloei aan te treffen.
De madelief groeit op zonnige plaatsen op vochtige grond en is o.a. te vinden in weilanden, bermen, en langs dijken,
uiterwaarden en duinvalleien.
Weetje:
In de Noorse, mythologische verhalen staat het symbool voor de godin Freya, godin van de vruchtbaarheid en de liefde.
De Kelten aten madeliefjes en schreven er een heilzame, verjongende werking aan toe.
Voeding:
De bladeren kunnen aan salades worden toegevoegd of gebruikt als een tuinkruid.
De bloemenknoppen en bladeren kunnen worden toegevoegd aan salades en soepen.
Van de bloemen kan siroop worden gemaakt.
Medicinaal:
De bloemen en bladeren zijn rijk aan vitaminen en heeft een gunstige effect op de spijsvertering.
Ze werken ook prima tegen verstoppingen.
Het regelmatig eten van madeliefjes kan voor kwetsbare en lusteloze kinderen uitkomst bieden.
Ze worden weer actief omdat het het mineraal magnesium bevat.
Traditioneel gebruik va madeliefje omvat het gebruik van de blaadjes om wonden te behandelen, vooral verse wonden.
De blaadjes kun je tot zalf maken en op de wond doen.
Je kunt als je een wond hebt ergens middenin de natuur op de blaadjes kauwen zodat je een puree maakt wat je op de wond
aanbrengt. Uit oude geschriften blijkt dat men in de middeleeuwen zowel de
wortel als de bladeren van het madeliefje gebruikte om wonden te genezen.
Het kauwen op de bladeren voor langere tijd kan helpen bij mondzweren.
Voor medicinaal gebruik worden vaak de bloemetjes gedroogd.
Deze kunnen als thee worden gezet die helpt bij een maagslijmvliesontsteking, reumatische problemen, artritis, lever- en
nierstoornissen en als zuiverend middel voor het bloed.
Een aftreksel van de wortel wordt gebruikt bij eczeem, ademhalingsproblemen, reumatische pijnen en heftige menstruatie.
Wilde Marjolein
Afmeting: 30 tot 60 cm.
Bloeimaanden: Juli, augustus en september. Worteldiepte 20 tot 50 cm. De rechtopstaande stengels zijn kort behaard.
Wilde marjolein groeit in pollen en ontwikkelt korte uitlopers.
Bladeren: De vaak roodachtig aangelopen bladeren zijn eirond tot langwerpig.
Ze kunnen gaafrandig zijn, maar ze kunnen ook gekarteld zijn.
Verder zijn ze kort behaard, zitten er klierpuntjes aan de onderkant, zijn ze 1 tot 2 cm lang en kort gesteeld.
De schutbladen zijn eirond tot elliptisch, spits en meestal donkerpaars. Ze verspreiden een vrij sterke geur.
Bloemen: Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen).
De bloemen vormen samen brede, vertakte, platte schermen. Ze zijn paarsrood of roze, zelden zijn ze wit.
Verder zijn ze 4 tot 7 mm lang.
Ze hebben een vlakke bovenlip. De middenslip van de onderlip is even groot als de bovenlip en weinig groter dan de zijslippen
Ze groeien op grasland (hellinggrasland, kalkgrasland en ruig grasland), bermen, langs holle wegen,
langs schelpenpaadjes, dijken (polderdijken), bosranden, struwelen, heggen (kalkrijke zomen), ruigten, stadswallen,
opgespoten grond (kalkrijk zand), langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), wanden van afgravingen en zeeduinen.
Weetje:
Volgens de Griekse mythologie zou de zoete en kruidige smaak van Oregano gemaakt zijn door de godin Aphrodite als symbool voor geluk en voorspoed. In Italie en Griekenland werden bruidsparen getooid met slingers van Oregano, anderzijds werden ook de graven versierd met oreganoplanten, beiden rituelen als teken van vrede.
Voeding:
Het wordt overvloedig gebruikt in de Griekse en Italiaanse keuken, maar ook bij ons is het een smaakmaker.
Let op! In Belgie en in Nederland is deze beschermd!
Medicinaal:
Marjolein goed voor spijsvertering en helpt bij diarree.
Als Etherische olie kunt u deze gebruiken bij: Spierspanningen, stijve nek, spierpijn, Kwetsuren, Verstuiking, zwellingen.
Als Gorgelmiddel of spoelmiddel kunt u deze gebruiken bij: mondslijmvliesontsteking, Aften, Keelpijn.
Als omslag, lotion of zalf helpt het tegen: Artritis, artrose, Insectenbeten, jeuk en zelfs bij vrieswonden.
Afmeting: 30 tot 60 cm.
Bloeimaanden: Juli, augustus en september. Worteldiepte 20 tot 50 cm. De rechtopstaande stengels zijn kort behaard.
Wilde marjolein groeit in pollen en ontwikkelt korte uitlopers.
Bladeren: De vaak roodachtig aangelopen bladeren zijn eirond tot langwerpig.
Ze kunnen gaafrandig zijn, maar ze kunnen ook gekarteld zijn.
Verder zijn ze kort behaard, zitten er klierpuntjes aan de onderkant, zijn ze 1 tot 2 cm lang en kort gesteeld.
De schutbladen zijn eirond tot elliptisch, spits en meestal donkerpaars. Ze verspreiden een vrij sterke geur.
Bloemen: Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen).
De bloemen vormen samen brede, vertakte, platte schermen. Ze zijn paarsrood of roze, zelden zijn ze wit.
Verder zijn ze 4 tot 7 mm lang.
Ze hebben een vlakke bovenlip. De middenslip van de onderlip is even groot als de bovenlip en weinig groter dan de zijslippen
Ze groeien op grasland (hellinggrasland, kalkgrasland en ruig grasland), bermen, langs holle wegen,
langs schelpenpaadjes, dijken (polderdijken), bosranden, struwelen, heggen (kalkrijke zomen), ruigten, stadswallen,
opgespoten grond (kalkrijk zand), langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), wanden van afgravingen en zeeduinen.
Weetje:
Volgens de Griekse mythologie zou de zoete en kruidige smaak van Oregano gemaakt zijn door de godin Aphrodite als symbool voor geluk en voorspoed. In Italie en Griekenland werden bruidsparen getooid met slingers van Oregano, anderzijds werden ook de graven versierd met oreganoplanten, beiden rituelen als teken van vrede.
Voeding:
Het wordt overvloedig gebruikt in de Griekse en Italiaanse keuken, maar ook bij ons is het een smaakmaker.
Let op! In Belgie en in Nederland is deze beschermd!
Medicinaal:
Marjolein goed voor spijsvertering en helpt bij diarree.
Als Etherische olie kunt u deze gebruiken bij: Spierspanningen, stijve nek, spierpijn, Kwetsuren, Verstuiking, zwellingen.
Als Gorgelmiddel of spoelmiddel kunt u deze gebruiken bij: mondslijmvliesontsteking, Aften, Keelpijn.
Als omslag, lotion of zalf helpt het tegen: Artritis, artrose, Insectenbeten, jeuk en zelfs bij vrieswonden.
Meidoorn eenstijlig
De eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) wordt 2 tot 10 meter hoog, vertakt bij de grond en heeft een lage kroon.
De schors is aanvankelijk glad en bruin, maar wordt later donkerder en tot ribbels gebarsten.
De twijgen zijn donkerrood of bruin en hebben veel scherpe, 1 tot 2,5 cm lange doorns.
De knoppen zijn zeer klein, roodachtig zwart en schubbig. De bladeren hebben drie tot zeven lobben en grof dubbelgetande randen.
De bladsteel is circa 3,5 cm lang. Het blad is glanzend donkergroen van boven en van onderdonkerroze.
Aan de voet en in de oksels van de nerven zitten witte haartjes.
De bloemen zijn 0,8 tot 1,5 cm breed. De komvormige kroonblaadjes overlappen elkaar gedeeltelijk.
Er zijn meeldraden met paarse helmknoppen. Er is maar één stijl, vandaar de naam.
De bloeitijd is mei en juni. De plant heeft circa 1 cm grote, eivormige vruchten die bij het rijpen verkleuren van groen tot donkerrood.
De eenstijlige meidoorn groeit opzonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot droge grond en komt voor in heggen,
struikgewas, bossen, randen van vochtige duinvalleien, steile hellingen, rotsen, dijken en langs sloten.
Weetje:
Een aantal Noord Amerikaanse meidoorns werden als medicijn gebruikt door de Indianen.
De Ojibwa gebruikten een afkooksel van de wortel van de meidoorn om diarree en dysenterie te behandelen.
De Chippewa gebruikten het afkooksel van de wortel als tonicum en versterker voor vrouwelijke klachten.
Ook de Meskwaki gebruikten de vruchten van de meidoorn voor leveronstekingen, als een algemeen tonicum en een hartversterker. De Omaha-Ponca en de Winnebagos aten de melige vruchten van de meidoorn als voedsel in tijden van hongersnood.
De Cherokee aten de ietwat bittere vruchten als eetlustopwekker, maar ook om de bloedsomloop te verbeteren en krampen te verlichten.
Voeding:
Van de meidoorn worden zowel de bladeren, de bloesems als de vruchten gebruikt.
Jonge scheuten hebben een nootachtige smaak, kunnen rauw worden gegeten en kunnen aan salades worden toegevoegd.
Van gedroogde bladeren kan thee worden gemaakt.
De bloemen worden in mei en juni geoogst, als ze net open zijn, waarna ze in het donker moeten worden gedroogd.
De bloempjes die tijdens het droogproces bruin verkleuren moeten worden verwijderd.
De bloemen kunnen in een siroop worden gebruikt. Pluk de geheel rijpe, rode vruchtjes van half september tot half november.
De vruchten kunnen rauw worden gegeten, maar smaken droog en melig en kunnen daarom beter worden gekookt .
Ze worden meestal gebruikt om jam, compote of siroop van te maken.
Gedroogde vruchtenvlees kan worden vermalen en dan worden vermengd met meel om brood van te maken.
Geroosterde zaad kan gebruikt worden als een vervanger voor koffie.
Medicinaal:
Meidoorn goed tegen hart- en vaatziekten
Meidoorn is een cardiotonicum; een hartfunctieondersteunend kruid.
De kransslagaders voorzien het hart zelf van bloed zodat het hart in staat is bloed door het lichaam te pompen.
Meidoorn verwijdt de kransslagaders waardoor de doorbloeding beter en de zuurstofvoorziening hoger is.
Het hout wordt vooral gebruikt om stelen voor gereedschap te maken.
Tevens vormt het een goede brandstof, want het geeft veel hitte af.
De eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) wordt 2 tot 10 meter hoog, vertakt bij de grond en heeft een lage kroon.
De schors is aanvankelijk glad en bruin, maar wordt later donkerder en tot ribbels gebarsten.
De twijgen zijn donkerrood of bruin en hebben veel scherpe, 1 tot 2,5 cm lange doorns.
De knoppen zijn zeer klein, roodachtig zwart en schubbig. De bladeren hebben drie tot zeven lobben en grof dubbelgetande randen.
De bladsteel is circa 3,5 cm lang. Het blad is glanzend donkergroen van boven en van onderdonkerroze.
Aan de voet en in de oksels van de nerven zitten witte haartjes.
De bloemen zijn 0,8 tot 1,5 cm breed. De komvormige kroonblaadjes overlappen elkaar gedeeltelijk.
Er zijn meeldraden met paarse helmknoppen. Er is maar één stijl, vandaar de naam.
De bloeitijd is mei en juni. De plant heeft circa 1 cm grote, eivormige vruchten die bij het rijpen verkleuren van groen tot donkerrood.
De eenstijlige meidoorn groeit opzonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot droge grond en komt voor in heggen,
struikgewas, bossen, randen van vochtige duinvalleien, steile hellingen, rotsen, dijken en langs sloten.
Weetje:
Een aantal Noord Amerikaanse meidoorns werden als medicijn gebruikt door de Indianen.
De Ojibwa gebruikten een afkooksel van de wortel van de meidoorn om diarree en dysenterie te behandelen.
De Chippewa gebruikten het afkooksel van de wortel als tonicum en versterker voor vrouwelijke klachten.
Ook de Meskwaki gebruikten de vruchten van de meidoorn voor leveronstekingen, als een algemeen tonicum en een hartversterker. De Omaha-Ponca en de Winnebagos aten de melige vruchten van de meidoorn als voedsel in tijden van hongersnood.
De Cherokee aten de ietwat bittere vruchten als eetlustopwekker, maar ook om de bloedsomloop te verbeteren en krampen te verlichten.
Voeding:
Van de meidoorn worden zowel de bladeren, de bloesems als de vruchten gebruikt.
Jonge scheuten hebben een nootachtige smaak, kunnen rauw worden gegeten en kunnen aan salades worden toegevoegd.
Van gedroogde bladeren kan thee worden gemaakt.
De bloemen worden in mei en juni geoogst, als ze net open zijn, waarna ze in het donker moeten worden gedroogd.
De bloempjes die tijdens het droogproces bruin verkleuren moeten worden verwijderd.
De bloemen kunnen in een siroop worden gebruikt. Pluk de geheel rijpe, rode vruchtjes van half september tot half november.
De vruchten kunnen rauw worden gegeten, maar smaken droog en melig en kunnen daarom beter worden gekookt .
Ze worden meestal gebruikt om jam, compote of siroop van te maken.
Gedroogde vruchtenvlees kan worden vermalen en dan worden vermengd met meel om brood van te maken.
Geroosterde zaad kan gebruikt worden als een vervanger voor koffie.
Medicinaal:
Meidoorn goed tegen hart- en vaatziekten
Meidoorn is een cardiotonicum; een hartfunctieondersteunend kruid.
De kransslagaders voorzien het hart zelf van bloed zodat het hart in staat is bloed door het lichaam te pompen.
Meidoorn verwijdt de kransslagaders waardoor de doorbloeding beter en de zuurstofvoorziening hoger is.
Het hout wordt vooral gebruikt om stelen voor gereedschap te maken.
Tevens vormt het een goede brandstof, want het geeft veel hitte af.
Melkdistel (Sonchus oleraceus):
De plant is inheems in Azië en Europa, en het kan worden gevonden groeien in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Australië en het Midden-Oosten. Gewone melkdistelvarieert in hoogte, groeit zo klein als 1 voet (0,30 meter) om zo groot als 6 meter (1,82 meter).
De plant verschilt in meerdere opzichten van de gemeenschappelijke paardebloem, maar het is in sommige opzichten gelijk,
met inbegrip van de manier waarop haar gele bloem hoofden draaien op witte rookwolken pluizig en verspreiden op de wind,
gemakkelijk zelf zaaien. Dit is een eenjarige planten en wordt 30 tot 130 cm hoog. De plant heeft een penwortel.
De blauwgroene stengels zijn vrij sterk vertakt en niet of alleen in de bloeiwijze behaard. De langwerpig-eironde bladeren hebben een vrijwel vlakke rand met breed-driehoekige tanden en zijn meestal met zeer zwakke stekeltjes bedekt. Ze zijn diep gedeeld met een grote driehoekige tot
spiesvormige eindlob of ze zijn ongedeeld, met spitse, afstaande oortjes.
De bloemkorfjes zijn 1 tot 2 cm groot en zijn 's middags gesloten.
De lintbloemen zijn vaak bleekgeel, de buitenste zijn van onderen zilverig tot iets paarsrood.
De gewone melkdistel bloeit van juli tot en met oktober. De vruchtjes hebben overlangse ribben en zijn bovendien dwars gerimpeld.
De rijpe, ruim 3 mm lange zaden zijn roodbruin met afgeronde hoogteribben en dicht bij elkaar staande dwarsricheltjes.
De zaden hebben geen vleugels. De tandjes van het vruchtpluis staan naar de top gericht.
De gewone melkdistel groeit op zonnige, open plaatsen op voedselrijke, vochtige grond.
Weetje:
Draag een Distel voor energie en kracht.
In een tuin geteeld weren Mariadistels dieven af, in een kuip geteeld en geplaatst op de drempel weren zij het kwaad af.
Een Distelbloem gedragen in je zak beschermd de drager.
Op een vuur geworpen, leiden Distels de bliksem van huizen af.
Als er een vloek tegen je is uitgesproken, draag dan een hemd geweven van Distelvezel om de vloek te bezweren.
Distels worden ook in daken geweven om het kwaad tegen te gaan.
Voeding:
De jonge bladeren kunnen rauw of gekookt worden gegeten en hebben met name in de lente een milde smaak.
De bladeren kunnen aan salades worden toegevoegd. De stengels kunnen als asperges worden gekookt.
De buitenste schil moet dan wel worden verwijderd.
De bladeren kunnen gekookt worden als Spinazie; de stengels kunnen nadat ze zijn geweekt om de bittere smaak te verwijderen, tot moes worden gekookt als Rabarber.
Medicinaal:
Gewone melkdistel is een plant waarvan de diverse onderdelen medicinaal gebruikt diarree, menstruele problemen, koorts,
ontstekingen en wratten.
Sommige culturen gebruiken als een zuiverend, een diureticum, een verzachtend middel en opium verslaving te behandelen.
De belangrijkste stof in de distel is silymarine, deze stof werkt direct op de lever en beschermt het tegen gifstoffen. Verder werkt het kruid sterk ontgiftend op de lever, dus het kan ook gebruikt worden na alcoholmisbruik en een te zware dosis medicatie.
De plant is inheems in Azië en Europa, en het kan worden gevonden groeien in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Australië en het Midden-Oosten. Gewone melkdistelvarieert in hoogte, groeit zo klein als 1 voet (0,30 meter) om zo groot als 6 meter (1,82 meter).
De plant verschilt in meerdere opzichten van de gemeenschappelijke paardebloem, maar het is in sommige opzichten gelijk,
met inbegrip van de manier waarop haar gele bloem hoofden draaien op witte rookwolken pluizig en verspreiden op de wind,
gemakkelijk zelf zaaien. Dit is een eenjarige planten en wordt 30 tot 130 cm hoog. De plant heeft een penwortel.
De blauwgroene stengels zijn vrij sterk vertakt en niet of alleen in de bloeiwijze behaard. De langwerpig-eironde bladeren hebben een vrijwel vlakke rand met breed-driehoekige tanden en zijn meestal met zeer zwakke stekeltjes bedekt. Ze zijn diep gedeeld met een grote driehoekige tot
spiesvormige eindlob of ze zijn ongedeeld, met spitse, afstaande oortjes.
De bloemkorfjes zijn 1 tot 2 cm groot en zijn 's middags gesloten.
De lintbloemen zijn vaak bleekgeel, de buitenste zijn van onderen zilverig tot iets paarsrood.
De gewone melkdistel bloeit van juli tot en met oktober. De vruchtjes hebben overlangse ribben en zijn bovendien dwars gerimpeld.
De rijpe, ruim 3 mm lange zaden zijn roodbruin met afgeronde hoogteribben en dicht bij elkaar staande dwarsricheltjes.
De zaden hebben geen vleugels. De tandjes van het vruchtpluis staan naar de top gericht.
De gewone melkdistel groeit op zonnige, open plaatsen op voedselrijke, vochtige grond.
Weetje:
Draag een Distel voor energie en kracht.
In een tuin geteeld weren Mariadistels dieven af, in een kuip geteeld en geplaatst op de drempel weren zij het kwaad af.
Een Distelbloem gedragen in je zak beschermd de drager.
Op een vuur geworpen, leiden Distels de bliksem van huizen af.
Als er een vloek tegen je is uitgesproken, draag dan een hemd geweven van Distelvezel om de vloek te bezweren.
Distels worden ook in daken geweven om het kwaad tegen te gaan.
Voeding:
De jonge bladeren kunnen rauw of gekookt worden gegeten en hebben met name in de lente een milde smaak.
De bladeren kunnen aan salades worden toegevoegd. De stengels kunnen als asperges worden gekookt.
De buitenste schil moet dan wel worden verwijderd.
De bladeren kunnen gekookt worden als Spinazie; de stengels kunnen nadat ze zijn geweekt om de bittere smaak te verwijderen, tot moes worden gekookt als Rabarber.
Medicinaal:
Gewone melkdistel is een plant waarvan de diverse onderdelen medicinaal gebruikt diarree, menstruele problemen, koorts,
ontstekingen en wratten.
Sommige culturen gebruiken als een zuiverend, een diureticum, een verzachtend middel en opium verslaving te behandelen.
De belangrijkste stof in de distel is silymarine, deze stof werkt direct op de lever en beschermt het tegen gifstoffen. Verder werkt het kruid sterk ontgiftend op de lever, dus het kan ook gebruikt worden na alcoholmisbruik en een te zware dosis medicatie.
Let op:
Er is ook de akkermelkdistel.
De werking van deze is hetzelfde als de gewone melkdistel.
Er is ook de akkermelkdistel.
De werking van deze is hetzelfde als de gewone melkdistel.
///
Old man's beard ( Tillandsia usneoides ):
Het heeft ook andere namen zoals Spaans mos , baard van mozes.
Hij houdt van een vochtig klimaat en is ( droog ) ideale tondel voor het vuur aan te maken.
Deze is dus ook NIET eetbaar!
Maar we kunnen ze wel gebruiken voor andere toepassingen in de bushcraftwereld.
Het heeft ook andere namen zoals Spaans mos , baard van mozes.
Hij houdt van een vochtig klimaat en is ( droog ) ideale tondel voor het vuur aan te maken.
Deze is dus ook NIET eetbaar!
Maar we kunnen ze wel gebruiken voor andere toepassingen in de bushcraftwereld.
Oranje havikskruid (Hieracium aurantiacum )
Dit is een vaste plant uit de composietenfamilie. De plant is inheems in Centraal-Europa en Zuid-Europa. In België en Nederland wordt deze plant in siertuinen toegepast, vanwaar hij geregeld verwildert. De plant heeft zowel bovengrondse als ondergrondse uitlopers. De plant wordt 30-60 cm hoog en heeft zoals de Nederlandse naam al aangeeft oranje bloemen ongeveer 2 cm groot. de stengel en de bladeren zijn sterk behaard. Op de spatelvormige bladeren zitten klierharen. Oranje havikskruid bloeit in juni en juli met talrijke (twee tot twaalf) hoofdjes. de vrucht is een nootje dat later uitgroeit tot een vruchtpluisje. De plant komt voor tussen het gras op droge tot vrij vochtige, iets zure plaatsen. De ervaring leert dat de plant in de tuin niet kieskeurig is voor wat betreft de grond, zolang de plek maar zonnig is. Als de grond voedselrijk is, zal de plant behoorlijk gaan woekeren.
Let op! Er zijn verschillende soorten havikskruid:
Hieracium aurantiacum heeft oranje bloemen. Het blad is sterk behaard en iets kleverig. Hoogte circa tien centimeter, met bloemen tot veertig centimeter hoog. Bloeiperiode: juni - september.
Hieracium villosum, bloemkleur is goudgeel. Wordt tot dertig centimeter hoog. Bladeren blauwgroen en behaard. Bloeiperiode juli - augustus.
Hieracium pilosella of Muizenoor. De meest voorkomende over de grond kruipende soort. De bloemkleur is citroengeel en de bloeitijd is van mei tot juni. De bladeren zijn grijsgroen en ongeveer 5 cm. hoog.
Weetje:
De wetenschappelijke naam Hieracium is gewoon vertaald als havikskruid. In de oudheid geloofde men dat haviken het kruid gebruikten als een soort oogdruppels om een scherper zicht te krijgen. Tot na de middeleeuwen volgde men dit goede voorbeeld en gebruikte de mensen het sap in oogwater. Anderen menen dat het 'hierakion' heet, omdat het op hoge rotsen groeit, waar haviken huizen. En een derde verklaring is dat de gestreepte bloemblaadjes op de veren van haviken lijken.
Medicinaal:
Het oranje havikskruid word NIET medicinaal gebruikt. Het is zijn broertje de muizenoor!!!
De Hieracium pilosella of gewoon muizenoor. En die naam verwijst natuurlijk naar de vorm van de kleine blaadjes, die behaard zijn, ook pilosella of pilosus betekent behaard. In alle landen en in alle tijden heeft men er blijkbaar het oor van een muis in herkend. Muizenoor was niet alleen goed voor de ogen maar vooral ook urineverdrijvend. De verse, bloeiende plant, dus gele bloemen, steeltjes en blaadjes gebruikt als tinctuur.
Voeding:
De lichtbehaarde bladeren in april en mei kun je ontsappen. Dit kan op twee manieren. Doe de bladeren in een juicer. Blancheer de bladeren en zeef ze erna. Het sap kan worden toegevoegd aan soepen, groentesappen en fonds als lichtbittere smaakmaker. Rauwe bladeren kunnen fijngesneden toegevoegd worden aan salade en kruidenkwark. Gestoomde bladeren kunnen verwerkt worden brood, burgers en ragout.
De eerste bloemknoppen zijn in april en mei te vinden en deze zijn in te maken als kappertjes. De knoppen zijn ook gekookt of rauw te mengen in salades en groentegerechten. De bloemen zijn van mei tot oktober te plukken en deze zijn als decoratie te gebruiken op soepen, spreads en groentegerechten.
De plant smaakt lichtbitter – bloemen zijn milder dan bladeren. Beharing is vervelend, maar je kunt de bladeren bewerken.
Andere soorten ook eetbaar? Alle soorten van het geslacht Havikskruid zijn zo te eten en te bewerken.
Pas op sommige soorten zijn zeldzaam en enkelen staan zelfs op de Rode lijst.
De bloemen van de oranje havikskruid worden druk bezocht door vlinders zoals de kleine vos, morgenrood en de kleine parelmoer vlinder.
Foto 1 - oranje havikskruid. Foto 2 - Muizenoortje
Dit is een vaste plant uit de composietenfamilie. De plant is inheems in Centraal-Europa en Zuid-Europa. In België en Nederland wordt deze plant in siertuinen toegepast, vanwaar hij geregeld verwildert. De plant heeft zowel bovengrondse als ondergrondse uitlopers. De plant wordt 30-60 cm hoog en heeft zoals de Nederlandse naam al aangeeft oranje bloemen ongeveer 2 cm groot. de stengel en de bladeren zijn sterk behaard. Op de spatelvormige bladeren zitten klierharen. Oranje havikskruid bloeit in juni en juli met talrijke (twee tot twaalf) hoofdjes. de vrucht is een nootje dat later uitgroeit tot een vruchtpluisje. De plant komt voor tussen het gras op droge tot vrij vochtige, iets zure plaatsen. De ervaring leert dat de plant in de tuin niet kieskeurig is voor wat betreft de grond, zolang de plek maar zonnig is. Als de grond voedselrijk is, zal de plant behoorlijk gaan woekeren.
Let op! Er zijn verschillende soorten havikskruid:
Hieracium aurantiacum heeft oranje bloemen. Het blad is sterk behaard en iets kleverig. Hoogte circa tien centimeter, met bloemen tot veertig centimeter hoog. Bloeiperiode: juni - september.
Hieracium villosum, bloemkleur is goudgeel. Wordt tot dertig centimeter hoog. Bladeren blauwgroen en behaard. Bloeiperiode juli - augustus.
Hieracium pilosella of Muizenoor. De meest voorkomende over de grond kruipende soort. De bloemkleur is citroengeel en de bloeitijd is van mei tot juni. De bladeren zijn grijsgroen en ongeveer 5 cm. hoog.
Weetje:
De wetenschappelijke naam Hieracium is gewoon vertaald als havikskruid. In de oudheid geloofde men dat haviken het kruid gebruikten als een soort oogdruppels om een scherper zicht te krijgen. Tot na de middeleeuwen volgde men dit goede voorbeeld en gebruikte de mensen het sap in oogwater. Anderen menen dat het 'hierakion' heet, omdat het op hoge rotsen groeit, waar haviken huizen. En een derde verklaring is dat de gestreepte bloemblaadjes op de veren van haviken lijken.
Medicinaal:
Het oranje havikskruid word NIET medicinaal gebruikt. Het is zijn broertje de muizenoor!!!
De Hieracium pilosella of gewoon muizenoor. En die naam verwijst natuurlijk naar de vorm van de kleine blaadjes, die behaard zijn, ook pilosella of pilosus betekent behaard. In alle landen en in alle tijden heeft men er blijkbaar het oor van een muis in herkend. Muizenoor was niet alleen goed voor de ogen maar vooral ook urineverdrijvend. De verse, bloeiende plant, dus gele bloemen, steeltjes en blaadjes gebruikt als tinctuur.
Voeding:
De lichtbehaarde bladeren in april en mei kun je ontsappen. Dit kan op twee manieren. Doe de bladeren in een juicer. Blancheer de bladeren en zeef ze erna. Het sap kan worden toegevoegd aan soepen, groentesappen en fonds als lichtbittere smaakmaker. Rauwe bladeren kunnen fijngesneden toegevoegd worden aan salade en kruidenkwark. Gestoomde bladeren kunnen verwerkt worden brood, burgers en ragout.
De eerste bloemknoppen zijn in april en mei te vinden en deze zijn in te maken als kappertjes. De knoppen zijn ook gekookt of rauw te mengen in salades en groentegerechten. De bloemen zijn van mei tot oktober te plukken en deze zijn als decoratie te gebruiken op soepen, spreads en groentegerechten.
De plant smaakt lichtbitter – bloemen zijn milder dan bladeren. Beharing is vervelend, maar je kunt de bladeren bewerken.
Andere soorten ook eetbaar? Alle soorten van het geslacht Havikskruid zijn zo te eten en te bewerken.
Pas op sommige soorten zijn zeldzaam en enkelen staan zelfs op de Rode lijst.
De bloemen van de oranje havikskruid worden druk bezocht door vlinders zoals de kleine vos, morgenrood en de kleine parelmoer vlinder.
Foto 1 - oranje havikskruid. Foto 2 - Muizenoortje
Paardebloem:
De paardebloem wordt 10 tot 50 cm hoog. De 10 tot 30 cm lange grondbladeren staan in een rozet bij elkaar.
Ze zijn diep ingesneden en bochtig getand.
De tot 5 cm brede, heldergele bloemhoofden staan op lange, holle en bladloze stengels.
Bij kneuzing vloeit uit de plant een witte vloeistof (paardebloemenmelk) wordt genoemd. Deze laat bruine vlekken achter.
De wortel is een lange, dunne penwortel die decimeters diep de grond in kan dringen.
Wanneer hij op behoorlijke diepte afbreekt kan deze zich herstellen en meerdere rozetten geven.
Paardebloemen zijn heel algemeen en o.a. te vinden langs wegen en paden en op plekken waar gras groeit.
In de vruchttijd verschijnen pluisbollen die bestaan uit zaden met een soort parapluutje, het vruchtpluis.
Het vruchtpluis zit vast op een steeltje ( als u genoeg verzameld heeft u goede tondel, brand wel zeer snel ).
De zaden worden door de wind verspreid.
Weetje:
De paardenbloem komt het eerst voor in medicinale boeken uit China uit de 7e eeuw.
In de 10e en 11e eeuw is het beschreven in Arabische boeken.
De eerste vermelding in het westen van paardenbloem als geneeskruid stamt pas uit de 15e eeuw.
De Chinezen gebruikten het vooral tegen leverziekten.
Vanaf de 16e eeuw is paardenbloem een officieel geneeskruid. Geneeskruiden kregen in die tijd de toevoeging ´officinale´ mee.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog aten mensen paardenbloem als wilde groente.
Voeding:
De jonge bladeren en de gebleekte onderkant van het blad kan door salades of worden gekookt als groente.
Wanneer ze rauw worden gebruikt zijn de bladeren erg bitter, maar in de winter een stuk minder.
Jonge bladeren zijn veel minder bitter dan oudere bladeren. De bladeren worden vaak geblancheerd, zodat ze minder bitter zijn.
De wortels kunnen in de winter, nadat ze zijn geschild en gekookt, als groente worden gegeten.
De wortels kunnen ook, na twee dagen drogen, worden geroosterd en gemalen om koffie te maken.
De bladeren en de wortels kunnen gebruikt worden om thee van te zetten.
Medicinaal:
Goed voor de lever
Paardenbloem heeft een galverhogende en galdrijvende werking. Hierdoor kan de lever beter voedsel verteren.
Vooral vetten kunnen beter verteerd worden als men paardenbloemblad of -wortel eet.
De bitterstoffen zijn hier verantwoordelijk voor. De werking van de wortel is sterker dan het blad.
U kunt het witte melksap van de stengel gebruiken om wratten mee aan te stippen;
zo verwijderd u wratten met een natuurlijk medicijn.
Paardenbloem werkt vochtafdrijvend en het blad is urinezuurverdrijvend en bloedzuiverend.
Van de bloemen kan jam en siroop worden gemaakt ( die goed is voor de maag ).
Bij verstopping kan een extract van de gehele plant worden gebruikt.
De paardebloem wordt 10 tot 50 cm hoog. De 10 tot 30 cm lange grondbladeren staan in een rozet bij elkaar.
Ze zijn diep ingesneden en bochtig getand.
De tot 5 cm brede, heldergele bloemhoofden staan op lange, holle en bladloze stengels.
Bij kneuzing vloeit uit de plant een witte vloeistof (paardebloemenmelk) wordt genoemd. Deze laat bruine vlekken achter.
De wortel is een lange, dunne penwortel die decimeters diep de grond in kan dringen.
Wanneer hij op behoorlijke diepte afbreekt kan deze zich herstellen en meerdere rozetten geven.
Paardebloemen zijn heel algemeen en o.a. te vinden langs wegen en paden en op plekken waar gras groeit.
In de vruchttijd verschijnen pluisbollen die bestaan uit zaden met een soort parapluutje, het vruchtpluis.
Het vruchtpluis zit vast op een steeltje ( als u genoeg verzameld heeft u goede tondel, brand wel zeer snel ).
De zaden worden door de wind verspreid.
Weetje:
De paardenbloem komt het eerst voor in medicinale boeken uit China uit de 7e eeuw.
In de 10e en 11e eeuw is het beschreven in Arabische boeken.
De eerste vermelding in het westen van paardenbloem als geneeskruid stamt pas uit de 15e eeuw.
De Chinezen gebruikten het vooral tegen leverziekten.
Vanaf de 16e eeuw is paardenbloem een officieel geneeskruid. Geneeskruiden kregen in die tijd de toevoeging ´officinale´ mee.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog aten mensen paardenbloem als wilde groente.
Voeding:
De jonge bladeren en de gebleekte onderkant van het blad kan door salades of worden gekookt als groente.
Wanneer ze rauw worden gebruikt zijn de bladeren erg bitter, maar in de winter een stuk minder.
Jonge bladeren zijn veel minder bitter dan oudere bladeren. De bladeren worden vaak geblancheerd, zodat ze minder bitter zijn.
De wortels kunnen in de winter, nadat ze zijn geschild en gekookt, als groente worden gegeten.
De wortels kunnen ook, na twee dagen drogen, worden geroosterd en gemalen om koffie te maken.
De bladeren en de wortels kunnen gebruikt worden om thee van te zetten.
Medicinaal:
Goed voor de lever
Paardenbloem heeft een galverhogende en galdrijvende werking. Hierdoor kan de lever beter voedsel verteren.
Vooral vetten kunnen beter verteerd worden als men paardenbloemblad of -wortel eet.
De bitterstoffen zijn hier verantwoordelijk voor. De werking van de wortel is sterker dan het blad.
U kunt het witte melksap van de stengel gebruiken om wratten mee aan te stippen;
zo verwijderd u wratten met een natuurlijk medicijn.
Paardenbloem werkt vochtafdrijvend en het blad is urinezuurverdrijvend en bloedzuiverend.
Van de bloemen kan jam en siroop worden gemaakt ( die goed is voor de maag ).
Bij verstopping kan een extract van de gehele plant worden gebruikt.
Paardebloem jam:
Wat heeft u nodig?
100 paardenbloemen
confituursuiker (versie 2 kg fruit versus 1 kg suiker)
1/2 sap van een sinaasappel
1/2 sap van een citroen
1 takje citroentijm
200 ml waterVerzamel een hondertal bloemetjes (alleen het geel, geen steel).
De bloemen snel en even spoelen ( insecten ).
Vervolgens snijdt u de groene “kontjes” van de bloemen en doet u de gele blaadjes in een kookpot.
Voeg hierbij het sap van de citroen en de sinaasappel, het takje citroentijm en het water.
Laat het geheel een vijftal minuten koken met deksel op de kookpot.
Laat een nacht goed trekken.
De volgende ochtend zeeft u het mengsel met een confituurdoek en meet u de vloeistof.
Per dl, mag er 55 g confituursuiker bij.
Los goed op en breng daarna 3 minuten aan de kook.
Deze jam is trouwens ook goed voor de maag.
Wat heeft u nodig?
100 paardenbloemen
confituursuiker (versie 2 kg fruit versus 1 kg suiker)
1/2 sap van een sinaasappel
1/2 sap van een citroen
1 takje citroentijm
200 ml waterVerzamel een hondertal bloemetjes (alleen het geel, geen steel).
De bloemen snel en even spoelen ( insecten ).
Vervolgens snijdt u de groene “kontjes” van de bloemen en doet u de gele blaadjes in een kookpot.
Voeg hierbij het sap van de citroen en de sinaasappel, het takje citroentijm en het water.
Laat het geheel een vijftal minuten koken met deksel op de kookpot.
Laat een nacht goed trekken.
De volgende ochtend zeeft u het mengsel met een confituurdoek en meet u de vloeistof.
Per dl, mag er 55 g confituursuiker bij.
Los goed op en breng daarna 3 minuten aan de kook.
Deze jam is trouwens ook goed voor de maag.
Postelein:
Postelein is een eenjarige plant die van nature voorkomt in India en in het Midden oosten.
Postelein wordt 5-50 cm hoog en heeft verspreid staande, vlezige bladeren. De wilde postelein heeft liggende, gladde, roodachtige stengels en de gekweekte opgaande postelein vormt een pen achtige wortel.
De plant bloeit in Nederland in het wild van juni tot de herfst met gele 1,2 cm grote bloemen.
De plant bloeit 's morgens slechts enkele uren. .
Er bestaat winter- en zomerpostelein.
Winterpostelein heeft tere ruitvormige blaadjes, terwijl de ovale blaadjes van zomerpostelein wat steviger zijn.
Postelein kan men oogsten van mei tot september.
De blaadjes zijn betrekkelijk klein, de helft van deze groente bestaat uit blad en de andere helft bladsteel.
De kiemduur bedraagt 3 tot 7 dagen. Bij lage temperaturen zal het zaad slecht kiemen en de planten snel in het zaad schieten.
Een maand na het zaaien kunnen de eerste jonge blaadjes worden geplukt.
Weetje:
De Grieken gebruikten al postelein als geneesmiddel. Hippocrates schreef postelein voor om koortsen te genezen.
Vrouwenkwalen, maagpijn en aambeien werden ook genezen door Hippocrates met deze groene bladgroente.
Hij adviseerde ook de blaadjes op een open wond te leggen opdat de wond sneller zou helen.
De Romeinen gebruikten postelein als groente. Zelfs de Egyptenaren aten ook postelein.
Voeding:
De zwarte zaden zijn eveneens eetbaar.
Postelein heeft een licht zure en zoute smaak en kan zowel gekookt als vers gegeten worden.
Postelein kan rauw als sla worden gegeten.
Op Kreta eet men graag postelein vermengd met yoghurt als salade.
Postelein kun je in een soep tegen komen
Je kunt het rauw toevoegen aan een aardappelpuree om een stamppot postelein te creëren.
Voor een bijgerecht is postelein zeer geschikt. Deze groente hoeft niet of slechts kort gekookt te worden.
Postelein bevat, net zoals spinazie en zuring, oxaalzuur, dat de eigenschap heeft om kalk aan ons lichaam te onttrekken.
Daardoor is het niet aangeraden om dagen na elkaar postelein op het menu te hebben.
Medicinaal:
Postelein is gezond en bevat veel vitamines (vooral C), omega 3 en waardevolle mineralen, zoals magnesium en ijzer.
Omega3 vetten zijn goed voor het brein en helpen mee een depressie te bestrijden.
Postelein is goed voor de lever en helpt bij brandend maagzuur.
Verder werkt postelein bloedzuiverend.
Foto 1 is de zomer postelein, foto 2 is de winter postelein.
Postelein is een eenjarige plant die van nature voorkomt in India en in het Midden oosten.
Postelein wordt 5-50 cm hoog en heeft verspreid staande, vlezige bladeren. De wilde postelein heeft liggende, gladde, roodachtige stengels en de gekweekte opgaande postelein vormt een pen achtige wortel.
De plant bloeit in Nederland in het wild van juni tot de herfst met gele 1,2 cm grote bloemen.
De plant bloeit 's morgens slechts enkele uren. .
Er bestaat winter- en zomerpostelein.
Winterpostelein heeft tere ruitvormige blaadjes, terwijl de ovale blaadjes van zomerpostelein wat steviger zijn.
Postelein kan men oogsten van mei tot september.
De blaadjes zijn betrekkelijk klein, de helft van deze groente bestaat uit blad en de andere helft bladsteel.
De kiemduur bedraagt 3 tot 7 dagen. Bij lage temperaturen zal het zaad slecht kiemen en de planten snel in het zaad schieten.
Een maand na het zaaien kunnen de eerste jonge blaadjes worden geplukt.
Weetje:
De Grieken gebruikten al postelein als geneesmiddel. Hippocrates schreef postelein voor om koortsen te genezen.
Vrouwenkwalen, maagpijn en aambeien werden ook genezen door Hippocrates met deze groene bladgroente.
Hij adviseerde ook de blaadjes op een open wond te leggen opdat de wond sneller zou helen.
De Romeinen gebruikten postelein als groente. Zelfs de Egyptenaren aten ook postelein.
Voeding:
De zwarte zaden zijn eveneens eetbaar.
Postelein heeft een licht zure en zoute smaak en kan zowel gekookt als vers gegeten worden.
Postelein kan rauw als sla worden gegeten.
Op Kreta eet men graag postelein vermengd met yoghurt als salade.
Postelein kun je in een soep tegen komen
Je kunt het rauw toevoegen aan een aardappelpuree om een stamppot postelein te creëren.
Voor een bijgerecht is postelein zeer geschikt. Deze groente hoeft niet of slechts kort gekookt te worden.
Postelein bevat, net zoals spinazie en zuring, oxaalzuur, dat de eigenschap heeft om kalk aan ons lichaam te onttrekken.
Daardoor is het niet aangeraden om dagen na elkaar postelein op het menu te hebben.
Medicinaal:
Postelein is gezond en bevat veel vitamines (vooral C), omega 3 en waardevolle mineralen, zoals magnesium en ijzer.
Omega3 vetten zijn goed voor het brein en helpen mee een depressie te bestrijden.
Postelein is goed voor de lever en helpt bij brandend maagzuur.
Verder werkt postelein bloedzuiverend.
Foto 1 is de zomer postelein, foto 2 is de winter postelein.
///
Rendiermos, Ijslandsmos:
De rendiermossen behoren tot de korstmossen , zijn struikvormig, groen-grijs gekleurd en hebben holle mergloze vertakkingen.
De naam rendiermos is afgeleid van de vorm van de 'plant' die op een hertengewei lijkt.
De "takjes" zijn hol buisvormig en hebben een bruingekleurde spitse top.
De wand van de "takken" bestaat uit taai en hard schimmelweefsel met daarbinnen een algenlaag van groenwieren.
Aan de takjes zitten weer uit schimmeldraden bestaande bladvormige structuren.
weetje:
Het werd door de Ijslanders gebruikt als voedingsmiddel vanwege de rijkdom aan ijzer, suikers, olien kobalt, jodium en vitaminen
Voeding:
Het is eetbaar maar u moet het goed laten weken en enkele malen koken!
Medicinaal:
Men gebruikte het vroeger bij aandoeningen van de luchtwegen door er thee van te trekken ( 3 theelepels op twee tassen per dag ).
Tegenwoordig word het gebruikt voor de vitamine B12 ( wat ook in onze darmen zit ). Hebben wij door slechte chemicalieën deze vitaminen niet genoeg in ons geeft dit pijn, slechte spijsvertering tot zelfs bloedarmoede.
De rendiermossen behoren tot de korstmossen , zijn struikvormig, groen-grijs gekleurd en hebben holle mergloze vertakkingen.
De naam rendiermos is afgeleid van de vorm van de 'plant' die op een hertengewei lijkt.
De "takjes" zijn hol buisvormig en hebben een bruingekleurde spitse top.
De wand van de "takken" bestaat uit taai en hard schimmelweefsel met daarbinnen een algenlaag van groenwieren.
Aan de takjes zitten weer uit schimmeldraden bestaande bladvormige structuren.
weetje:
Het werd door de Ijslanders gebruikt als voedingsmiddel vanwege de rijkdom aan ijzer, suikers, olien kobalt, jodium en vitaminen
Voeding:
Het is eetbaar maar u moet het goed laten weken en enkele malen koken!
Medicinaal:
Men gebruikte het vroeger bij aandoeningen van de luchtwegen door er thee van te trekken ( 3 theelepels op twee tassen per dag ).
Tegenwoordig word het gebruikt voor de vitamine B12 ( wat ook in onze darmen zit ). Hebben wij door slechte chemicalieën deze vitaminen niet genoeg in ons geeft dit pijn, slechte spijsvertering tot zelfs bloedarmoede.
Robertskruid (Geranium robertianum) :
Dit is een plant uit deooievaarsbekfamilie (Geraniaceae).
Het is een een of tweejarige tot 50 cm hoge plant.
De tot 6,5 cm grote bladeren zijn driehoekig, en een of tweemaal geveerd.
De drie- tot vijftallige bladeren geven een goed middel om het robertskruid van andere Geranium-soorten te onderscheiden.
Op droge ondergrond kleuren de bladeren rood. Ook de stengel kleurt vaak rood.
De plant bloeit van april tot november. De roze (zeer zelden witte) bloemen hebben een doorsnee van 2 cm.
De vijf kelkbladen zijn eirond tot langwerpig. De vijf kroonbladen zijn nauwelijks uitgerand.
De plant heeft een voorkeur voor beschaduwde plaatsen; men kan hem dan ook vaak langs wandelpaden in loofbossen aantreffen.
De vrucht zou gelijken op de snavel van een kraanvogel (geranos = kraanvogel).
De plant bevat tanninen, etherische oliën en geranine.
Weetje:
Robertskruid groeit vooral op plekken waar veel straling is.
Het verlaagt het stralingsniveau, volgens sommige bronnen.
Wat opvalt is dat de laatste jaren robertskruid overal opkomt, terwijl er steeds meer straling komt door gsm-verkeer en wifi.
Ondanks dat er geen wetenschappelijk onderzoek plaats heeft gevonden zou het zelfs werken tegen radio-actieve straling.
Medicinaal:
Alle delen van de plant worden gebruikt als bloedstelpend en desinfecterend middel.
In de kruiden geneeskunde wordt een aftreksel gebruikt tegen nier- en blaasklachten.
Het kauwen op verse bladeren zou behulpzaam zijn bij genezing van keelontstekingen.
Vers geplukte en fijngewreven bladeren hebben een speciale geur.
Wanneer deze op het lichaam gesmeerd worden, zou ze muggen afstoten.
Dit is een plant uit deooievaarsbekfamilie (Geraniaceae).
Het is een een of tweejarige tot 50 cm hoge plant.
De tot 6,5 cm grote bladeren zijn driehoekig, en een of tweemaal geveerd.
De drie- tot vijftallige bladeren geven een goed middel om het robertskruid van andere Geranium-soorten te onderscheiden.
Op droge ondergrond kleuren de bladeren rood. Ook de stengel kleurt vaak rood.
De plant bloeit van april tot november. De roze (zeer zelden witte) bloemen hebben een doorsnee van 2 cm.
De vijf kelkbladen zijn eirond tot langwerpig. De vijf kroonbladen zijn nauwelijks uitgerand.
De plant heeft een voorkeur voor beschaduwde plaatsen; men kan hem dan ook vaak langs wandelpaden in loofbossen aantreffen.
De vrucht zou gelijken op de snavel van een kraanvogel (geranos = kraanvogel).
De plant bevat tanninen, etherische oliën en geranine.
Weetje:
Robertskruid groeit vooral op plekken waar veel straling is.
Het verlaagt het stralingsniveau, volgens sommige bronnen.
Wat opvalt is dat de laatste jaren robertskruid overal opkomt, terwijl er steeds meer straling komt door gsm-verkeer en wifi.
Ondanks dat er geen wetenschappelijk onderzoek plaats heeft gevonden zou het zelfs werken tegen radio-actieve straling.
Medicinaal:
Alle delen van de plant worden gebruikt als bloedstelpend en desinfecterend middel.
In de kruiden geneeskunde wordt een aftreksel gebruikt tegen nier- en blaasklachten.
Het kauwen op verse bladeren zou behulpzaam zijn bij genezing van keelontstekingen.
Vers geplukte en fijngewreven bladeren hebben een speciale geur.
Wanneer deze op het lichaam gesmeerd worden, zou ze muggen afstoten.
Riet ( Phragmites australis )
Riet of echt riet is een plant die behoort tot de grassenfamilie (Poaceae).
De plant is vaak aanwezig is aan waterkanten.
Rietgras (Phalaris arundinacea) lijkt in het begin veel op riet, maar heeft een vliezig tongetje in plaats van haartjes.
Riet kan 1-3 m hoog worden.
De plant bloeit van juli tot oktober met een 15-40 cm lange, sterk vertakte, purperkleurige of bruinachtige pluim,
die rechtop staat of later aan de top kan gaan overhangen.
De aartjes zijn tot 1,5 cm lang, bevatten twee tot zes bloempjes en zijn erg harig.
De vrucht is een graanvrucht.
In het blad en de wortel van riet zit viermaal zoveel vitamine C dan in citroenen.
Ook is deze plant rijk aan caroteen en suikers. De bol van de wortel heeft een hoge voedingswaarde.
De jonge scheuten zijn daarom een welkome vitaminebron.
De plant groeit in het water of aan de waterkant op natte, zoete tot brakke grond,
maar komt ook voor langs spoorwegen en in akkerranden of als te bestrijden onkruid in bouwland.
Weetje:
Sinds mensenheugenis wordt er gebruik gemaakt van riet als bedekking voor daken.
Het was vroeger een zeer goedkope dakbedekking en zeer ruim voorradig, kortom het was een praktische oplossing
om de woning te beschermen tegen invloeden van buitenaf.
Voeding:
Eetbaar: wortels, stamkern, zaadpluimen.
Gebruik:
De wortels worden gedroogd en gemalen en dan gestampt tot meel. Ze bevatten veel zetmeel, vitamine C, suikers en caroteen.
Van april tot juli kunnen we de kern van de stam eten door hem zachtjes te koken.
De zaadpluimen worden gebruik in granen, gruwel, meel.
De jonge bovengrondse scheuten kunnen rauw en gekookt gegeten worden ( van maart - juli ).
U kunt ze ook koken en als wortel bereiden.
De scheuten kunnen gekookt worden en worden toegevoegd aan soepen, salades en purees.
Tijdens deze maanden kunt u ook de de top van de stengel uittrekken en rauw eten.
Ook bruikbaar al koffie vervanging:
Was de wortels en maak ze droog. Rooster ze vervolgens in de oven. Als de wortel geheel is uitgedroogd vermalen en
gebruiken als koffie.
Riet of echt riet is een plant die behoort tot de grassenfamilie (Poaceae).
De plant is vaak aanwezig is aan waterkanten.
Rietgras (Phalaris arundinacea) lijkt in het begin veel op riet, maar heeft een vliezig tongetje in plaats van haartjes.
Riet kan 1-3 m hoog worden.
De plant bloeit van juli tot oktober met een 15-40 cm lange, sterk vertakte, purperkleurige of bruinachtige pluim,
die rechtop staat of later aan de top kan gaan overhangen.
De aartjes zijn tot 1,5 cm lang, bevatten twee tot zes bloempjes en zijn erg harig.
De vrucht is een graanvrucht.
In het blad en de wortel van riet zit viermaal zoveel vitamine C dan in citroenen.
Ook is deze plant rijk aan caroteen en suikers. De bol van de wortel heeft een hoge voedingswaarde.
De jonge scheuten zijn daarom een welkome vitaminebron.
De plant groeit in het water of aan de waterkant op natte, zoete tot brakke grond,
maar komt ook voor langs spoorwegen en in akkerranden of als te bestrijden onkruid in bouwland.
Weetje:
Sinds mensenheugenis wordt er gebruik gemaakt van riet als bedekking voor daken.
Het was vroeger een zeer goedkope dakbedekking en zeer ruim voorradig, kortom het was een praktische oplossing
om de woning te beschermen tegen invloeden van buitenaf.
Voeding:
Eetbaar: wortels, stamkern, zaadpluimen.
Gebruik:
De wortels worden gedroogd en gemalen en dan gestampt tot meel. Ze bevatten veel zetmeel, vitamine C, suikers en caroteen.
Van april tot juli kunnen we de kern van de stam eten door hem zachtjes te koken.
De zaadpluimen worden gebruik in granen, gruwel, meel.
De jonge bovengrondse scheuten kunnen rauw en gekookt gegeten worden ( van maart - juli ).
U kunt ze ook koken en als wortel bereiden.
De scheuten kunnen gekookt worden en worden toegevoegd aan soepen, salades en purees.
Tijdens deze maanden kunt u ook de de top van de stengel uittrekken en rauw eten.
Ook bruikbaar al koffie vervanging:
Was de wortels en maak ze droog. Rooster ze vervolgens in de oven. Als de wortel geheel is uitgedroogd vermalen en
gebruiken als koffie.
Rijsbes
De rijsbes (Vaccinium uliginosum) is een kleine bladverliezende overlevende heester die tot een halve meter hoog wordt.
Het is familie van de hei (Ericaceae). Hij geeft de voorkeur aan natte, zompige gronden.
Het is een plant van het Noordelijk halfrond, die tot in Nederland en België voorkomt, maar hier behoorlijk zeldzaam is.
Groeiplaats: hoogvenen, vochtige ,zure duinvalleien. Het is een kleine struik tot 1 m hoog
Bladeren tot 4 cm lang,omgekeerd eirond netvorming geaderd,blauwgroen vorming.
Bloemen 1- 4 bijeen, kroes- tot bolvormingwit of roodachtig die in mei verschijnen rijpen tot wasachtige grijsblauwe bessen,
die ongeveer een centimeter groot worden.
Weetje:
In het oosten van Siberië wordt de struik gebruikt voor het looien van leer en wordt uit de bessen een sterke brandwijn vervaardigd.
Voeding:
Het sappige vruchtvlees is wit, niet erg sterk van smaak of geur en kan rauw gegeten worden.
In Duitsland en verder in de Roemenië en Polen worden deze bessen gekweekt.
Maar de totale productie wordt helemaal plaatselijk verkocht.
Een andere reden waarom de handel er niet zo gek van is, is hun reputatie dat je er dronken van wordt.
Maar dat is alleen gerapporteerd door mensen die behoorlijke hoeveelheden ervan geconsumeerd hadden,
ook wordt hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid en braken gerapporteerd.
Mogelijk is de schimmel Sclerotina megalospora, die op deze bessen groeit en die gifstoffen produceert daarvoor de reden ( dus Let op hiermee ). De rijsbes kan worden verwerkt tot gelei, jam en sap.
Medicinaal:
De bessen worden in de volksgeneeskunde bij diarree en blaasontstekingen gebruikt.
De rijsbes (Vaccinium uliginosum) is een kleine bladverliezende overlevende heester die tot een halve meter hoog wordt.
Het is familie van de hei (Ericaceae). Hij geeft de voorkeur aan natte, zompige gronden.
Het is een plant van het Noordelijk halfrond, die tot in Nederland en België voorkomt, maar hier behoorlijk zeldzaam is.
Groeiplaats: hoogvenen, vochtige ,zure duinvalleien. Het is een kleine struik tot 1 m hoog
Bladeren tot 4 cm lang,omgekeerd eirond netvorming geaderd,blauwgroen vorming.
Bloemen 1- 4 bijeen, kroes- tot bolvormingwit of roodachtig die in mei verschijnen rijpen tot wasachtige grijsblauwe bessen,
die ongeveer een centimeter groot worden.
Weetje:
In het oosten van Siberië wordt de struik gebruikt voor het looien van leer en wordt uit de bessen een sterke brandwijn vervaardigd.
Voeding:
Het sappige vruchtvlees is wit, niet erg sterk van smaak of geur en kan rauw gegeten worden.
In Duitsland en verder in de Roemenië en Polen worden deze bessen gekweekt.
Maar de totale productie wordt helemaal plaatselijk verkocht.
Een andere reden waarom de handel er niet zo gek van is, is hun reputatie dat je er dronken van wordt.
Maar dat is alleen gerapporteerd door mensen die behoorlijke hoeveelheden ervan geconsumeerd hadden,
ook wordt hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid en braken gerapporteerd.
Mogelijk is de schimmel Sclerotina megalospora, die op deze bessen groeit en die gifstoffen produceert daarvoor de reden ( dus Let op hiermee ). De rijsbes kan worden verwerkt tot gelei, jam en sap.
Medicinaal:
De bessen worden in de volksgeneeskunde bij diarree en blaasontstekingen gebruikt.
Ridderzuring (Rumex obtusifolius)
Dit is een vaste plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae), die van nature voorkomt in Europa. Plaatselijk wordt de plant beschouwd als een zeer lastig onkruid. Er zijn gelijkende soorten zuring die enkel aan de vruchten onderscheiden kunnen worden van de ridderzuring.
De plant wordt 0,8 tot 1,5 m hoog. De onderste bladeren zijn groot en breed, zijn eirond en hebben een hartvormige voet. Hogere bladeren zijn smaller.
De ridderzuring heeft kleine tweeslachtige bloemen, groen van kleur. De vruchtdragende bloemdekken zijn langer dan 3,5 mm. De binnenste bloemdekbladen ( vruchkleppen ) zijn bij Rumex obtusifolius subsp.obtusifolius eirond tot langwerpig met aan weerszijden verscheidene lange tanden en met meestal een knobbel (zeer zelden drie knobbels) op het bloemdek. De binnenste bloemdekbladen (vruchtkleppen) zijn bij Rumex obtusifolius subsp. transiens langwerpig of nog smaller met steeds drie knobbels op het bloemdek en hebben aan weerszijden weinig korte tanden of zijn soms ongetand.
Er is sprake van een losse, vertakte pluim. De bloeiperiode loopt van juni tot oktober.
zaden
De vruchten zijn 5-6 mm groot, hebben groene getande vleugels afgewisseld door een of drie ongelijke, rode knobbels.
Ridderzuring komt voor op vochtige, zeer voedselrijke grond langs wegen, tussen puin en in grasland. Groeit ook op beschaduwde plaatsen.
Gebruik:
Wanneer u iets wilt koken dat kwetsbaar is en snel verbrand (vlees, vis, brood) dan kun je het inpakken met grote bladeren van Ridderzuring. Ze zijn eetbaar en bijna smaakloos.
De bladeren en het sap van de ridderzuring werken tegen de jeuk van de brandnetel.
Dit is een vaste plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae), die van nature voorkomt in Europa. Plaatselijk wordt de plant beschouwd als een zeer lastig onkruid. Er zijn gelijkende soorten zuring die enkel aan de vruchten onderscheiden kunnen worden van de ridderzuring.
De plant wordt 0,8 tot 1,5 m hoog. De onderste bladeren zijn groot en breed, zijn eirond en hebben een hartvormige voet. Hogere bladeren zijn smaller.
De ridderzuring heeft kleine tweeslachtige bloemen, groen van kleur. De vruchtdragende bloemdekken zijn langer dan 3,5 mm. De binnenste bloemdekbladen ( vruchkleppen ) zijn bij Rumex obtusifolius subsp.obtusifolius eirond tot langwerpig met aan weerszijden verscheidene lange tanden en met meestal een knobbel (zeer zelden drie knobbels) op het bloemdek. De binnenste bloemdekbladen (vruchtkleppen) zijn bij Rumex obtusifolius subsp. transiens langwerpig of nog smaller met steeds drie knobbels op het bloemdek en hebben aan weerszijden weinig korte tanden of zijn soms ongetand.
Er is sprake van een losse, vertakte pluim. De bloeiperiode loopt van juni tot oktober.
zaden
De vruchten zijn 5-6 mm groot, hebben groene getande vleugels afgewisseld door een of drie ongelijke, rode knobbels.
Ridderzuring komt voor op vochtige, zeer voedselrijke grond langs wegen, tussen puin en in grasland. Groeit ook op beschaduwde plaatsen.
Gebruik:
Wanneer u iets wilt koken dat kwetsbaar is en snel verbrand (vlees, vis, brood) dan kun je het inpakken met grote bladeren van Ridderzuring. Ze zijn eetbaar en bijna smaakloos.
De bladeren en het sap van de ridderzuring werken tegen de jeuk van de brandnetel.
Smeerwortel:
De Smeerwortel is een goedbekende wilde plant uit de familie der ruwbladigen, de Boraginaceae.
Deze in heel Europa winterharde vaste plant wordt 50 tot 80 cm hoog,
en is volledig overdekt met korte, stugge haartjes. De wortelstok, die medicinaal het meest wordt gebruikt, is vertakt,
en de afzonderlijke delen zijn vlezig-vezelig en spoelvormig,
zo’n twee centimeter in doorsnede en tot een 25 cm lang.
Hun oppervlak is glad en zwart, vlezig en sappig en wit op doorsnede.
De bebladerde stengels, die tot 60 lang kunnen worden, zijn dik en stevig, hoekig en hol op doorsnede.
Ze vertakken zich en zijn bedekt met borstelige haartjes.
De onderste blaren zijn erg lang, tot 25, ovaal van vorm en bedekt met haartjes die jeuk kunnen veroorzaken.
De bladeren gaan gedeeltelijk in de stengel waarbij een deel van het blad zich voortzet op de steel, lager dan de aanzet van het blad.
Ze worden kleiner naarmate ze hogerop groeien.
Naar boven toe vertakt de stengel steeds meer, en eindigt tenslotte in een naar kant gebogen aar van hangende, kortgesteelde bloempjes, die roomgeel of paars van kleur zijn.
De bloemkroon is eerder buis- dan klokvormig, de kelk vijfdelig gespleten.
Smeerwortel bloeit gedurende het grootste deel van de zomer, en dit vanaf eind april, begin mei.
Smeerwortel is een in Europa veel voorkomende plant.
Weetje:
Hildegard von Bingen ( 1098- 1179) schreef een apart hoofdstuk aan Smeerwortel in haar boek.
Zij noemt het kruid 'Consolida maior' en beveelt de plant aan bij wonden en zweren van de opperhuid en het daaronder liggende weefsel. Maar bij diepe wonden raadt zij het gebruik ervan af.
Voeding:
Smeerwortel is een wilde groente.
De bladeren kunnen geplukt en gegeten worden. Ze worden net zo bereid als de brandnetel.
Medicinaal:
Echter heeft een overheidsinstantie de smeerwortel op de lijst gezet van planten die je alleen onder toezicht van een
kruidengeneeskundige mag gebruiken. Het uitwendig gebruik van smeerwortel is nog wel toegestaan.
Wanneer je onderweg last hebt van je spieren dan kun je het brede blad op de juiste plek bevestigen.
De werkzame stoffen worden door de huid opogenomen en bespoedigen het herstel van overbelaste spieren, gezwollen klieren,
peesontstekingen en spierkneuzingen. Slecht helende wonden en botbreuken worden ook sneller hersteld als men een
omslag van smeerwortel maakt of een pap van smeerwortel op de huid smeert waaronder zich een probleem voordoet.
Een pap van smeerwortel maak je door smeerwortelbladeren te verpulveren en met een beetje water te vermengen.
In noodgevallen kun je op de bladeren kauwen en de ontstane pap op de peesontsteking of ander ongemak aanbrengen.
De Smeerwortel is een goedbekende wilde plant uit de familie der ruwbladigen, de Boraginaceae.
Deze in heel Europa winterharde vaste plant wordt 50 tot 80 cm hoog,
en is volledig overdekt met korte, stugge haartjes. De wortelstok, die medicinaal het meest wordt gebruikt, is vertakt,
en de afzonderlijke delen zijn vlezig-vezelig en spoelvormig,
zo’n twee centimeter in doorsnede en tot een 25 cm lang.
Hun oppervlak is glad en zwart, vlezig en sappig en wit op doorsnede.
De bebladerde stengels, die tot 60 lang kunnen worden, zijn dik en stevig, hoekig en hol op doorsnede.
Ze vertakken zich en zijn bedekt met borstelige haartjes.
De onderste blaren zijn erg lang, tot 25, ovaal van vorm en bedekt met haartjes die jeuk kunnen veroorzaken.
De bladeren gaan gedeeltelijk in de stengel waarbij een deel van het blad zich voortzet op de steel, lager dan de aanzet van het blad.
Ze worden kleiner naarmate ze hogerop groeien.
Naar boven toe vertakt de stengel steeds meer, en eindigt tenslotte in een naar kant gebogen aar van hangende, kortgesteelde bloempjes, die roomgeel of paars van kleur zijn.
De bloemkroon is eerder buis- dan klokvormig, de kelk vijfdelig gespleten.
Smeerwortel bloeit gedurende het grootste deel van de zomer, en dit vanaf eind april, begin mei.
Smeerwortel is een in Europa veel voorkomende plant.
Weetje:
Hildegard von Bingen ( 1098- 1179) schreef een apart hoofdstuk aan Smeerwortel in haar boek.
Zij noemt het kruid 'Consolida maior' en beveelt de plant aan bij wonden en zweren van de opperhuid en het daaronder liggende weefsel. Maar bij diepe wonden raadt zij het gebruik ervan af.
Voeding:
Smeerwortel is een wilde groente.
De bladeren kunnen geplukt en gegeten worden. Ze worden net zo bereid als de brandnetel.
Medicinaal:
Echter heeft een overheidsinstantie de smeerwortel op de lijst gezet van planten die je alleen onder toezicht van een
kruidengeneeskundige mag gebruiken. Het uitwendig gebruik van smeerwortel is nog wel toegestaan.
Wanneer je onderweg last hebt van je spieren dan kun je het brede blad op de juiste plek bevestigen.
De werkzame stoffen worden door de huid opogenomen en bespoedigen het herstel van overbelaste spieren, gezwollen klieren,
peesontstekingen en spierkneuzingen. Slecht helende wonden en botbreuken worden ook sneller hersteld als men een
omslag van smeerwortel maakt of een pap van smeerwortel op de huid smeert waaronder zich een probleem voordoet.
Een pap van smeerwortel maak je door smeerwortelbladeren te verpulveren en met een beetje water te vermengen.
In noodgevallen kun je op de bladeren kauwen en de ontstane pap op de peesontsteking of ander ongemak aanbrengen.
Spar (Picea)
Dit is een geslacht uit de dennenfamilie.
Deze naaldbomen dragen bij aan de bossen op het noordelijk halfrond.
Verschillende soorten van het geslacht staan niet alleen in het bos maar worden ook gekweekt voor de sier.
De bomen behouden het hele jaar door hun naalden.
De spar is van de den (Pinus) te onderscheiden doordat de naalden bij de spar afzonderlijk en bij de den bij elkaar staan.
Ook heeft de spar platte, driehoekige of vierhoekige naalden en de den ronde.
Bij de fijnspar staan de naalden rondom de twijg.
Bij zilverspar en douglasspar (Abies) en (Pseudotsuga menziesii), staan ze in hetzelfde vlak in twee rijen aan weerskanten van de twijg.
n tegenstelling tot zilversparren (Abies) komen bij sparren (Picea) een deel van de bast mee als een naald wordt uitgetrokken.
Er zit bij sparren dus altijd een vlaggetje aan de losgetrokken naald.
De takken staan in kransen rondom de stam. De zijtakken staan in twee rijen min of meer tegenover elkaar.
De naalden van vele soorten aan de horizontale takken zijn zodanig omgekeerd dat de onderkant naar boven wijst.
De bovenkant is dus eigenlijk de onderkant.
De leerachtige kegelvruchten hangen aan de takken en kleuren in de herfst bruin.
De zagen zijn dan rijp, maar kunnen pas uit de kegel vallen als de schubben uit elkaar gaan staan wat pas in het volgend voorjaar gebeurt.
In de daaropvolgende herfst vallen deze kegels dan af.
Weetje:
De Kwakwaka’wkw sjamanen uit het noordwesten van de US weven de takken in hun hoofdtooien en kostuums en gebruiken een
zalf gemaakt van de takken voor het inmasseren van zieke mensen in zuiveringsriten.
De Hesquiat stammen gebruiken de takken en hars als wierook en de wortels om manden mee te vlechten.
Voeding:
Deze kegels kunt u roosteren ( dan gaan ze open en vallen de zaden eruit ). Deze zaden kunt u eten!
De dode takken onderaan de boom zijn meestal droog en ideaal om het vuur aan te maken.
Ook kunt u het materiaal voor een vuurboog uit deze boom halen.
Het verschil tussen Spar en Den: kijk eerst naar het aantal naalden die vanuit eenzelfde plek ontspringen.
Komen er 2, 3 of 5 naalden vanuit eenzelfde plek van de tak, dan mag je die boom met gerust hart een Den noemen.
Als de naalden ieder een eigen aanhechtpunt op het takje hebben dan heb je te maken met een Spar.
Neem nu een naald tussen je vingers en rol het een beetje, als het plat aanvoelt en niet makkelijk of helemaal niet
wil rollen tussen je vingers dan is het een Zilverspar.
Als het naaldje wel makkelijk tussen je vingers rolt dan is het een Fijnspar.
Komen en meer dan 5 naalden vanuit eenzelfde aanhechtingspunt dan is het een Larix.
Een ezelsbrug is dat u bij de spar aan Solo of Single moet denken en aan de S van spar. Bij de den is het Duo en den.
Dit is een geslacht uit de dennenfamilie.
Deze naaldbomen dragen bij aan de bossen op het noordelijk halfrond.
Verschillende soorten van het geslacht staan niet alleen in het bos maar worden ook gekweekt voor de sier.
De bomen behouden het hele jaar door hun naalden.
De spar is van de den (Pinus) te onderscheiden doordat de naalden bij de spar afzonderlijk en bij de den bij elkaar staan.
Ook heeft de spar platte, driehoekige of vierhoekige naalden en de den ronde.
Bij de fijnspar staan de naalden rondom de twijg.
Bij zilverspar en douglasspar (Abies) en (Pseudotsuga menziesii), staan ze in hetzelfde vlak in twee rijen aan weerskanten van de twijg.
n tegenstelling tot zilversparren (Abies) komen bij sparren (Picea) een deel van de bast mee als een naald wordt uitgetrokken.
Er zit bij sparren dus altijd een vlaggetje aan de losgetrokken naald.
De takken staan in kransen rondom de stam. De zijtakken staan in twee rijen min of meer tegenover elkaar.
De naalden van vele soorten aan de horizontale takken zijn zodanig omgekeerd dat de onderkant naar boven wijst.
De bovenkant is dus eigenlijk de onderkant.
De leerachtige kegelvruchten hangen aan de takken en kleuren in de herfst bruin.
De zagen zijn dan rijp, maar kunnen pas uit de kegel vallen als de schubben uit elkaar gaan staan wat pas in het volgend voorjaar gebeurt.
In de daaropvolgende herfst vallen deze kegels dan af.
Weetje:
De Kwakwaka’wkw sjamanen uit het noordwesten van de US weven de takken in hun hoofdtooien en kostuums en gebruiken een
zalf gemaakt van de takken voor het inmasseren van zieke mensen in zuiveringsriten.
De Hesquiat stammen gebruiken de takken en hars als wierook en de wortels om manden mee te vlechten.
Voeding:
Deze kegels kunt u roosteren ( dan gaan ze open en vallen de zaden eruit ). Deze zaden kunt u eten!
De dode takken onderaan de boom zijn meestal droog en ideaal om het vuur aan te maken.
Ook kunt u het materiaal voor een vuurboog uit deze boom halen.
Het verschil tussen Spar en Den: kijk eerst naar het aantal naalden die vanuit eenzelfde plek ontspringen.
Komen er 2, 3 of 5 naalden vanuit eenzelfde plek van de tak, dan mag je die boom met gerust hart een Den noemen.
Als de naalden ieder een eigen aanhechtpunt op het takje hebben dan heb je te maken met een Spar.
Neem nu een naald tussen je vingers en rol het een beetje, als het plat aanvoelt en niet makkelijk of helemaal niet
wil rollen tussen je vingers dan is het een Zilverspar.
Als het naaldje wel makkelijk tussen je vingers rolt dan is het een Fijnspar.
Komen en meer dan 5 naalden vanuit eenzelfde aanhechtingspunt dan is het een Larix.
Een ezelsbrug is dat u bij de spar aan Solo of Single moet denken en aan de S van spar. Bij de den is het Duo en den.
Speenkruid ( gewoon ):
Dit is een tot 30 cm hoge, onbehaarde voorjaarsbloeier uit de Ranonkelfamilie.
De planten vormen grote pollen die als een waar "tapijt" de bodem in het struikgewas of vochtig loofbos bedekken.
De op de grond liggende sappige stengels vertakken zich en kunnen zich enigszins oprichten.
De wortels zijn deels spoel- of knotsvormig verdikt, de zogenaamde speentjes.
Ze kunnen één tot enkele cm lang zijn en zitten ondergronds waaruit een volgend jaar nieuwe planten ontstaan.
Ook vind u de okselknolltjes die vooral na de bloei, als kleine, bolronde knolletjes aantreft in de oksels van de bladstelen.
Deze zogenaamde "stekjes" dragen ook in de voorzomer bij aan de verspreiding van de soort.
De ongedeelde, hartvormige bladeren zitten aan het uiteinde van lange bladstelen.
De bladeren kunnen gaafrandig tot bochtig gekarteld zijn. Ze zijn vaak glanzend vlezig.
De gele bloemen hebben acht tot twaalf kroonbladeren en drie, soms vier groene kelkbladeren.
Bij slecht weer blijven de bloemen gesloten, maar bij zon spreidt de bloem zich wijd open.
Na de bloei sterft het bovengrondse deel van de plant in de voorzomer af, de ondergrondse knolletjes van enkele millimeters lengte blijven in leven voor het volgende jaar.
Weetje:
Jonge planten van het Speenkruid zijn rijk aan vitamine C en dienden in het verleden als een middel om scheurbuik te bestrijden.
Hieraan dankt de plant dan ook zijn Duitse naam: “Scharbockskraut”.
Voeding:
De plant werd gegeten zoals wij vandaag de dag spinazie eten.
Naarmate de plant ouder wordt in de loop van het voorjaar, nemen de giftige stoffen in de plant ook toe en is deze
ongeschikt voor consumptie!!!
Medicinaal:
Speenkruid vermindert de opzwelling van de bloedvaten.
Daarnaast heeft het een pijnstillende werking. Het wordt zowel uitwendig gebruikt in de vorm van zalven als inwendig door bijvoorbeeld een thee van de wortel te drinken.
Er is een aantal manieren om deze geneesplant te gebruiken.
Vloeibaar extract: 20 tot 50 druppels per dag
Alcoholtinctuur: 20 tot 50 druppels per dag.
Afkooksel: twee tot drie kopjes, gebruik 5% van het afkooksel per kop thee.
Uitwendig gebruik in de vorm van een zalf: Gebruik 10% van het vloeibare extract in een zalf.
Niet verwarren met andere bloemen!
Dit is een tot 30 cm hoge, onbehaarde voorjaarsbloeier uit de Ranonkelfamilie.
De planten vormen grote pollen die als een waar "tapijt" de bodem in het struikgewas of vochtig loofbos bedekken.
De op de grond liggende sappige stengels vertakken zich en kunnen zich enigszins oprichten.
De wortels zijn deels spoel- of knotsvormig verdikt, de zogenaamde speentjes.
Ze kunnen één tot enkele cm lang zijn en zitten ondergronds waaruit een volgend jaar nieuwe planten ontstaan.
Ook vind u de okselknolltjes die vooral na de bloei, als kleine, bolronde knolletjes aantreft in de oksels van de bladstelen.
Deze zogenaamde "stekjes" dragen ook in de voorzomer bij aan de verspreiding van de soort.
De ongedeelde, hartvormige bladeren zitten aan het uiteinde van lange bladstelen.
De bladeren kunnen gaafrandig tot bochtig gekarteld zijn. Ze zijn vaak glanzend vlezig.
De gele bloemen hebben acht tot twaalf kroonbladeren en drie, soms vier groene kelkbladeren.
Bij slecht weer blijven de bloemen gesloten, maar bij zon spreidt de bloem zich wijd open.
Na de bloei sterft het bovengrondse deel van de plant in de voorzomer af, de ondergrondse knolletjes van enkele millimeters lengte blijven in leven voor het volgende jaar.
Weetje:
Jonge planten van het Speenkruid zijn rijk aan vitamine C en dienden in het verleden als een middel om scheurbuik te bestrijden.
Hieraan dankt de plant dan ook zijn Duitse naam: “Scharbockskraut”.
Voeding:
De plant werd gegeten zoals wij vandaag de dag spinazie eten.
Naarmate de plant ouder wordt in de loop van het voorjaar, nemen de giftige stoffen in de plant ook toe en is deze
ongeschikt voor consumptie!!!
Medicinaal:
Speenkruid vermindert de opzwelling van de bloedvaten.
Daarnaast heeft het een pijnstillende werking. Het wordt zowel uitwendig gebruikt in de vorm van zalven als inwendig door bijvoorbeeld een thee van de wortel te drinken.
Er is een aantal manieren om deze geneesplant te gebruiken.
Vloeibaar extract: 20 tot 50 druppels per dag
Alcoholtinctuur: 20 tot 50 druppels per dag.
Afkooksel: twee tot drie kopjes, gebruik 5% van het afkooksel per kop thee.
Uitwendig gebruik in de vorm van een zalf: Gebruik 10% van het vloeibare extract in een zalf.
Niet verwarren met andere bloemen!
Stinkende gouwe (Chelidonium majus):
Dit is een algemeen voorkomende plant uit de papaverfamilie.
Toch lijkt de plant op het eerste gezicht in de verste verte niet op de alom bekende grote klaproos.
Hij heeft namelijk kleine, gele bloemen en enigszins op eikenblad gelijkende bladeren. De stinkende gouwe bevat oranje-geel melksap en groeit vooral langs heggen en op ruige plaatsen. De plant wordt ook wrattenkruid genoemd.
De bloem is helder geel en is 2-2,5 cm breed.
Er zijn 2 kelkbladeren, 4 kroonbladeren met veel meeldraden en een stamper. Twee tot zes bloemen vormen een los scherm, dat van april tot in de herfst bloeit.
Het blad is oneven geveerd of diep ingesneden en grof gekarteld.
Er zijn in het eerste geval vijf of zeven deelblaadjes. De onderkant van het blad is blauwgroen.
De vrucht is 2-5 cm lang, die van onderaf met twee kleppen geopend kan worden.
De zaden worden door mieren verzamelt omdat er een vettige witte zaadsluier op zit waar zij dol op zijn.
Stinkende Gouwe is kwetsbaar, de stengels breken makkelijk, ze verwelken snel, ook kan de plant niet tegen de felle zon.
De zwavelgele bloemen wijzen op een sterke werking op de spijsvertering.
Het blad blauwgroengrijze, een indicatie voor een sterke werking. Hij heeft een penwortel, wat duidt op aarding of gronding.
Weetje:
Een Christelijke legende verteld dat de Stinkende Gouwe zou zijn ontsproten aan het bloed van de Slang uit het Paradijs,
en sedert die tijd als voedsel voor de duivel dient. in de Middeleeuwen was het al een bekend medicijn.
in de 14de eeuw werd er een drank van gemaakt die goed was voor het bloed.
Ook bij wratten werd het veelvuldig toegepast door de eeuwen heen, ook in China wordt het kruid voor dit doel gebruikt.
De alchemisten pasten het kruid toe om van lood, goud te maken, zij noemden het een 'hemelgave'
waarschijnlijk door de goudgele kleur van de bloemen.
Medicinaal:
Het werkt sterk in op de levercellen, bij het ontgiften van de lever, problemen met de lever en gal.
Het werkt ook bij psoriasis, droge levereczeem, wratten, likdoorns en een droge huid.
Het verse kruid op likdoorns en wratten. Het melksap bevat tumorremmende stoffen, helaas kan het niet worden toegepast bij kanker, omdat het maar kort achter elkaar gebruikt mag worden. Ook het melksap wordt gedroogd en tot poeder verpulverd.
Thee bij artritis, jicht en oedeem:
5 gr gedroogde plantendelen op een halve liter kokend water
Zeven, zoeten en de thee verdeeld over de dag drinken.
Let op! Stinkende Gouwe kan men 3 weken achter elkaar gebruiken, dan stoppen, de thee is heel vies.
Dit is een algemeen voorkomende plant uit de papaverfamilie.
Toch lijkt de plant op het eerste gezicht in de verste verte niet op de alom bekende grote klaproos.
Hij heeft namelijk kleine, gele bloemen en enigszins op eikenblad gelijkende bladeren. De stinkende gouwe bevat oranje-geel melksap en groeit vooral langs heggen en op ruige plaatsen. De plant wordt ook wrattenkruid genoemd.
De bloem is helder geel en is 2-2,5 cm breed.
Er zijn 2 kelkbladeren, 4 kroonbladeren met veel meeldraden en een stamper. Twee tot zes bloemen vormen een los scherm, dat van april tot in de herfst bloeit.
Het blad is oneven geveerd of diep ingesneden en grof gekarteld.
Er zijn in het eerste geval vijf of zeven deelblaadjes. De onderkant van het blad is blauwgroen.
De vrucht is 2-5 cm lang, die van onderaf met twee kleppen geopend kan worden.
De zaden worden door mieren verzamelt omdat er een vettige witte zaadsluier op zit waar zij dol op zijn.
Stinkende Gouwe is kwetsbaar, de stengels breken makkelijk, ze verwelken snel, ook kan de plant niet tegen de felle zon.
De zwavelgele bloemen wijzen op een sterke werking op de spijsvertering.
Het blad blauwgroengrijze, een indicatie voor een sterke werking. Hij heeft een penwortel, wat duidt op aarding of gronding.
Weetje:
Een Christelijke legende verteld dat de Stinkende Gouwe zou zijn ontsproten aan het bloed van de Slang uit het Paradijs,
en sedert die tijd als voedsel voor de duivel dient. in de Middeleeuwen was het al een bekend medicijn.
in de 14de eeuw werd er een drank van gemaakt die goed was voor het bloed.
Ook bij wratten werd het veelvuldig toegepast door de eeuwen heen, ook in China wordt het kruid voor dit doel gebruikt.
De alchemisten pasten het kruid toe om van lood, goud te maken, zij noemden het een 'hemelgave'
waarschijnlijk door de goudgele kleur van de bloemen.
Medicinaal:
Het werkt sterk in op de levercellen, bij het ontgiften van de lever, problemen met de lever en gal.
Het werkt ook bij psoriasis, droge levereczeem, wratten, likdoorns en een droge huid.
Het verse kruid op likdoorns en wratten. Het melksap bevat tumorremmende stoffen, helaas kan het niet worden toegepast bij kanker, omdat het maar kort achter elkaar gebruikt mag worden. Ook het melksap wordt gedroogd en tot poeder verpulverd.
Thee bij artritis, jicht en oedeem:
5 gr gedroogde plantendelen op een halve liter kokend water
Zeven, zoeten en de thee verdeeld over de dag drinken.
Let op! Stinkende Gouwe kan men 3 weken achter elkaar gebruiken, dan stoppen, de thee is heel vies.
Tormentil (Potentilla erecta)
De Latijnse geslachtsnaam 'Potentilla' is afgeleid van het Latijnse "potens" wat krachtig betekent en duidt op een sterke geneeskracht van de plant. De oude naam "Tormentilla" is afgeleid van het Latijnse "tormen" wat kramp betekent of van "tormentum", wat foltering betekent. Beide namen hebben betrekking op de sterk samentrekkende werking van de plant. De soortnaam "erecta" betekent opgericht en duidt op de opstijgende stengels van de plant
Tormentil heeft een korte, dikke, zwart-bruine (van binnen geelachtig- witte), soms op de doorsnede met een bloedrode 5-stralige ster getekende wortelstok. Daaruit komen meestal meer stengels, die naar boven pluimachtig vertakt zijn, kort behaard, sterk bebladerd, rechtopstaand, opstijgend of liggend zijn.
De bladen zijn aan de stengel alle 3-tallig, ongesteeld, de blaadjes zijn wigvormig-langwerpig, aangedrukt behaard, in het bovenste deel ingesneden gezaagd. De steunbladen zijn groot, ingesneden getand, 2-7-lobbig.
De bloemen staan alleen en hebben een steel die langer zijn dan de bladen. Zij zijn vrij klein (8-12 mm.), geel.
De bijkelk is kleiner dan de kelk.
De kroonbladen zijn omgekeerd hartvormig, even lang als de kelk, aan de voet donkerder van kleur.
De vruchten zijn bijna glad.
U kunt hem vinden vanaf Maart tot Augustus in veen en duingebied ( ook op zandgronden ).
Weetje:
Dodonaeus schrijft over de "oorsaecke des naems: dit cruyt is genoemt Tormentilla omdat het poeyer van de wortel oft het water daer die in ghesoden is geweest de pijne van de tanden die ygentlijck torment in de Romaansche talen pleegt genoemt te wesen, verdrijven can." Hij schrijft ook dat het goed is tegen "quade ende pestighe kranckheden". Fuchsius noemde het Berckwortel en Hildegard von Bingen Birckwurz, omdat het kruid graag in berkenbosjes groeit. Engelse volksnamen zijn Septfoil, Bloodroot, English sarsaparilla.
Medicinaal:
Tormentil weert bacteriën en in mindere mate virussen waardoor het een antiseptische werking heeft.
Vervolgens is het een bloedstelpend geneeskruid en gaat het krampen tegen. Het word ook gebruikt als mondspoelmiddel bij aften en mond ontstekingen. De omslagen ervan helpen dan weer bij brandwonden, snijwonden en ontstoken wonden. Een propje watten met tormentil helpen ook tegen bloedneuzen.
De wortelstok kleurt roodachtig na het doorsnijden en werd vroeger gebruikt om leder te kleuren.
De Latijnse geslachtsnaam 'Potentilla' is afgeleid van het Latijnse "potens" wat krachtig betekent en duidt op een sterke geneeskracht van de plant. De oude naam "Tormentilla" is afgeleid van het Latijnse "tormen" wat kramp betekent of van "tormentum", wat foltering betekent. Beide namen hebben betrekking op de sterk samentrekkende werking van de plant. De soortnaam "erecta" betekent opgericht en duidt op de opstijgende stengels van de plant
Tormentil heeft een korte, dikke, zwart-bruine (van binnen geelachtig- witte), soms op de doorsnede met een bloedrode 5-stralige ster getekende wortelstok. Daaruit komen meestal meer stengels, die naar boven pluimachtig vertakt zijn, kort behaard, sterk bebladerd, rechtopstaand, opstijgend of liggend zijn.
De bladen zijn aan de stengel alle 3-tallig, ongesteeld, de blaadjes zijn wigvormig-langwerpig, aangedrukt behaard, in het bovenste deel ingesneden gezaagd. De steunbladen zijn groot, ingesneden getand, 2-7-lobbig.
De bloemen staan alleen en hebben een steel die langer zijn dan de bladen. Zij zijn vrij klein (8-12 mm.), geel.
De bijkelk is kleiner dan de kelk.
De kroonbladen zijn omgekeerd hartvormig, even lang als de kelk, aan de voet donkerder van kleur.
De vruchten zijn bijna glad.
U kunt hem vinden vanaf Maart tot Augustus in veen en duingebied ( ook op zandgronden ).
Weetje:
Dodonaeus schrijft over de "oorsaecke des naems: dit cruyt is genoemt Tormentilla omdat het poeyer van de wortel oft het water daer die in ghesoden is geweest de pijne van de tanden die ygentlijck torment in de Romaansche talen pleegt genoemt te wesen, verdrijven can." Hij schrijft ook dat het goed is tegen "quade ende pestighe kranckheden". Fuchsius noemde het Berckwortel en Hildegard von Bingen Birckwurz, omdat het kruid graag in berkenbosjes groeit. Engelse volksnamen zijn Septfoil, Bloodroot, English sarsaparilla.
Medicinaal:
Tormentil weert bacteriën en in mindere mate virussen waardoor het een antiseptische werking heeft.
Vervolgens is het een bloedstelpend geneeskruid en gaat het krampen tegen. Het word ook gebruikt als mondspoelmiddel bij aften en mond ontstekingen. De omslagen ervan helpen dan weer bij brandwonden, snijwonden en ontstoken wonden. Een propje watten met tormentil helpen ook tegen bloedneuzen.
De wortelstok kleurt roodachtig na het doorsnijden en werd vroeger gebruikt om leder te kleuren.
Ui - Wilde (Allium canadense):
De wilde ui komt van nature voor in het Noord-Amerika. Het heeft een eetbare knol en smaakt naar ui.
De plant ruikt ook sterk naar ui. De lengte van de bloemstelen is erg variabel, van 0.5 tot 1.2 meter.
Tegen de tijd dat de bloei aanvangt, zijn de bladeren goeddeels verdord. Het bloemscherm bestaat uit vele witte, soms roze
bloemetjes. De kogelronde bloemschermen zijn gevat in papierige schutbladen
die afvallen wanneer de honderden minieme bloempjes opengaan.
De meeldraden en de helmknoppen steken uit boven het bloemscherm.
Het blad is grijsgroen, tot 45 cm lang, heeft ruwe randen en voelt wasachtig aan.
Weetjes:
Er wordt gezegd dat het sap van de plant wordt gebruikt om motten weg te houden, ook zou de hele plant insecten en mollen weren.
Bij de Grieken was de ui bekend als afrodisiak.
In die tijd lette men ook op de vorm van planten en de uienplant ontspringt rechtop uit de ui en komt kaarsrecht boven de grond te staan. Dat gaf een goede werking aan voor een erotische belevenis.
In het antieke Egypte kregen de farao´s uien mee in een grafkamer zodat het makkelijker was de reis naar de volgende wereld af te leggen. De ui was een veelgeprezen en vaak gegeten groente in Egypte.
Voeding:
De bol is rauw en gekookt eetbaar.
De kleine bollen kunnen aanzienlijk verschillen in grootte; van 2 tot 6 cm.
Ze smaken redelijk sterk naar knoflook and zijn lekker toegevoegd in gekookte maaltijden.
De bladeren kunnen ook rauw of gekookt worden gegeten.
Ze zijn beschikbaar van de late herfst tot het voorjaar.
De bloemen kunnen ook gegeten worden en hebben net als de bladeren ook een knoflook smaak.
Medicinaal:
Als iemand griep heeft en een verstopte neus dan is het goed on uienthee te drinken, rauwe ui te eten of een in vieren gesneden ui op het nachtkastje te leggen gedurende de slaap. De neus blijft dan open en je kunt goed ademhalen.
Ajuin heeft ook een goede werking op het hart en bloedvaten systeem. Het voorkomt ook broze botten.
De ui is goed voor het bindweefsel in het lichaam. De ui is dus niet alleen goed voor de botten, maar ook voor het weefsel tussen de gewrichten. De eigenschap dat de ui goed is voor de gewrichten en de kapsels tussen gewrichten zorgt ervoor dat de kans op reuma verkleind wordt. Uien kunnen ook andere ontstekingen in het lijf tegen gaan. De ui werd als medicinaal voedsel honderden jaren terug al gebruikt als ziekteverdrijver. Deze werking wordt door de wetenschap bevestigd. Ui wordt beschouwd als een natuurlijk antibioticum.
De wilde ui komt van nature voor in het Noord-Amerika. Het heeft een eetbare knol en smaakt naar ui.
De plant ruikt ook sterk naar ui. De lengte van de bloemstelen is erg variabel, van 0.5 tot 1.2 meter.
Tegen de tijd dat de bloei aanvangt, zijn de bladeren goeddeels verdord. Het bloemscherm bestaat uit vele witte, soms roze
bloemetjes. De kogelronde bloemschermen zijn gevat in papierige schutbladen
die afvallen wanneer de honderden minieme bloempjes opengaan.
De meeldraden en de helmknoppen steken uit boven het bloemscherm.
Het blad is grijsgroen, tot 45 cm lang, heeft ruwe randen en voelt wasachtig aan.
Weetjes:
Er wordt gezegd dat het sap van de plant wordt gebruikt om motten weg te houden, ook zou de hele plant insecten en mollen weren.
Bij de Grieken was de ui bekend als afrodisiak.
In die tijd lette men ook op de vorm van planten en de uienplant ontspringt rechtop uit de ui en komt kaarsrecht boven de grond te staan. Dat gaf een goede werking aan voor een erotische belevenis.
In het antieke Egypte kregen de farao´s uien mee in een grafkamer zodat het makkelijker was de reis naar de volgende wereld af te leggen. De ui was een veelgeprezen en vaak gegeten groente in Egypte.
Voeding:
De bol is rauw en gekookt eetbaar.
De kleine bollen kunnen aanzienlijk verschillen in grootte; van 2 tot 6 cm.
Ze smaken redelijk sterk naar knoflook and zijn lekker toegevoegd in gekookte maaltijden.
De bladeren kunnen ook rauw of gekookt worden gegeten.
Ze zijn beschikbaar van de late herfst tot het voorjaar.
De bloemen kunnen ook gegeten worden en hebben net als de bladeren ook een knoflook smaak.
Medicinaal:
Als iemand griep heeft en een verstopte neus dan is het goed on uienthee te drinken, rauwe ui te eten of een in vieren gesneden ui op het nachtkastje te leggen gedurende de slaap. De neus blijft dan open en je kunt goed ademhalen.
Ajuin heeft ook een goede werking op het hart en bloedvaten systeem. Het voorkomt ook broze botten.
De ui is goed voor het bindweefsel in het lichaam. De ui is dus niet alleen goed voor de botten, maar ook voor het weefsel tussen de gewrichten. De eigenschap dat de ui goed is voor de gewrichten en de kapsels tussen gewrichten zorgt ervoor dat de kans op reuma verkleind wordt. Uien kunnen ook andere ontstekingen in het lijf tegen gaan. De ui werd als medicinaal voedsel honderden jaren terug al gebruikt als ziekteverdrijver. Deze werking wordt door de wetenschap bevestigd. Ui wordt beschouwd als een natuurlijk antibioticum.
Veen mos - Sphagnum:
Sommige veenmossoorten kunnen twintig keer hun drooggewicht aan water opnemen in de cellen.
Het werd vroeger gebruikt als dakbekleding ( goed voor een shelter omdat het meestal groeit in grote lappen ).
Droog mos werd gebruikt als bed.
Het is ook een natuurlijk ontsmettingsmiddel omdat het jodium bevat.
Hierdoor wordt het gebruikt voor wonden te bedekken ( nat mos voor brandwonde ).
Als het droog is wordt het gebruikt voor bloed te stelpen. Als u het mos uitknijpt heeft u dadelijk drinkbaar water.
Het is wel NIET eetbaar!
( Foto hier onder laat zien hoe de bodem is bedekt met dit mos ):
Sommige veenmossoorten kunnen twintig keer hun drooggewicht aan water opnemen in de cellen.
Het werd vroeger gebruikt als dakbekleding ( goed voor een shelter omdat het meestal groeit in grote lappen ).
Droog mos werd gebruikt als bed.
Het is ook een natuurlijk ontsmettingsmiddel omdat het jodium bevat.
Hierdoor wordt het gebruikt voor wonden te bedekken ( nat mos voor brandwonde ).
Als het droog is wordt het gebruikt voor bloed te stelpen. Als u het mos uitknijpt heeft u dadelijk drinkbaar water.
Het is wel NIET eetbaar!
( Foto hier onder laat zien hoe de bodem is bedekt met dit mos ):
Vlier - Gewone (Sambucus nigra):
Dit is een plant uit de muskuskruid familie (Adoxaceae).
Het is een grote, bladverliezende struik waarvan de jonge twijgen nauwelijks verhout zijn.
Bij het ouder worden ze houtig, en krijgen een grijsbruine kleur, zijn wat wrattig van aspect en vertonen dan grove lengteribbels.
De takken bevatten een zacht sponsachtig wit merg.
De vijf- tot zevendelig geveerde bladeren die na kneuzing wat onaangename geur verspreiden,
hebben bij de soort een donkergroene kleur.
Vroeg in de zomer bloeit de vlier van mei tot juli en tooit zich dan met honderden vlakke schermen met roomwitte bloemetjes,
die zich in de loop van de zomer tot zwarte besvruchten ontwikkelen.
De plant vermeerdert zich door zaad, dat met name door spreeuwen die dol op de bessen zijn, wordt verspreid.
De gewone vlier wordt ook door het edelhert gegeten omdat zij de plantendelen kunnen verteren.
Voor veel andere dieren is de soort giftig vanwege cyaanverbindingen in het blad.
Op vlierhout is vaak de judasoor zwam te vinden.
Verwisselingsgevaar!
Er is een meer giftige soort vlier namelijk de kruidvlier. De kruidvlier is geen echte struik, maar eigenlijk een vaste plant, die in het najaar afsterft en in de lente weer uitschiet. De stengels zijn dan ook niet echt verhout , en de struik blijft kleiner dan de zwarte vlier (hooguit anderhalve meter). De bladeren zijn zeven- tot elfdelig geveerd, en de struik bloeit wat later dan de Zwarte Vlier.
Hij is in alle delen giftig!
Weetje:
1 - Aan de bloesem van de vlier worden voorspellende krachten toegeschreven.
In Midden-Europa hangen jonge meisjes in de nacht van 21 juni een bloeiende vlierbloesem achter het bed.
Hierdoor kunnen ze hun toekomstige echtgenoot zien in hun droom.
2 - Enkele uren na het Laatste Avondmaal verraadde Judas Jezus met een kus in ruil voor dertig zilverlingen.
Toen hij zag dat Jezus gevangen werd en mishandeld kreeg hij spijt van zijn verraad.
De wroeging knaagde in zijn hart en hij treurde om de gevolgen van zijn daad.
De enige uitweg leek hem om de aardbodem te verlaten.
Met een stevig stuk touw klom hij in de eerste de beste boom die hij tegenkwam.
Dit was een wilg. Judas knoopte het touw aan de hoogste tak en sprong…. De wilg kreunde onder de zware last maar wilde niet meewerken aan het einde van deze verrader. De wilg boog diep door en Judas stond weer op de grond.
Sinds die tijd heet deze boom een treurwilg, de boom die treurt om de dood van Jezus.
Judas gaf de moed niet op en klom in een tweede boom, een vlier.
De verstoten apostel wist echter niet dat de vlier uit stramme, holle takken bestond.
Toen hij sprong boog de tak een stukje mee, maar knapte al snel af en Judas viel hardhandig uit de vlier.
Door zijn val schuurde hij zijn oor stuk over de bast van de vlier.
Moedeloos liep hij naar een andere boom, een es. “Drie maal is scheepsrecht,” dacht de verrader. Wederom knoopte hij zijn touw goed vast aan een dikke tak van de es en sprong… De slanke maar taaie takken veerden onder het gewicht, maar braken niet en dit keer bereikte Judas zijn gewenste resultaat. Maar ook tijdens deze val schuurde hij met zijn andere oor langs de takken en zo raakte hij ook zijn tweede oor kwijt.
Sindsdien groeien er judasoren op het hout van de es en de vlier.
Voeding:
De bessen worden ook verwerkt tot jenever of jam.
Ook worden de bessen gebruikt voor het verven.
De bessen kunnen beter niet rauw gegeten worden aangezien ze licht giftig zijn.
Ze bevatten de naar dit geslacht genoemde stof sambunigrine, die door koken onschadelijk wordt gemaakt.
De bloesem wordt wel in pannenkoeken gebruikt. De Noord-Amerikaanse Indianen frituren de bloesem nog wel.
Van de bloemschermen kunnen vlierbloesembeignets worden gemaakt.
Hiervoor moeten deze in een beslag worden gedoopt en daarna in ruim vet goudbruin worden gebakken.
Medicinaal:
Vlierbloesem laat men even trekken in water en gefilterd kan men daarvan een limonade maken die verfrissend en zweetafdrijvend
werkt, ook bij verkoudheden.
Bovendien kan men van de bloesem ook siroop maken.
De gedroogde bloesem kan het hele jaar door gebruikt worden om thee van te zetten.
Vlierbessen worden altijd gekookt, ze bevatten veel vitamines.
Ze geven een pittige smaak bij het toevoegen aan kruisbessenjam.
Men kan ook van vlier zelf een sterke jam maken, of siroop en bollen.
Gezeefd is deze siroop het huismiddel tegen keel- en buikpijn.
Dit is een plant uit de muskuskruid familie (Adoxaceae).
Het is een grote, bladverliezende struik waarvan de jonge twijgen nauwelijks verhout zijn.
Bij het ouder worden ze houtig, en krijgen een grijsbruine kleur, zijn wat wrattig van aspect en vertonen dan grove lengteribbels.
De takken bevatten een zacht sponsachtig wit merg.
De vijf- tot zevendelig geveerde bladeren die na kneuzing wat onaangename geur verspreiden,
hebben bij de soort een donkergroene kleur.
Vroeg in de zomer bloeit de vlier van mei tot juli en tooit zich dan met honderden vlakke schermen met roomwitte bloemetjes,
die zich in de loop van de zomer tot zwarte besvruchten ontwikkelen.
De plant vermeerdert zich door zaad, dat met name door spreeuwen die dol op de bessen zijn, wordt verspreid.
De gewone vlier wordt ook door het edelhert gegeten omdat zij de plantendelen kunnen verteren.
Voor veel andere dieren is de soort giftig vanwege cyaanverbindingen in het blad.
Op vlierhout is vaak de judasoor zwam te vinden.
Verwisselingsgevaar!
Er is een meer giftige soort vlier namelijk de kruidvlier. De kruidvlier is geen echte struik, maar eigenlijk een vaste plant, die in het najaar afsterft en in de lente weer uitschiet. De stengels zijn dan ook niet echt verhout , en de struik blijft kleiner dan de zwarte vlier (hooguit anderhalve meter). De bladeren zijn zeven- tot elfdelig geveerd, en de struik bloeit wat later dan de Zwarte Vlier.
Hij is in alle delen giftig!
Weetje:
1 - Aan de bloesem van de vlier worden voorspellende krachten toegeschreven.
In Midden-Europa hangen jonge meisjes in de nacht van 21 juni een bloeiende vlierbloesem achter het bed.
Hierdoor kunnen ze hun toekomstige echtgenoot zien in hun droom.
2 - Enkele uren na het Laatste Avondmaal verraadde Judas Jezus met een kus in ruil voor dertig zilverlingen.
Toen hij zag dat Jezus gevangen werd en mishandeld kreeg hij spijt van zijn verraad.
De wroeging knaagde in zijn hart en hij treurde om de gevolgen van zijn daad.
De enige uitweg leek hem om de aardbodem te verlaten.
Met een stevig stuk touw klom hij in de eerste de beste boom die hij tegenkwam.
Dit was een wilg. Judas knoopte het touw aan de hoogste tak en sprong…. De wilg kreunde onder de zware last maar wilde niet meewerken aan het einde van deze verrader. De wilg boog diep door en Judas stond weer op de grond.
Sinds die tijd heet deze boom een treurwilg, de boom die treurt om de dood van Jezus.
Judas gaf de moed niet op en klom in een tweede boom, een vlier.
De verstoten apostel wist echter niet dat de vlier uit stramme, holle takken bestond.
Toen hij sprong boog de tak een stukje mee, maar knapte al snel af en Judas viel hardhandig uit de vlier.
Door zijn val schuurde hij zijn oor stuk over de bast van de vlier.
Moedeloos liep hij naar een andere boom, een es. “Drie maal is scheepsrecht,” dacht de verrader. Wederom knoopte hij zijn touw goed vast aan een dikke tak van de es en sprong… De slanke maar taaie takken veerden onder het gewicht, maar braken niet en dit keer bereikte Judas zijn gewenste resultaat. Maar ook tijdens deze val schuurde hij met zijn andere oor langs de takken en zo raakte hij ook zijn tweede oor kwijt.
Sindsdien groeien er judasoren op het hout van de es en de vlier.
Voeding:
De bessen worden ook verwerkt tot jenever of jam.
Ook worden de bessen gebruikt voor het verven.
De bessen kunnen beter niet rauw gegeten worden aangezien ze licht giftig zijn.
Ze bevatten de naar dit geslacht genoemde stof sambunigrine, die door koken onschadelijk wordt gemaakt.
De bloesem wordt wel in pannenkoeken gebruikt. De Noord-Amerikaanse Indianen frituren de bloesem nog wel.
Van de bloemschermen kunnen vlierbloesembeignets worden gemaakt.
Hiervoor moeten deze in een beslag worden gedoopt en daarna in ruim vet goudbruin worden gebakken.
Medicinaal:
Vlierbloesem laat men even trekken in water en gefilterd kan men daarvan een limonade maken die verfrissend en zweetafdrijvend
werkt, ook bij verkoudheden.
Bovendien kan men van de bloesem ook siroop maken.
De gedroogde bloesem kan het hele jaar door gebruikt worden om thee van te zetten.
Vlierbessen worden altijd gekookt, ze bevatten veel vitamines.
Ze geven een pittige smaak bij het toevoegen aan kruisbessenjam.
Men kan ook van vlier zelf een sterke jam maken, of siroop en bollen.
Gezeefd is deze siroop het huismiddel tegen keel- en buikpijn.
Veld kers ( kleine ):
Eén van de kruiden die u vroeg in het jaar kunt vinden is de Kleine veldkers, Cardamine hirsuta L., een eenjarige plantensoort die vaak op braakliggende akkers en wegranden te vinden is.
Het zaad van de Kleine veldkers kiemt meestal laat in het jaar, in de herfst, en vormt dan een kleine rozet die overwintert.
De bladeren die de rozet vormen zijn oneven geveerd met soms een behoorlijk aantal van tegenover elkaar staande deelblaadjes,
die de vorm van een ruit hebben. Het deelblaadje aan de top van het blad is meestal het grootste van alle deelblaadjes.
De rand van de deelblaadjes is gaaf, soms een beetje gelobd. De haren die erop zitten ook onder aan de bladsteel.
Deze steel is wat verbreed naar de aanhechtingsplaats op de hoofdwortel.
De min of meer rechtopstaande stengels eindigen in een trosvormige bloeiwijze met kleine kruisvormige bloemetjes.
De bloemen hebben vier kelk- en kroonbladen. De kelkbladen zijn tamelijk smal en spits; de witte kroonbladen zijn ongeveer twee maal zo lang als de kelkbladen. Zelden zijn de kroonbladen 5 mm lang, meestal halen ze die lengte niet.
Opmerkelijk is dat het aantal meeldraden afwijkt van het aantal zes.
Vaak zijn er maar vier te vinden in de bloem en deze zijn dan allemaal even lang. Soms kun je nog wel een vijfde vinden.
Omdat de plant zo vroeg bloeit en zaad zet, zie je vaak in de loop van het jaar nog nieuwe generaties opkomen,
maar deze blijven dan klein van formaat.
De eenjarige soort groeit graag op open, wat vochtige tot droge zandgrond, zoals bewerkte akkers, wegbermen en dijkvoeten. Maar je vindt de soort ook in (moes)tuinen, plantsoenen en in de duinen en zelfs op het zand in de zeereep.
Voeding:
Rauw kunt u het eten door een salade, als pesto ( kleine veldkers, knoflook, geroosterde pijnboompitten, een snufje zout, een beetje olijfolie. Dit fijn malen ), Het is ook te gebruiken in kruidenboter of in roomkaas, Als groente kunt u de kleine veldkers kort minuten koken, wokken of stomen. Toevoegen aan soep of als vulling voor vis te gebruiken.
Omdat dit plantje vooral in de winter en het voorjaar te vinden is is er niet veel te zeggen over het gebruik in andere jaargetijden alleen dat de bladeren goed te drogen zijn om later in het jaar te gebruiken en dat bloemetjes en de zaadjes van dit kruid, ook rauw gegeten kunnen worden. Ook kun je de zaadjes toevoegen aan je meel als je brood gaat bakken.
De veldkers heeft een prettig zoete, mild peperige smaak.
Medicinaal
De veldkers bevat vitamine A, C (vooral in de bladeren) en D, daarnaast bevat het ook de volgende voedingstoffen calcium, ijzer, magnesium, diverse antioxidanten en zwavel.
Kleine veldkers werden vroeger als rauwkost tegen scheurbuik gebruikt en bij hartklachten en epilepsie.
Daarnaast versterkt dit kruid de maag en omdat de plant onder andere chlorofyl bezit werkt het preventief tegen ontstekingen,
ook heeft deze plant weer een bloedzuiverende werking, en kan deze voorjaarsbloeier worden ingezet om de eetlust te bevorderen en is het als reinigingskuur te gebruiken om bijvoorbeeld voorjaarsmoeheid te bestrijden.
Eén van de kruiden die u vroeg in het jaar kunt vinden is de Kleine veldkers, Cardamine hirsuta L., een eenjarige plantensoort die vaak op braakliggende akkers en wegranden te vinden is.
Het zaad van de Kleine veldkers kiemt meestal laat in het jaar, in de herfst, en vormt dan een kleine rozet die overwintert.
De bladeren die de rozet vormen zijn oneven geveerd met soms een behoorlijk aantal van tegenover elkaar staande deelblaadjes,
die de vorm van een ruit hebben. Het deelblaadje aan de top van het blad is meestal het grootste van alle deelblaadjes.
De rand van de deelblaadjes is gaaf, soms een beetje gelobd. De haren die erop zitten ook onder aan de bladsteel.
Deze steel is wat verbreed naar de aanhechtingsplaats op de hoofdwortel.
De min of meer rechtopstaande stengels eindigen in een trosvormige bloeiwijze met kleine kruisvormige bloemetjes.
De bloemen hebben vier kelk- en kroonbladen. De kelkbladen zijn tamelijk smal en spits; de witte kroonbladen zijn ongeveer twee maal zo lang als de kelkbladen. Zelden zijn de kroonbladen 5 mm lang, meestal halen ze die lengte niet.
Opmerkelijk is dat het aantal meeldraden afwijkt van het aantal zes.
Vaak zijn er maar vier te vinden in de bloem en deze zijn dan allemaal even lang. Soms kun je nog wel een vijfde vinden.
Omdat de plant zo vroeg bloeit en zaad zet, zie je vaak in de loop van het jaar nog nieuwe generaties opkomen,
maar deze blijven dan klein van formaat.
De eenjarige soort groeit graag op open, wat vochtige tot droge zandgrond, zoals bewerkte akkers, wegbermen en dijkvoeten. Maar je vindt de soort ook in (moes)tuinen, plantsoenen en in de duinen en zelfs op het zand in de zeereep.
Voeding:
Rauw kunt u het eten door een salade, als pesto ( kleine veldkers, knoflook, geroosterde pijnboompitten, een snufje zout, een beetje olijfolie. Dit fijn malen ), Het is ook te gebruiken in kruidenboter of in roomkaas, Als groente kunt u de kleine veldkers kort minuten koken, wokken of stomen. Toevoegen aan soep of als vulling voor vis te gebruiken.
Omdat dit plantje vooral in de winter en het voorjaar te vinden is is er niet veel te zeggen over het gebruik in andere jaargetijden alleen dat de bladeren goed te drogen zijn om later in het jaar te gebruiken en dat bloemetjes en de zaadjes van dit kruid, ook rauw gegeten kunnen worden. Ook kun je de zaadjes toevoegen aan je meel als je brood gaat bakken.
De veldkers heeft een prettig zoete, mild peperige smaak.
Medicinaal
De veldkers bevat vitamine A, C (vooral in de bladeren) en D, daarnaast bevat het ook de volgende voedingstoffen calcium, ijzer, magnesium, diverse antioxidanten en zwavel.
Kleine veldkers werden vroeger als rauwkost tegen scheurbuik gebruikt en bij hartklachten en epilepsie.
Daarnaast versterkt dit kruid de maag en omdat de plant onder andere chlorofyl bezit werkt het preventief tegen ontstekingen,
ook heeft deze plant weer een bloedzuiverende werking, en kan deze voorjaarsbloeier worden ingezet om de eetlust te bevorderen en is het als reinigingskuur te gebruiken om bijvoorbeeld voorjaarsmoeheid te bestrijden.
Veldzuring (Rumex acetosa):
Dit is een overblijvende plant uit de duizendknoopfamilie. De soort kan meer dan 0,5 m hoog worden.
Vaak en met name op zonnige plaatsen zijn veel delen van de plant rood aangelopen.
De plant komt in matig voedselrijke en matig vochtige graslanden voor, die door de plant rood kunnen kleuren.
Soms komt de soort op meer open gedeelten in bossen voor maar is daar meer bleekgroenig van kleur.
De bladeren zijn langwerpig en hebben voetslippen die in tweeën gespleten zijn.
De bladeren van het bladrozet zijn gesteeld, maar langs de stengel zijn ze ongesteeld en zijn de voetslippen stengelomvattend.
Ze zijn gerekt-pijlvormig en netnervig en gaafrandig.
Voeding:
In het Nederlands wordt deze plant ook zurkel genoemd ( zeer lekker bij spinazie ).
Veldzuring bevat vooral veel vitamine C en ijzer.
Het is een gezonde wilde groente als u er niet teveel van eet.
Wanneer je veldzuring als basisgroente eens in de drie a vier weken eet dan is het geen probleem.
Veldzuring kun je net als spinazie ( of erbij ) bereiden.
In Belgie hebben we zurkelpatatten ,een stamppot van aardappel met enkel zuring.
Ook kunt u er een soep van maken of er een saus van maken ( paling in het groen ).
De bladeren kunt u rauw eten als salade. Soms wordt op een stengel gekauwd omdat die sappig en zurig is.
Medicinaal:
Deze groente werkt bloedzuiverend, waterafdrijvend en laxerend.
Vroeger werd in Nederland melk met krenten en zuring gekookt totdat het een papje werd. Dit papje zou de darmen spoelen.
Het vitamine C-gehalte is heel hoog; daarom kan de plant worden gebruikt om aan te sterken na een ziekte.
Er zit vrij veel oxaalzuur in veldzuring.
Deze kunnen bij mens en dier leiden tot de vorming van nier- en blaasstenen, maar dan moet je er wel erg veel van eten.
De plant staat vaak in de buurt van Brandnetels, en heeft ongeveer dezelfde werking als azijn bij een brandnetelsteek
(evenals hondsdraf en weegbree ).
Dit is een overblijvende plant uit de duizendknoopfamilie. De soort kan meer dan 0,5 m hoog worden.
Vaak en met name op zonnige plaatsen zijn veel delen van de plant rood aangelopen.
De plant komt in matig voedselrijke en matig vochtige graslanden voor, die door de plant rood kunnen kleuren.
Soms komt de soort op meer open gedeelten in bossen voor maar is daar meer bleekgroenig van kleur.
De bladeren zijn langwerpig en hebben voetslippen die in tweeën gespleten zijn.
De bladeren van het bladrozet zijn gesteeld, maar langs de stengel zijn ze ongesteeld en zijn de voetslippen stengelomvattend.
Ze zijn gerekt-pijlvormig en netnervig en gaafrandig.
Voeding:
In het Nederlands wordt deze plant ook zurkel genoemd ( zeer lekker bij spinazie ).
Veldzuring bevat vooral veel vitamine C en ijzer.
Het is een gezonde wilde groente als u er niet teveel van eet.
Wanneer je veldzuring als basisgroente eens in de drie a vier weken eet dan is het geen probleem.
Veldzuring kun je net als spinazie ( of erbij ) bereiden.
In Belgie hebben we zurkelpatatten ,een stamppot van aardappel met enkel zuring.
Ook kunt u er een soep van maken of er een saus van maken ( paling in het groen ).
De bladeren kunt u rauw eten als salade. Soms wordt op een stengel gekauwd omdat die sappig en zurig is.
Medicinaal:
Deze groente werkt bloedzuiverend, waterafdrijvend en laxerend.
Vroeger werd in Nederland melk met krenten en zuring gekookt totdat het een papje werd. Dit papje zou de darmen spoelen.
Het vitamine C-gehalte is heel hoog; daarom kan de plant worden gebruikt om aan te sterken na een ziekte.
Er zit vrij veel oxaalzuur in veldzuring.
Deze kunnen bij mens en dier leiden tot de vorming van nier- en blaasstenen, maar dan moet je er wel erg veel van eten.
De plant staat vaak in de buurt van Brandnetels, en heeft ongeveer dezelfde werking als azijn bij een brandnetelsteek
(evenals hondsdraf en weegbree ).
Vogelkers ( Amerikaanse ) (Prunus serotina):
Rosaceae (Rozenfamilie)
Bloeitijd: mei - juni
Oogsttijd: augustus - september
Beschrijving:
De kleine bessen die in trossen aan de Amerikaanse vogelkers verschijnen zijn eetbaar.
Dit zijn dus Amerikaanse kersen.
Ze zijn enkel smakelijk wanneer ze rijp zijn; dan is de kleur zeer donkerrood, bijna zwart.
Amerikaanse kersen zijn uit de hand eetbaar, weliswaar met een enigszins bittere smaak, maar zeer dorstlessend.
Men kan er jam, sap e.d. van maken. Er wordt wel vermeld dat Amerikaanse vogelkers giftig is.
Wat hier bedoeld wordt is dat het blad en de pit inderdaad giftig zijn, wat bij gewone kersen eveneens het geval is.
Het is dus sterk af te raden kersenpitten door te slikken.
De Amerikaanse vogelkers kan erg sterk groeien en tot wel 20 meter hoog worden.
Ook trekt deze plant, zoals uit de naam al is af te lijden, vogels aan.
De plant kan soms zo sterk groeien en uitzaaien door vogels dat de plant wordt gezien als een pest voor natuurgebieden.
Rosaceae (Rozenfamilie)
Bloeitijd: mei - juni
Oogsttijd: augustus - september
Beschrijving:
De kleine bessen die in trossen aan de Amerikaanse vogelkers verschijnen zijn eetbaar.
Dit zijn dus Amerikaanse kersen.
Ze zijn enkel smakelijk wanneer ze rijp zijn; dan is de kleur zeer donkerrood, bijna zwart.
Amerikaanse kersen zijn uit de hand eetbaar, weliswaar met een enigszins bittere smaak, maar zeer dorstlessend.
Men kan er jam, sap e.d. van maken. Er wordt wel vermeld dat Amerikaanse vogelkers giftig is.
Wat hier bedoeld wordt is dat het blad en de pit inderdaad giftig zijn, wat bij gewone kersen eveneens het geval is.
Het is dus sterk af te raden kersenpitten door te slikken.
De Amerikaanse vogelkers kan erg sterk groeien en tot wel 20 meter hoog worden.
Ook trekt deze plant, zoals uit de naam al is af te lijden, vogels aan.
De plant kan soms zo sterk groeien en uitzaaien door vogels dat de plant wordt gezien als een pest voor natuurgebieden.
Vogelmuur:
Dit is een lage eenjarige plant en wordt 5 tot 40 cm hoog. De stengels zijn groen of rood.
Een enkele rij haren loopt langs de stengel van knop tot knop. De bladeren zijn groen, eirond met een spitse top, en vaak gesteeld.
De bladeren staan in overstaande paren. De plant is vaak wijdvertakt, maar heeft slecht één wortelstelsel.
De vijf kroonbladen zijn wit en zeer diep ingesneden, waardoor het lijkt of er tien kroonbladen zijn.
De kelkbladen zijn even lang en de helmknoppen zijn paars. Zolang er geen langere vorstperiode is bloeit muur in alle seizoenen.
De bloemknop is strek behaard.
Vogelmuur groeit op zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen op droge tot vochtige grond en
is te vinden in akkers, tuinen, bermen en ruigten.
Vogelmuur is het hele jaar op veel plaatsen te vinden. De jonge planten groeien vanaf de herfst en zijn erg voedzaam.
Voeding:
De jonge planten zijn rijk aan vitamine C en enigszins bitter. De bladeren kunnen als groente worden gekookt, maar wel heel kort.
Ook kunnen ze aan soepen worden toegevoegd. deze plant groeit het hele jaar door in bermen.
Gebruik de stengels en de bladeren in een stamppot en in salade.
Medicinaal:
Vogelmuur is verzachtend, afkoelend en ontstekingswerend. Verder werkt het samentrekkend.
Het wordt gezien als het beste kruid om jeuk te weren. Het word ook gebruikt bij: eczeem, Psoriasis, Oppervlakkige ontstekingen, Zwellingen, Reumatische pijnen, Wonden, Spataderzweren.
Vogelmuur helpt vocht sneller af te voeren.
Vogelmuur verzacht de blaas en nieren.
Dit kruid vermindert ontstekingsverschijnselen in de maag.
Dit is een lage eenjarige plant en wordt 5 tot 40 cm hoog. De stengels zijn groen of rood.
Een enkele rij haren loopt langs de stengel van knop tot knop. De bladeren zijn groen, eirond met een spitse top, en vaak gesteeld.
De bladeren staan in overstaande paren. De plant is vaak wijdvertakt, maar heeft slecht één wortelstelsel.
De vijf kroonbladen zijn wit en zeer diep ingesneden, waardoor het lijkt of er tien kroonbladen zijn.
De kelkbladen zijn even lang en de helmknoppen zijn paars. Zolang er geen langere vorstperiode is bloeit muur in alle seizoenen.
De bloemknop is strek behaard.
Vogelmuur groeit op zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen op droge tot vochtige grond en
is te vinden in akkers, tuinen, bermen en ruigten.
Vogelmuur is het hele jaar op veel plaatsen te vinden. De jonge planten groeien vanaf de herfst en zijn erg voedzaam.
Voeding:
De jonge planten zijn rijk aan vitamine C en enigszins bitter. De bladeren kunnen als groente worden gekookt, maar wel heel kort.
Ook kunnen ze aan soepen worden toegevoegd. deze plant groeit het hele jaar door in bermen.
Gebruik de stengels en de bladeren in een stamppot en in salade.
Medicinaal:
Vogelmuur is verzachtend, afkoelend en ontstekingswerend. Verder werkt het samentrekkend.
Het wordt gezien als het beste kruid om jeuk te weren. Het word ook gebruikt bij: eczeem, Psoriasis, Oppervlakkige ontstekingen, Zwellingen, Reumatische pijnen, Wonden, Spataderzweren.
Vogelmuur helpt vocht sneller af te voeren.
Vogelmuur verzacht de blaas en nieren.
Dit kruid vermindert ontstekingsverschijnselen in de maag.
Vrouwenmantel:
Vrouwenmantel is een geslacht van circa 1000 soorten vaste kruidachtige tot struikvormige planten in de rozenfamilie.
Deze plant bloeit van april tot oktober.
Het oogsten gebeurt vanaf maart tot november.
Het is een vaste plant, van ongeveer 5-45 cm hoog.
Het blad is een rozet van wortelbladeren, niervormig tot rond, met ondiepe, getande lobben.
De bloemen zijn geelgroen, klein, bijeenstaand in dichte, vertakte trossen.
De bladeren worden als thee en in kompressen gebruikt.
Weetje:
vrouwenmantel of ‘Alchemilla vulgaris’. De herkomst van deze benaming is wel heel speciaal.
De geslachtsnaam ‘Alchemilla’ of ‘alkemelyeh’in het Arabisch betekent namelijk ‘kleine toverachtige’.
De alchemisten verzamelden de druppels die men ’s morgens terugvindt op de plant.
Een oude legende zegt dat ze deze druppels gebruikten in een poging om de Steen der Wijzen te vervaardigen.
Voeding:
Het zeer kleine blad kan als salade gegeten en heeft een kruidige, ietswat bittere smaak.
Medicinaal:
Na een bevalling wordt dit kruid ingezet om de baarmoeder te herstellen tot het normale volume en het weefselherstel te bespoedigen. Het werkt samentrekkend, bloedstelpend en infectiewerend.
Een bloeding tijdens een bevalling wordt opgelost door vrouwenmantel.
Overvloedige menstruale bloedingen worden door deze plant tegen gegaan.
Behalve tegen vrouwenziekten is vrouwenmantel goed voor enkele spijsverteringsziekten.
Het werkt genezend bij een milde gastritis of maagontsteking.
Vrouwenmantel laat vochtophopingen verdwijnen waardoor de plant helpt tegen reuma.
Uitwendig helpt de vrouwenmantel tegen Schaaf-, snij- en brandwonden, Bloedende wonden, Etterende wonden.
Het spoelen van de mond helpt tegen: Tandvleesbloeding, tandvleesontsteking, aften, Keelpijn.
Zelfs werkt de plant tegen darmklachten en diarree.
Vrouwenmantel is een geslacht van circa 1000 soorten vaste kruidachtige tot struikvormige planten in de rozenfamilie.
Deze plant bloeit van april tot oktober.
Het oogsten gebeurt vanaf maart tot november.
Het is een vaste plant, van ongeveer 5-45 cm hoog.
Het blad is een rozet van wortelbladeren, niervormig tot rond, met ondiepe, getande lobben.
De bloemen zijn geelgroen, klein, bijeenstaand in dichte, vertakte trossen.
De bladeren worden als thee en in kompressen gebruikt.
Weetje:
vrouwenmantel of ‘Alchemilla vulgaris’. De herkomst van deze benaming is wel heel speciaal.
De geslachtsnaam ‘Alchemilla’ of ‘alkemelyeh’in het Arabisch betekent namelijk ‘kleine toverachtige’.
De alchemisten verzamelden de druppels die men ’s morgens terugvindt op de plant.
Een oude legende zegt dat ze deze druppels gebruikten in een poging om de Steen der Wijzen te vervaardigen.
Voeding:
Het zeer kleine blad kan als salade gegeten en heeft een kruidige, ietswat bittere smaak.
Medicinaal:
Na een bevalling wordt dit kruid ingezet om de baarmoeder te herstellen tot het normale volume en het weefselherstel te bespoedigen. Het werkt samentrekkend, bloedstelpend en infectiewerend.
Een bloeding tijdens een bevalling wordt opgelost door vrouwenmantel.
Overvloedige menstruale bloedingen worden door deze plant tegen gegaan.
Behalve tegen vrouwenziekten is vrouwenmantel goed voor enkele spijsverteringsziekten.
Het werkt genezend bij een milde gastritis of maagontsteking.
Vrouwenmantel laat vochtophopingen verdwijnen waardoor de plant helpt tegen reuma.
Uitwendig helpt de vrouwenmantel tegen Schaaf-, snij- en brandwonden, Bloedende wonden, Etterende wonden.
Het spoelen van de mond helpt tegen: Tandvleesbloeding, tandvleesontsteking, aften, Keelpijn.
Zelfs werkt de plant tegen darmklachten en diarree.
Waterkers ( Witte ) (Nasturtium officinale)
De plant lijkt veel op de slanke waterkers (Rorippa microphylla ), maar verschilt daarvan door de kortere vrucht,
de in elk hokje in twee rijen in plaats van een enkele rij liggende zaden en met ongeveer de helft minder mazen op het zaad.
De plant groeit aan en in het water van beken, sloten, plassen en moerassen.
Het is een slappe plant, die onbehaard is en 10-60 cm groot wordt.
De holle, vierkantige, vlezige stengel is aan de onderkant kruipend.
De witte waterkers heeft witte bloemen met 4-6 mm lange kroonblaadjes.
Witte waterkersen hebben geveerde bladen met ovale deelblaadjes.
De witte waterkers groeit in een groot gedeelte van de wereld langs stromend,
voedselrijk water op zonnige tot half beschaduwde standplaatsen.
De soort heeft een voorkeur voor koel, snel stromend water.
Voeding:
De witte waterkers wordt meestal onder de naam 'waterkers' in de handel gebracht en kan in salades gebruikt worden.
Ook kan de plant gekookt als een soort spinazie worden klaargemaakt.
Vers bezit het blad een frisse, licht scherpe smaak, die aan tuinkers herinnert, maar iets verfijnder is.
Zodra de planten bloeien zijn ze niet meer voor consumptie geschikt!
De planten dienen alleen uit stromend water geoogst te worden, anders kan bacteriële infectie optreden.
Dus bij twijfel koken!
de in elk hokje in twee rijen in plaats van een enkele rij liggende zaden en met ongeveer de helft minder mazen op het zaad.
De plant groeit aan en in het water van beken, sloten, plassen en moerassen.
Het is een slappe plant, die onbehaard is en 10-60 cm groot wordt.
De holle, vierkantige, vlezige stengel is aan de onderkant kruipend.
De witte waterkers heeft witte bloemen met 4-6 mm lange kroonblaadjes.
Witte waterkersen hebben geveerde bladen met ovale deelblaadjes.
De witte waterkers groeit in een groot gedeelte van de wereld langs stromend,
voedselrijk water op zonnige tot half beschaduwde standplaatsen.
De soort heeft een voorkeur voor koel, snel stromend water.
Voeding:
De witte waterkers wordt meestal onder de naam 'waterkers' in de handel gebracht en kan in salades gebruikt worden.
Ook kan de plant gekookt als een soort spinazie worden klaargemaakt.
Vers bezit het blad een frisse, licht scherpe smaak, die aan tuinkers herinnert, maar iets verfijnder is.
Zodra de planten bloeien zijn ze niet meer voor consumptie geschikt!
De planten dienen alleen uit stromend water geoogst te worden, anders kan bacteriële infectie optreden.
Dus bij twijfel koken!
Waterpeper:
20 tot 80 cm. Bloeit in Juni, juli, augustus en september. Worteldiepte tot 1 meter.
Stengels: De scherp, naar peper smakende stengels zijn meestal van de voet af vertakt en vertonen vaak een S-bocht.
Aan de voet liggen ze op de grond, wortelen op de knopen en richten zich dan op.
Bladeren met een brandend scherpe smaak. Ze zijn smal langwerpig, hebben een wigvormige voet, een zwak gegolfde rand en een
toegespitste top. Ze zijn nauwelijks gesteeld, zwak glanzend, aan de bovenkant kaal en van onderen op de middennerf met
stekelhaartjes. Ze hebben een tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen).
Bebladerde schijnaren, die aan de top ovehangen. De bloemen hebben een 3-tallig of 4-tallig bloemdek. De bloemdekbladen zijn aan de voet vergroeid en grotendeels groen, alleen bovenaan zijn ze roze of wit.
Op elk bloemdekblad groeien 20 tot 50 klieren op het vergroeide en het vrije deel van dit bloemdekblad.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De dopvruchten zijn dof. De nootjes zijn bruin of zwart.
De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
ze groeien op zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen (pionier) op natte, voedselrijke, met name stikstofrijke, humeuze,
vaak kalkarme grond (de meeste grondsoorten, maar minder op zware grond). Waterkanten (langs weilandsloten, vijvers,
rivierarmen, droogvallende greppels en sloten en op slootbagger),
bossen (moerasbossen, langs drassige bospaden, elzenbroekbos en wilgenvloedbos), grienden, grasland, in de lente droogvalende
laagten, laagten in uiterwaarden en akkers (verslempte plaatsen).
Voeding:
Vrijwel alle delen van de plant veroorzaken een brandende smaak.
Dat is zelfs zo sterk, dat hij gedroogd en vermalen als peper bij het eten kan dienen.
In oude tijden gebruikten de mensen de zaden al om hun maaltijden te kruiden.
Overigens kan men de Plantendelen het best in verse toestand voor uitwendig gebruik aanwenden bij bloedingen.
20 tot 80 cm. Bloeit in Juni, juli, augustus en september. Worteldiepte tot 1 meter.
Stengels: De scherp, naar peper smakende stengels zijn meestal van de voet af vertakt en vertonen vaak een S-bocht.
Aan de voet liggen ze op de grond, wortelen op de knopen en richten zich dan op.
Bladeren met een brandend scherpe smaak. Ze zijn smal langwerpig, hebben een wigvormige voet, een zwak gegolfde rand en een
toegespitste top. Ze zijn nauwelijks gesteeld, zwak glanzend, aan de bovenkant kaal en van onderen op de middennerf met
stekelhaartjes. Ze hebben een tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen).
Bebladerde schijnaren, die aan de top ovehangen. De bloemen hebben een 3-tallig of 4-tallig bloemdek. De bloemdekbladen zijn aan de voet vergroeid en grotendeels groen, alleen bovenaan zijn ze roze of wit.
Op elk bloemdekblad groeien 20 tot 50 klieren op het vergroeide en het vrije deel van dit bloemdekblad.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De dopvruchten zijn dof. De nootjes zijn bruin of zwart.
De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
ze groeien op zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen (pionier) op natte, voedselrijke, met name stikstofrijke, humeuze,
vaak kalkarme grond (de meeste grondsoorten, maar minder op zware grond). Waterkanten (langs weilandsloten, vijvers,
rivierarmen, droogvallende greppels en sloten en op slootbagger),
bossen (moerasbossen, langs drassige bospaden, elzenbroekbos en wilgenvloedbos), grienden, grasland, in de lente droogvalende
laagten, laagten in uiterwaarden en akkers (verslempte plaatsen).
Voeding:
Vrijwel alle delen van de plant veroorzaken een brandende smaak.
Dat is zelfs zo sterk, dat hij gedroogd en vermalen als peper bij het eten kan dienen.
In oude tijden gebruikten de mensen de zaden al om hun maaltijden te kruiden.
Overigens kan men de Plantendelen het best in verse toestand voor uitwendig gebruik aanwenden bij bloedingen.
Weegbree:
De grote weegbree wordt 10 tot 50 cm hoog.
De bladeren van de grote weegbree vormen een bladrozet en zijn breed-elliptisch of eirond.
Elk blad is spaarzaam behaard of glad. De bladsteel is tamelijk lang en sterk geribbeld.
De bloemen vormen een aar die rolrond is en 10 tot 15 cm lang kan worden.
De grote weegbree staat in bloei van mei tot november. De grote weegbree groeit op zonnige, open plaatsen op vochtige tot matig droge grond.
De jonge bladeren zijn nogal bitter en voor gebruik moeten eerst de vezels worden verwijderd.
Het is beter om niet de bladstengel te gebruiken want die is nog vezeliger dan het blad.
Voeding:
Om de bitterheid te verwijderen kunnen de bladeren worden geblancheerd en kunnen daarna in een salade worden gebruikt.
De zaden zijn moeilijk te verzamelen. Ze kunnen worden vermalen in meel en vermengd worden met bloem.
Het is erg rijk aan vitamine B. Gedroogde bladeren kunnen als thee worden gebruikt.
Medicinaal:
Grote weegbree helpt bij een blaar en gaat blaarvorming tegen.
Een blad moet eerst worden gekneusd, waarna het op de geïrriteerde huid kan worden gelegd.
Grote weegbree heelt verder zweren en wondjes door ze te bedekken met een, aan 1 kant gepeld blad.
Ververs dit dagelijks. De blaadjes nemen geen bloed op.
Smalle weegbree wordt 10 tot 80 cm hoog. De bladeren staan allemaal in een bladrozet.
Ze zijn lancetvormig en in voedselrijke omstandigheden staan ze opgericht.
Onder schrale omstandigheden zijn ze kleiner, ronder van vorm en liggen ze plat tegen de grond.
Smalle weegbree begint in de voorzomer te bloeien en er zijn tot in de herfst bloeiende exemplaren te vinden.
De plant groeit op zonnige, open tot grazige plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke grond en is o.a.te vinden langs oevers,
bij ruderale gronden, akkers en omgewerkte grond.
Voeding:
De bladeren zijn nogal bitter en moeilijk om te bereiden. De vezels kunnen het best vlak voor het eten worden verwijderd.
De zeer jonge bladeren zijn iets beter en minder vezelrijk.
De zaden kunnen tot poeder worden vermalen en aan bloem worden toegevoegd.
Medicinaal:
Smalle weegbree heeft een antibiotische, ontstekingsremmende, verzachtende, mild laxerende en vochtafdrijvende eigenschappen.
Gekneusde bladeren helpen bij een snelle genezing van brandwonden, wonden en door heet water verbrande huid,
bij zwellingen en insectensteken.
Verse bladeren moeten kort voor de bloei worden verzameld en goed worden gedroogd.
Een thee of siroop helpt bij ontsteking in de keel en de bovenste luchtwegen en wordt aanbevolen als middel tegen hoesten en verkoudheid.
Een kompres van geweekte zaden of het verse sap verdunt met kamillethee helpt bij zweren, hoofdpijn en oog- en oorontsteking.
Door de zaden in koud water te wellen kan het water na twee uur worden gedronken als middel tegen lichte diarree.
Weegbree is zeer goed tegen insectenbeten. kneus het blad en wrijf dit om de beet!
De grote weegbree wordt 10 tot 50 cm hoog.
De bladeren van de grote weegbree vormen een bladrozet en zijn breed-elliptisch of eirond.
Elk blad is spaarzaam behaard of glad. De bladsteel is tamelijk lang en sterk geribbeld.
De bloemen vormen een aar die rolrond is en 10 tot 15 cm lang kan worden.
De grote weegbree staat in bloei van mei tot november. De grote weegbree groeit op zonnige, open plaatsen op vochtige tot matig droge grond.
De jonge bladeren zijn nogal bitter en voor gebruik moeten eerst de vezels worden verwijderd.
Het is beter om niet de bladstengel te gebruiken want die is nog vezeliger dan het blad.
Voeding:
Om de bitterheid te verwijderen kunnen de bladeren worden geblancheerd en kunnen daarna in een salade worden gebruikt.
De zaden zijn moeilijk te verzamelen. Ze kunnen worden vermalen in meel en vermengd worden met bloem.
Het is erg rijk aan vitamine B. Gedroogde bladeren kunnen als thee worden gebruikt.
Medicinaal:
Grote weegbree helpt bij een blaar en gaat blaarvorming tegen.
Een blad moet eerst worden gekneusd, waarna het op de geïrriteerde huid kan worden gelegd.
Grote weegbree heelt verder zweren en wondjes door ze te bedekken met een, aan 1 kant gepeld blad.
Ververs dit dagelijks. De blaadjes nemen geen bloed op.
Smalle weegbree wordt 10 tot 80 cm hoog. De bladeren staan allemaal in een bladrozet.
Ze zijn lancetvormig en in voedselrijke omstandigheden staan ze opgericht.
Onder schrale omstandigheden zijn ze kleiner, ronder van vorm en liggen ze plat tegen de grond.
Smalle weegbree begint in de voorzomer te bloeien en er zijn tot in de herfst bloeiende exemplaren te vinden.
De plant groeit op zonnige, open tot grazige plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke grond en is o.a.te vinden langs oevers,
bij ruderale gronden, akkers en omgewerkte grond.
Voeding:
De bladeren zijn nogal bitter en moeilijk om te bereiden. De vezels kunnen het best vlak voor het eten worden verwijderd.
De zeer jonge bladeren zijn iets beter en minder vezelrijk.
De zaden kunnen tot poeder worden vermalen en aan bloem worden toegevoegd.
Medicinaal:
Smalle weegbree heeft een antibiotische, ontstekingsremmende, verzachtende, mild laxerende en vochtafdrijvende eigenschappen.
Gekneusde bladeren helpen bij een snelle genezing van brandwonden, wonden en door heet water verbrande huid,
bij zwellingen en insectensteken.
Verse bladeren moeten kort voor de bloei worden verzameld en goed worden gedroogd.
Een thee of siroop helpt bij ontsteking in de keel en de bovenste luchtwegen en wordt aanbevolen als middel tegen hoesten en verkoudheid.
Een kompres van geweekte zaden of het verse sap verdunt met kamillethee helpt bij zweren, hoofdpijn en oog- en oorontsteking.
Door de zaden in koud water te wellen kan het water na twee uur worden gedronken als middel tegen lichte diarree.
Weegbree is zeer goed tegen insectenbeten. kneus het blad en wrijf dit om de beet!
Wilg:
Wilg (Salix) is een geslacht van tweehuizige bomen en struiken.
Het zijn bladverliezende bomen Met een verspreide bladstand.
De bloeiwijze van de wilg heeft de vorm van een katje en groeit uit de zijknoppen van een eenjarige twijg.
De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot de hangende katjes bij populieren.
De pluizige zaden worden door de wind verspreid, maar zijn slechts korte tijd kiemkrachtig. Wilg is een soort met een grote lichtbehoefte. Wilgen komen in Nederland en Belgie veel voor langs sloten en plassen.
Wilgen houden namelijk over het algemeen van een vochtige bodem en groeien zeer snel.
Medicinaal:
Bast: Bij gewrichtsontsteking en spierpijn, jicht, artritis en wervelontsteking.
Bij chronische diarree, misselijkheid en diarree met zwakke spijsvertering. Goed bij chronisch terugkerende koortsen.
Versterkend na acute aandoeningen. Met gember bij koud weer en wanneer de botten stijf aanvoelen.
Afkooksel:
Laat 30 ml op 6 dl water 15 minuten sudderen. Neem driemaal daags een halve kop.
Bij artritis samen met Selderijzaad of Zilverkaars.
Maak bij misselijkheid en kou een afkooksel van gelijke hoeveelheden wilgenbast en gember, voeg honing toe.
Verder is de Wilg bloedstelpend, verkoelend, kalmerend, samentrekkend en verdovend.
Wordt door artsen gebruikt bij aandoeningen van het bindweefsel en bij pijn aan de eierstokken (Zwarte wilg).
De mensen in Noord Oostenrijk en het Beierse Woud gebruiken wilgenbast thee als spoelmiddel tegen roos in het haar;
na het wassen van de haren worden deze gespoeld met lauw wilgenbast thee.
Deze spoeling laat men 5 minuten op de hoofdhuid inwerken, eer men het haar afspoelt en droogt.
Asperine:
Doe de schors af ( lukt dit niet kunt u de schors eraan laten). Het is de binnen bast wat u moet gebruiken.
Laat twee lepels weken in warm water voor 10 minuten. Een andere optie is kauwen op de bast.
Let op! Drink niet meer dan 4 tassen thee per dag!
Mensen met allergie voor asperine mogen deze thee niet drinken.
Weetje:
Voor de rest is wilg zeer geschikt om vuur en om gereedschappen te maken.
Maar het is perfect hout om te gebruiken bij een vuurboogset.
Wilg (Salix) is een geslacht van tweehuizige bomen en struiken.
Het zijn bladverliezende bomen Met een verspreide bladstand.
De bloeiwijze van de wilg heeft de vorm van een katje en groeit uit de zijknoppen van een eenjarige twijg.
De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot de hangende katjes bij populieren.
De pluizige zaden worden door de wind verspreid, maar zijn slechts korte tijd kiemkrachtig. Wilg is een soort met een grote lichtbehoefte. Wilgen komen in Nederland en Belgie veel voor langs sloten en plassen.
Wilgen houden namelijk over het algemeen van een vochtige bodem en groeien zeer snel.
Medicinaal:
Bast: Bij gewrichtsontsteking en spierpijn, jicht, artritis en wervelontsteking.
Bij chronische diarree, misselijkheid en diarree met zwakke spijsvertering. Goed bij chronisch terugkerende koortsen.
Versterkend na acute aandoeningen. Met gember bij koud weer en wanneer de botten stijf aanvoelen.
Afkooksel:
Laat 30 ml op 6 dl water 15 minuten sudderen. Neem driemaal daags een halve kop.
Bij artritis samen met Selderijzaad of Zilverkaars.
Maak bij misselijkheid en kou een afkooksel van gelijke hoeveelheden wilgenbast en gember, voeg honing toe.
Verder is de Wilg bloedstelpend, verkoelend, kalmerend, samentrekkend en verdovend.
Wordt door artsen gebruikt bij aandoeningen van het bindweefsel en bij pijn aan de eierstokken (Zwarte wilg).
De mensen in Noord Oostenrijk en het Beierse Woud gebruiken wilgenbast thee als spoelmiddel tegen roos in het haar;
na het wassen van de haren worden deze gespoeld met lauw wilgenbast thee.
Deze spoeling laat men 5 minuten op de hoofdhuid inwerken, eer men het haar afspoelt en droogt.
Asperine:
Doe de schors af ( lukt dit niet kunt u de schors eraan laten). Het is de binnen bast wat u moet gebruiken.
Laat twee lepels weken in warm water voor 10 minuten. Een andere optie is kauwen op de bast.
Let op! Drink niet meer dan 4 tassen thee per dag!
Mensen met allergie voor asperine mogen deze thee niet drinken.
Weetje:
Voor de rest is wilg zeer geschikt om vuur en om gereedschappen te maken.
Maar het is perfect hout om te gebruiken bij een vuurboogset.
Wilgenroosje:
Het wilgenroosje (Chamerion angustifolium) heeft een lengte tussen de 60 tot 150 cm.
De tegenover elkaar staande, ronde stengels zijn lang behaard en rijk vertakt.
De rozetbladeren zijn eerst kaal en glanzend, maar later zijn de bladeren behaard en langwerpig.
De bladeren zijn 6 tot 12 cm lang en hebben een gezaagde rand.
Het is een overblijvende plant en bloeit in de maanden juni t/m september.
De paarsrode bloemen hebben een doorsnede van 2 tot 3 cm en vormen bebladerde, soms vertakte trossen.
De wortelstokken vormen vaak grote groepen met lange, dikke, ondergrondse uitlopers.
Ze komen voor op zonnige tot half beschaduwde plaatsen op vochtige tot meestal natte,
grond, zoals ruigten, verruigd rietmoeras, struikgewas, oevers, in duinvalleien, langs essen- en elzenbosjes en oeverwallen.
De jonge scheuten kunnen in het voorjaar geplukt worden.
Weetje:
De Indianen in Noord-Amerika gebruikten traditioneel de merg in wilgenroosje om op te eten als zoetige lekkernij maar ook om brandwonden en etterende wonden mee te behandelen.
Zo wordt de etter uit de wond getrokken en heelt de wond sneller, volgens de Indianen.
Voeding:
De jonge scheuten en bladeren van deze plant zijn eetbaar. U kunt ze koken of rauw eten als salade.
De gelachtige substantie kan aan soepen worden toegevoegd.
De wortel wordt als saladegroente gebruikt en in Scandinavische landen maken ze er een compote van,
De knoppen van de bloemen worden in salades gedaan of net als kappertjes in azijn worden ingemaakt.
Medicinaal:
Omdat wilgenroosje verzachtend werkt op de ademhalingswegen wordt het gebruikt tegen bronchitis en hoest.
Wilgenroosje werkt ontstekingswerend en prostaatontzwellend.
De vezels in de stengel kan gebruikt worden om touw van te maken.
Gebruik de pluizige zaden als tondel
Het wilgenroosje (Chamerion angustifolium) heeft een lengte tussen de 60 tot 150 cm.
De tegenover elkaar staande, ronde stengels zijn lang behaard en rijk vertakt.
De rozetbladeren zijn eerst kaal en glanzend, maar later zijn de bladeren behaard en langwerpig.
De bladeren zijn 6 tot 12 cm lang en hebben een gezaagde rand.
Het is een overblijvende plant en bloeit in de maanden juni t/m september.
De paarsrode bloemen hebben een doorsnede van 2 tot 3 cm en vormen bebladerde, soms vertakte trossen.
De wortelstokken vormen vaak grote groepen met lange, dikke, ondergrondse uitlopers.
Ze komen voor op zonnige tot half beschaduwde plaatsen op vochtige tot meestal natte,
grond, zoals ruigten, verruigd rietmoeras, struikgewas, oevers, in duinvalleien, langs essen- en elzenbosjes en oeverwallen.
De jonge scheuten kunnen in het voorjaar geplukt worden.
Weetje:
De Indianen in Noord-Amerika gebruikten traditioneel de merg in wilgenroosje om op te eten als zoetige lekkernij maar ook om brandwonden en etterende wonden mee te behandelen.
Zo wordt de etter uit de wond getrokken en heelt de wond sneller, volgens de Indianen.
Voeding:
De jonge scheuten en bladeren van deze plant zijn eetbaar. U kunt ze koken of rauw eten als salade.
De gelachtige substantie kan aan soepen worden toegevoegd.
De wortel wordt als saladegroente gebruikt en in Scandinavische landen maken ze er een compote van,
De knoppen van de bloemen worden in salades gedaan of net als kappertjes in azijn worden ingemaakt.
Medicinaal:
Omdat wilgenroosje verzachtend werkt op de ademhalingswegen wordt het gebruikt tegen bronchitis en hoest.
Wilgenroosje werkt ontstekingswerend en prostaatontzwellend.
De vezels in de stengel kan gebruikt worden om touw van te maken.
Gebruik de pluizige zaden als tondel
///
Yucca of Palmlelie:
Hij word palmlelie genoemd omdat de kruin wat lijkt op een kleine palmboom.
De bloeiwijze doet weer enigszins denken aan die van een lelie. Een exoot uit de Mojave woestijn in Noord Amerika die hier verkocht word als kamer en tuin plant. Soms kunt u hem verwilderd tegen komen.
Weetje:
De Engelse bijnaam "Joshua tree" werd aan de boom gegeven door een groep Mormonen, die in de 19de eeuw met huifkarren de Mojavewoestijn doortrokken. De vorm van de bomen deed hen denken aan de profeet Jozua, die met zijn armen naar de hemel reikt.
De Cahuilla Indianen noemen de boom hunuvat chiy’a of humwichawa. Vroeger aten deze Indianen de vruchten van de boom, terwijl ze de bladeren gebruikten om sandalen en manden van te weven.
Zij geloofden in de geneeskundige krachten van de yucca en gebruikten de bladeren en wortel voor de behandeling van verschillende gezondheidsklachten. De yucca wordt daarom ook wel 'boom van het leven' genoemd.
De uitgebloeide stengels werden gedroogd en gebruikt bij de hand drill methode om vuur te maken.
Medicinaal:
Van palmlelie wordt voor fytotherapeutische doeleinden de wortel gebruikt. Hierin zitten werkzame inhoudsstoffen zoals: vitamine A, vele vitaminen, calcium, kalium, fosfor, ijzer, mangaat en koper.
Yucca heeft een vochtafdrijvende en bloedzuiverende werking. De saponinen zijn hier verantwoordelijk voor.
Het heeft een galdrijvende en laxerende werking.
In de fytotherapie wordt yucca aangewend bij: Voorjaarskuren, Psoriasis, Herstel na ziekten, darmflora.
Yuccasap is volgens enkelen uitwendig bruikbaar bij pijnlijke gewrichten, pijnlijke spieren, kneuzingen, huidontstekingen, roos en kaalheid.
Hij word palmlelie genoemd omdat de kruin wat lijkt op een kleine palmboom.
De bloeiwijze doet weer enigszins denken aan die van een lelie. Een exoot uit de Mojave woestijn in Noord Amerika die hier verkocht word als kamer en tuin plant. Soms kunt u hem verwilderd tegen komen.
Weetje:
De Engelse bijnaam "Joshua tree" werd aan de boom gegeven door een groep Mormonen, die in de 19de eeuw met huifkarren de Mojavewoestijn doortrokken. De vorm van de bomen deed hen denken aan de profeet Jozua, die met zijn armen naar de hemel reikt.
De Cahuilla Indianen noemen de boom hunuvat chiy’a of humwichawa. Vroeger aten deze Indianen de vruchten van de boom, terwijl ze de bladeren gebruikten om sandalen en manden van te weven.
Zij geloofden in de geneeskundige krachten van de yucca en gebruikten de bladeren en wortel voor de behandeling van verschillende gezondheidsklachten. De yucca wordt daarom ook wel 'boom van het leven' genoemd.
De uitgebloeide stengels werden gedroogd en gebruikt bij de hand drill methode om vuur te maken.
Medicinaal:
Van palmlelie wordt voor fytotherapeutische doeleinden de wortel gebruikt. Hierin zitten werkzame inhoudsstoffen zoals: vitamine A, vele vitaminen, calcium, kalium, fosfor, ijzer, mangaat en koper.
Yucca heeft een vochtafdrijvende en bloedzuiverende werking. De saponinen zijn hier verantwoordelijk voor.
Het heeft een galdrijvende en laxerende werking.
In de fytotherapie wordt yucca aangewend bij: Voorjaarskuren, Psoriasis, Herstel na ziekten, darmflora.
Yuccasap is volgens enkelen uitwendig bruikbaar bij pijnlijke gewrichten, pijnlijke spieren, kneuzingen, huidontstekingen, roos en kaalheid.
Zeesla
De zeer dunne, brede, platte bladeren zijn teer, golvend en transparant.
Ze lijken op slabladeren en groeien tot 50 cm lang in verschillende vergelijkbare vormen.
Bijna cirkelvormig of ovaal, of lang en dun met gehavende randen en geperforeerde gaten.
Zeesla lijkt op en voelt als vetvrij papier, met een zijdezachte textuur.
De meeste soorten zijn maar een of twee cellen dik.
Het groeit op een ondergrond waar het zich aan vastklampt met het "houvast".
Die ondergrond kan bestaan uit stenen,maar zeesla kan ook op schelpdieren groeien!
Oogsten in het vroege voorjaar tot aan het einde van de zomer, kan 2 x per seizoen gesneden worden.
Het gedijt goed in zowel voedingsstof-rijke als vervuild water, dus let goed op de oogstplaats.
Pluk of snij de zeesla boven zijn ‘houvast’ bij laagtij. Los drijvende planten mogen geoogst worden mits zij vers en felgroen van kleur
zijn. Spoel de bladeren goed af en droog ze snel op grasmatten, katoenen lakens of kranten.
Eet het vers, gekookt, geroostert, pak er vis mee in of frituur het.
Het smaakt fris en sterk, lijkt op zuring.
De zeer dunne, brede, platte bladeren zijn teer, golvend en transparant.
Ze lijken op slabladeren en groeien tot 50 cm lang in verschillende vergelijkbare vormen.
Bijna cirkelvormig of ovaal, of lang en dun met gehavende randen en geperforeerde gaten.
Zeesla lijkt op en voelt als vetvrij papier, met een zijdezachte textuur.
De meeste soorten zijn maar een of twee cellen dik.
Het groeit op een ondergrond waar het zich aan vastklampt met het "houvast".
Die ondergrond kan bestaan uit stenen,maar zeesla kan ook op schelpdieren groeien!
Oogsten in het vroege voorjaar tot aan het einde van de zomer, kan 2 x per seizoen gesneden worden.
Het gedijt goed in zowel voedingsstof-rijke als vervuild water, dus let goed op de oogstplaats.
Pluk of snij de zeesla boven zijn ‘houvast’ bij laagtij. Los drijvende planten mogen geoogst worden mits zij vers en felgroen van kleur
zijn. Spoel de bladeren goed af en droog ze snel op grasmatten, katoenen lakens of kranten.
Eet het vers, gekookt, geroostert, pak er vis mee in of frituur het.
Het smaakt fris en sterk, lijkt op zuring.
Zeepalm
Zeepalm is een rechtopstaande zeewier met een olijfgroene tot fel bosgroene kleur.
De stengel van de zeepalm is dik, glad en hol en buigt mee met de getijden maar is toch zeer sterk.
De kroon van de zeepalm heeft meerdere golvende bladeren die naar beneden hangen,
wat het doet lijken op een kleine palmboom van ongeveer 60 centimeter.
Zijn vindplaats is bij de kusten van de Grote Oceaan.
Rotsachtige steile wanden en ruige kusten.
Het is een eenjarige plant. Snij in het voorjaar, boven het ‘houvast’.
Lastig te oogsten, omdat het moeilijk bereikbaar kan zijn.
Droog het in de zon of rooster de bovenste bladeren en het eet als snack.
Gekookte, gestoomde, ingemaakte of gekonfijte stengels.
Eet de zeepalm als groente, aanbakken voor in stoofpotten of ovengerechten.
Roosteren voor een knapperig strooisel of garnering.
De smaak is mild en heerlijk.
Zeepalm is een rechtopstaande zeewier met een olijfgroene tot fel bosgroene kleur.
De stengel van de zeepalm is dik, glad en hol en buigt mee met de getijden maar is toch zeer sterk.
De kroon van de zeepalm heeft meerdere golvende bladeren die naar beneden hangen,
wat het doet lijken op een kleine palmboom van ongeveer 60 centimeter.
Zijn vindplaats is bij de kusten van de Grote Oceaan.
Rotsachtige steile wanden en ruige kusten.
Het is een eenjarige plant. Snij in het voorjaar, boven het ‘houvast’.
Lastig te oogsten, omdat het moeilijk bereikbaar kan zijn.
Droog het in de zon of rooster de bovenste bladeren en het eet als snack.
Gekookte, gestoomde, ingemaakte of gekonfijte stengels.
Eet de zeepalm als groente, aanbakken voor in stoofpotten of ovengerechten.
Roosteren voor een knapperig strooisel of garnering.
De smaak is mild en heerlijk.
Zeespaghetti
Zeespaghetti, ook wel riemwier, bestaat uit twee à drie meter lange groenbruine slierten en lijkt op spaghetti.
Deze slierten komen samen in een 'voetje' dat vastgehecht zit aan een steen of schelp.
Dat voetje is het eigenlijke wier. De slierten zijn de voortplantingsorganen.
Riemwiervoetjes zijn vaak begroeid met allerlei kleine wiertjes en zeedieren die niet aan de Nederlandse kust groeien.
Zeespagetti leeft maar een paar jaar en plant zich slechts één keer voort, daarna sterft het.
Deze vind u terug aan de west- en noordoost kust van de Verenigde Staten, Japan en Europa.
Groeit niet aan de Nederlandse kust, maar op het strand kun je regelmatig hele bossen losgeslagen zeespagetti vinden.
Deze komen van Normandië, Bretagne of van de zuidkust van Engeland.
In de zone van gemiddeld tot hoog water.
Ze komen elk jaar weer tevoorschijn in het midden van de winter.
Ze groeien met een wonderbaarlijke snelheid en zijn in het midden van de lente op hun best.
Dit is de periode dat de lange slierten op hun zachtst, meest smaakvol en voedzaam zijn.
Rijk aan vezels, hoog ijzergehalte en een smaak die aan clams en kokkels doet denken.
Het kan zowel rauw als gekookt gegeten worden en de textuur en smaak
maken van de zeespaghetti één van de meest favoriete algen uit de Atlantische zee.
Dit tere, zilte bruinwier lijkt door zijn lange slanke vorm op spaghetti en smaakt ziltig.
Zeespaghetti, ook wel riemwier, bestaat uit twee à drie meter lange groenbruine slierten en lijkt op spaghetti.
Deze slierten komen samen in een 'voetje' dat vastgehecht zit aan een steen of schelp.
Dat voetje is het eigenlijke wier. De slierten zijn de voortplantingsorganen.
Riemwiervoetjes zijn vaak begroeid met allerlei kleine wiertjes en zeedieren die niet aan de Nederlandse kust groeien.
Zeespagetti leeft maar een paar jaar en plant zich slechts één keer voort, daarna sterft het.
Deze vind u terug aan de west- en noordoost kust van de Verenigde Staten, Japan en Europa.
Groeit niet aan de Nederlandse kust, maar op het strand kun je regelmatig hele bossen losgeslagen zeespagetti vinden.
Deze komen van Normandië, Bretagne of van de zuidkust van Engeland.
In de zone van gemiddeld tot hoog water.
Ze komen elk jaar weer tevoorschijn in het midden van de winter.
Ze groeien met een wonderbaarlijke snelheid en zijn in het midden van de lente op hun best.
Dit is de periode dat de lange slierten op hun zachtst, meest smaakvol en voedzaam zijn.
Rijk aan vezels, hoog ijzergehalte en een smaak die aan clams en kokkels doet denken.
Het kan zowel rauw als gekookt gegeten worden en de textuur en smaak
maken van de zeespaghetti één van de meest favoriete algen uit de Atlantische zee.
Dit tere, zilte bruinwier lijkt door zijn lange slanke vorm op spaghetti en smaakt ziltig.
Zee-eik - Gezaagde:
Stevige planten van ongeveer 50 cm hoog, bestaande uit een ronde steel waarop dichotoom vertakte, platte bladeren staan.
Die zijn tot ca. 2 cm breed, hebben een middennerf en duidelijk gezaagde randen; vandaar de naam. Geen drijfblazen.
Groenachtig bruin; naar de toppen met voortplantingsorganen toe wat lichter en minder groen, de mannelijke planten neigen naar
oranje. Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. De voortplantingsorganen liggen op de bovenste gedeelten van de bladeren,
die echter niet verdikt zijn, zoals in sommige andere soorten van dit geslacht.
Deze soort vormt een aparte band in het intergetijdengebied, waar hij vaak –maar niet altijd - duidelijk overheerst en die dan ook zijn naam heeft gekregen: de Fucus serratus gemeenschap.
Deze gemeenschap ligt laag in het intergetijdengebied en net in het sublittoraal.
Kan in gematigde streken het hele jaar geoogst worden in Noorwegen tot Portugal.
Zilt en nootachtig. Vrij stevig, wordt zachter bij verhitting.
Stevige planten van ongeveer 50 cm hoog, bestaande uit een ronde steel waarop dichotoom vertakte, platte bladeren staan.
Die zijn tot ca. 2 cm breed, hebben een middennerf en duidelijk gezaagde randen; vandaar de naam. Geen drijfblazen.
Groenachtig bruin; naar de toppen met voortplantingsorganen toe wat lichter en minder groen, de mannelijke planten neigen naar
oranje. Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. De voortplantingsorganen liggen op de bovenste gedeelten van de bladeren,
die echter niet verdikt zijn, zoals in sommige andere soorten van dit geslacht.
Deze soort vormt een aparte band in het intergetijdengebied, waar hij vaak –maar niet altijd - duidelijk overheerst en die dan ook zijn naam heeft gekregen: de Fucus serratus gemeenschap.
Deze gemeenschap ligt laag in het intergetijdengebied en net in het sublittoraal.
Kan in gematigde streken het hele jaar geoogst worden in Noorwegen tot Portugal.
Zilt en nootachtig. Vrij stevig, wordt zachter bij verhitting.
Zevenblad:
De plant groeit op beschaduwde plaatsen in heggen, tuinen, wegbermen en akkerranden op vochtige of bemeste grond.
De plant wordt ook hanenpoot of tuinmansverdriet genoemd.
De stengels zijn hol en gegroefd. Zevenblad wordt 60-90 cm hoog.
De plant heeft kruipende, ondergrondse uitlopers.
De plant wordt beschouwd als een onkruid, omdat de wortelstok makkelijk afbreekt en het zodoende moeilijk te verwijderen is.
Zeventallig Zevenblad
De bladeren zijn onder aan de stengel zeventallig (vandaar de naam) en hebben drie blaadjes bovenaan en
twee maal twee blaadjes onderaan het blad.
Ze hebben een bladsteel met een buikige schede. Hoger aan de stengel zijn de bladeren vaak vijftallig.
De bloeitijd is van mei tot augustus. De bloempjes zijn meestal wit, maar soms enigszins roze en hebben een doorsnede van 1 mm.
Er zijn vijf kroonblaadjes met naar binnen gekrulde punten.
Zevenblad draagt een eivormig, geribd vruchtje van 4 mm lang,
waarvan de blijvende stijlen teruggeslagen zijn en de ribben maar weinig uitsteken.
Weetje:
Zevenblad is door de Romeinen verspreid. De legers hadden altijd voedsel nodig.
Daarom is hij overal aangeplant. Ook de monniken hadden deze plant vaak staan in de moestuin van een klooster.
Voeding:
Zevenblad kunt u klaarmaken als spinazie of rauw eten in een salade. Het smaakt lekker door gebakken rijst
Gedroogd smaakt het naar peterselie.
Zo herkent u hem ook. de geur ( als u hem plukt ) is iets van wortelen... de eerste smaak is peterselie.
Medicinaal:
Zevenblad bevat vitamine C, caroteen en kalium, calcium, magnesium, kiezelzuur.
Zevenblad versterkt de werking van de nieren en is urineafdrijvend. Vandaar dat zevenblad goed is voor nier- en blaasproblemen.
n vroegere tijden was de geneeskracht van zevenblad alom bekend en werd het gebruikt tegen ´reizigersjicht´.
De blaadjes werden niet alleen gegeten maar ook om gewrichten heen geslagen om de pijn te verlichten.
Let goed op de smaak! Vergis u niet met andere planten van de schermbloemenfamilie!
De plant groeit op beschaduwde plaatsen in heggen, tuinen, wegbermen en akkerranden op vochtige of bemeste grond.
De plant wordt ook hanenpoot of tuinmansverdriet genoemd.
De stengels zijn hol en gegroefd. Zevenblad wordt 60-90 cm hoog.
De plant heeft kruipende, ondergrondse uitlopers.
De plant wordt beschouwd als een onkruid, omdat de wortelstok makkelijk afbreekt en het zodoende moeilijk te verwijderen is.
Zeventallig Zevenblad
De bladeren zijn onder aan de stengel zeventallig (vandaar de naam) en hebben drie blaadjes bovenaan en
twee maal twee blaadjes onderaan het blad.
Ze hebben een bladsteel met een buikige schede. Hoger aan de stengel zijn de bladeren vaak vijftallig.
De bloeitijd is van mei tot augustus. De bloempjes zijn meestal wit, maar soms enigszins roze en hebben een doorsnede van 1 mm.
Er zijn vijf kroonblaadjes met naar binnen gekrulde punten.
Zevenblad draagt een eivormig, geribd vruchtje van 4 mm lang,
waarvan de blijvende stijlen teruggeslagen zijn en de ribben maar weinig uitsteken.
Weetje:
Zevenblad is door de Romeinen verspreid. De legers hadden altijd voedsel nodig.
Daarom is hij overal aangeplant. Ook de monniken hadden deze plant vaak staan in de moestuin van een klooster.
Voeding:
Zevenblad kunt u klaarmaken als spinazie of rauw eten in een salade. Het smaakt lekker door gebakken rijst
Gedroogd smaakt het naar peterselie.
Zo herkent u hem ook. de geur ( als u hem plukt ) is iets van wortelen... de eerste smaak is peterselie.
Medicinaal:
Zevenblad bevat vitamine C, caroteen en kalium, calcium, magnesium, kiezelzuur.
Zevenblad versterkt de werking van de nieren en is urineafdrijvend. Vandaar dat zevenblad goed is voor nier- en blaasproblemen.
n vroegere tijden was de geneeskracht van zevenblad alom bekend en werd het gebruikt tegen ´reizigersjicht´.
De blaadjes werden niet alleen gegeten maar ook om gewrichten heen geslagen om de pijn te verlichten.
Let goed op de smaak! Vergis u niet met andere planten van de schermbloemenfamilie!
Zilverschoon:
Dit is een knolgewas dat bloeit van mei tot september. Het oogsten gebeurt in oktober.
Het is een harige, zilverachtige, kruipende, overblijvende plant van ongeveer 10-30 cm hoog.
De bladeren zijn een eenvoudig rozet (kring van bladeren) en grof getand.
De bloemen zijn geel en vijftallig.
Hij komt bij vochtige bosranden voor.
Voeding:
De wortel van zilverschoon kan uitstekend gegeten worden.
Hij wordt gekookt, gebakken of rauw opgegeten de smaak is te vergelijken met pastinaak.
In vroegere dagen werd zilverschoon geteeld om zijn lekkere, eetbare wortels.
Gedroogde wortels werden tot meel vermalen waarvan een pap of brood gemaakt kan worden.
Zilverschoon wortel meel werd eveneens gebruikt als verdikkingsmiddel voor soepen.
De jonge scheuten van zilverschoon zijn als groente te eten.
Medicinaal:
Het is een groente met medicinale capaciteiten.
Zilverschoon zijn belangrijkste geneeskracht is tegen ontstekingen in mond- en keelholte, pijnlijke maandstonden en diarree.
Dit is een knolgewas dat bloeit van mei tot september. Het oogsten gebeurt in oktober.
Het is een harige, zilverachtige, kruipende, overblijvende plant van ongeveer 10-30 cm hoog.
De bladeren zijn een eenvoudig rozet (kring van bladeren) en grof getand.
De bloemen zijn geel en vijftallig.
Hij komt bij vochtige bosranden voor.
Voeding:
De wortel van zilverschoon kan uitstekend gegeten worden.
Hij wordt gekookt, gebakken of rauw opgegeten de smaak is te vergelijken met pastinaak.
In vroegere dagen werd zilverschoon geteeld om zijn lekkere, eetbare wortels.
Gedroogde wortels werden tot meel vermalen waarvan een pap of brood gemaakt kan worden.
Zilverschoon wortel meel werd eveneens gebruikt als verdikkingsmiddel voor soepen.
De jonge scheuten van zilverschoon zijn als groente te eten.
Medicinaal:
Het is een groente met medicinale capaciteiten.
Zilverschoon zijn belangrijkste geneeskracht is tegen ontstekingen in mond- en keelholte, pijnlijke maandstonden en diarree.
Zonnebloem:
Een zonnebloem is snel te herkennen.
Bloeit van april tot mei en is bruikbaar van september tot oktober.
Grote, stevige, eenjarige plant, tot 3 m hoog, zaait zichzelf uit.
Bloem: goudgeel, tot 30 cm.
Zaden: vaak zwart-wit gestreept.
Voeding:
De zonnebloempitten zijn lekker als toevoeging bij de sla, ze hebben een pittige smaak en zijn rijk
aan vezels en onverzadigde vetzuren. Uit zonnebloempitten wordt door persing olie gewonnen.
Zonnebloempitten worden veel los verkocht als versnapering. Ze worden gedroogd, eventueel geroosterd,
en om ze langer houdbaar te maken, eventueel met zout of meel omgeven.
Ook een brood krijgt een pittigere smaak door de toevoeging van zonnebloempitten.
Bij de als versnapering verkochte ongepelde zonnebloempitten blijken niet altijd duidelijk te zijn.
Het beste is dat je de schillen beter niet door kunt slikken; overconsumptie kan leiden tot ernstige verstopping.
Medicinaal:
De thee van de bloemen werkt tegen longaandoeningen en malaria en de thee van de bladeren werkt tegen koorts en beten.
Een zonnebloem is snel te herkennen.
Bloeit van april tot mei en is bruikbaar van september tot oktober.
Grote, stevige, eenjarige plant, tot 3 m hoog, zaait zichzelf uit.
Bloem: goudgeel, tot 30 cm.
Zaden: vaak zwart-wit gestreept.
Voeding:
De zonnebloempitten zijn lekker als toevoeging bij de sla, ze hebben een pittige smaak en zijn rijk
aan vezels en onverzadigde vetzuren. Uit zonnebloempitten wordt door persing olie gewonnen.
Zonnebloempitten worden veel los verkocht als versnapering. Ze worden gedroogd, eventueel geroosterd,
en om ze langer houdbaar te maken, eventueel met zout of meel omgeven.
Ook een brood krijgt een pittigere smaak door de toevoeging van zonnebloempitten.
Bij de als versnapering verkochte ongepelde zonnebloempitten blijken niet altijd duidelijk te zijn.
Het beste is dat je de schillen beter niet door kunt slikken; overconsumptie kan leiden tot ernstige verstopping.
Medicinaal:
De thee van de bloemen werkt tegen longaandoeningen en malaria en de thee van de bladeren werkt tegen koorts en beten.
Zwammen:
Let op!!! Bent u niet 100% zeker? Gewoon afblijven!
Zwavelzwam:
Het is een parasiet zwam die onder andere op eiken groeit.
Het is een heldergele tot baksteenrode zwam, die met name oude eikenbomen aanvalt in de zomer en vroege herfst.
De zwam groeit echter ook op ander loofhout. De zwam komt over grote delen van de wereld voor.
Wanneer een boom wordt aangevallen door de zwam, ontstaat rode rot,
een schimmel waardoor het harthout van de boom krimpt en bovendien roodachtig bruin verkleurt.
De stam van de boom wordt langzamerhand steeds verder uitgehold.
De vruchtlichamen van de zwavelzwam verschijnen niet elk jaar. Ze kunnen wel 10 kilogram zwaar worden.
Als het vruchtlichaam ouder wordt, wordt het bros.
Het vlees van de zwam is wit en sappig, oude exemplaren kunnen erg taai zijn.
In het Engels heet de zwavelzwam Chicken of the woods, en de textuur en smaak doen inderdaad erg aan kip denken.
Er zijn echter mensen die een allergie voor de paddenstoel hebben zeker als hij groeit op eik vanwege de taninne. .
Opgelet! Deze kunt u niet rauw eten! U moet hem grondig verhitten, tijdens het bakken in de pan neemt hij veel olie op.
Slecht verhitte zwammen geven maagklachten. Het ergste wat er dan gaat gebeuren is enkele keren overgeven.
Let op!!! Bent u niet 100% zeker? Gewoon afblijven!
Zwavelzwam:
Het is een parasiet zwam die onder andere op eiken groeit.
Het is een heldergele tot baksteenrode zwam, die met name oude eikenbomen aanvalt in de zomer en vroege herfst.
De zwam groeit echter ook op ander loofhout. De zwam komt over grote delen van de wereld voor.
Wanneer een boom wordt aangevallen door de zwam, ontstaat rode rot,
een schimmel waardoor het harthout van de boom krimpt en bovendien roodachtig bruin verkleurt.
De stam van de boom wordt langzamerhand steeds verder uitgehold.
De vruchtlichamen van de zwavelzwam verschijnen niet elk jaar. Ze kunnen wel 10 kilogram zwaar worden.
Als het vruchtlichaam ouder wordt, wordt het bros.
Het vlees van de zwam is wit en sappig, oude exemplaren kunnen erg taai zijn.
In het Engels heet de zwavelzwam Chicken of the woods, en de textuur en smaak doen inderdaad erg aan kip denken.
Er zijn echter mensen die een allergie voor de paddenstoel hebben zeker als hij groeit op eik vanwege de taninne. .
Opgelet! Deze kunt u niet rauw eten! U moet hem grondig verhitten, tijdens het bakken in de pan neemt hij veel olie op.
Slecht verhitte zwammen geven maagklachten. Het ergste wat er dan gaat gebeuren is enkele keren overgeven.
Oesterzwam:
De vorm lijkt op de schelp van een oester.
Sinds 1980 wordt deze paddenstoel in Nederland op geprepareerd stro gekweekt waaraan het broed is toegevoegd.
In het wild groeien ze op boomstammen en oude stronken.
De vorm lijkt op de schelp van een oester.
Sinds 1980 wordt deze paddenstoel in Nederland op geprepareerd stro gekweekt waaraan het broed is toegevoegd.
In het wild groeien ze op boomstammen en oude stronken.
Rodekoolzwam:
Afhankelijk van het weer verschijnen eind augustus of begin september de eerste Rode koolzwammen.
De naam is een verwijzing naar de opvallende kleur van de paddenstoel onder vochtige omstandigheden: diep paars-rood.
In droge toestand is de paddenstoel roze tot lichtbruin gekleurd. De kleine paddenstoel (maximaal 4 cm hoog) groeit massaal onder beuken.
In een oud beukenbos is dit een van de meest voorkomende paddenstoelen.
De zwammen groeien door tot november, maar als de beuken hun bladeren massaal laten vallen wordt het vinden van ze bijna onmogelijk.
De zwam is het paarse broertje van de bruingekleurde Fopzwam.
Er komt in de Laccaria-familie zelfs een variant voor die zowel paars als bruin gekleurd is (Tweekleurige fopzwam).
Alle soorten fopzwam zijn trouwens goed eetbaar.
De paddenstoel is misschien klein maar komt in grote aantallen voor.
Ze hebben in verse vorm geen opmerkelijke geur, de smaak is echter licht nootachtig met een kruidige smaak.
In gedroogde vorm zijn deze paddenstoelen sterk geurend. De geur is kruidig, leer- en wat kruidnagelachtig.
Afhankelijk van het weer verschijnen eind augustus of begin september de eerste Rode koolzwammen.
De naam is een verwijzing naar de opvallende kleur van de paddenstoel onder vochtige omstandigheden: diep paars-rood.
In droge toestand is de paddenstoel roze tot lichtbruin gekleurd. De kleine paddenstoel (maximaal 4 cm hoog) groeit massaal onder beuken.
In een oud beukenbos is dit een van de meest voorkomende paddenstoelen.
De zwammen groeien door tot november, maar als de beuken hun bladeren massaal laten vallen wordt het vinden van ze bijna onmogelijk.
De zwam is het paarse broertje van de bruingekleurde Fopzwam.
Er komt in de Laccaria-familie zelfs een variant voor die zowel paars als bruin gekleurd is (Tweekleurige fopzwam).
Alle soorten fopzwam zijn trouwens goed eetbaar.
De paddenstoel is misschien klein maar komt in grote aantallen voor.
Ze hebben in verse vorm geen opmerkelijke geur, de smaak is echter licht nootachtig met een kruidige smaak.
In gedroogde vorm zijn deze paddenstoelen sterk geurend. De geur is kruidig, leer- en wat kruidnagelachtig.
Sponszwam ( grote ):
De grote sponszwam (Sparassis crispa) is een eetbare paddenstoel die eruit ziet als een ouderwetse badspons.
Al hoe wel ik vind hem meer trekken op een bord schelpjes pasta
De paddenstoelen worden breed ( zo een 10 tot 40 cm breed ),en een 10 - 15 cm hoog.
Ze hebben een koraalachtige structuur met veel, gelobde vertakkingen.
De korte geelbruine steel lijkt op een koolstronk.
Het bleekgele, taaie, kruidige vlees heeft een nootachtige smaak en een zoete geur.
De grote sponszwam komt voor op zandgrond in open bossen aan de voet van boomstammen
en op stompen van naaldbomen, vooral op de grove den.
De paddenstoelen zijn van juli tot december te vinden, maar vooral in september en oktober.
Alhoewel hij algemeen voorkomt is hij best zeldzaam.
Wilt u hem toch plukken? Snij dan de bovenkant af en laat de onderkant ( en een deel van de zwam ) staan.
De grote sponszwam (Sparassis crispa) is een eetbare paddenstoel die eruit ziet als een ouderwetse badspons.
Al hoe wel ik vind hem meer trekken op een bord schelpjes pasta
De paddenstoelen worden breed ( zo een 10 tot 40 cm breed ),en een 10 - 15 cm hoog.
Ze hebben een koraalachtige structuur met veel, gelobde vertakkingen.
De korte geelbruine steel lijkt op een koolstronk.
Het bleekgele, taaie, kruidige vlees heeft een nootachtige smaak en een zoete geur.
De grote sponszwam komt voor op zandgrond in open bossen aan de voet van boomstammen
en op stompen van naaldbomen, vooral op de grove den.
De paddenstoelen zijn van juli tot december te vinden, maar vooral in september en oktober.
Alhoewel hij algemeen voorkomt is hij best zeldzaam.
Wilt u hem toch plukken? Snij dan de bovenkant af en laat de onderkant ( en een deel van de zwam ) staan.
Morieltje:
De morielje behoort tot de soort paddenstoelen bekend onder de wetenschappelijke naam Ascomycetes,
en wordt voornamelijk gevonden in open struikgewas op beboste terreinen of onbegroeid terrein, of bij ruïnes en tuinen, in de
late lente. Ook onder essen, iepen en appelbomen.
Bij het zoeken van deze paddenstoel moet goed opgelet worden hem niet te verwarren met de giftige valse morielje ( voorjaarskluifzwam ). Het grootste verschil met de morielje wordt het duidelijkst zichtbaar wanneer je hem doorsnijdt. De morieljes hebben allemaal een steel en hoed die één open kamer aan de binnenkant hebben, terwijl de valse morielje meerdere kronkelende kamers heeft of zelfs helemaal dicht is. Hij ruikt aangenaam naar muskus.
De gewone morieljes zijn eetbaar en staan te boek als uitstekende consumptiepaddenstoelen die zich goed lenen tot drogen.
Te oude exemplaren, evenals rauwe, zijn niet goed te verteren en mogelijk zelfs licht giftig.
De morielje behoort tot de soort paddenstoelen bekend onder de wetenschappelijke naam Ascomycetes,
en wordt voornamelijk gevonden in open struikgewas op beboste terreinen of onbegroeid terrein, of bij ruïnes en tuinen, in de
late lente. Ook onder essen, iepen en appelbomen.
Bij het zoeken van deze paddenstoel moet goed opgelet worden hem niet te verwarren met de giftige valse morielje ( voorjaarskluifzwam ). Het grootste verschil met de morielje wordt het duidelijkst zichtbaar wanneer je hem doorsnijdt. De morieljes hebben allemaal een steel en hoed die één open kamer aan de binnenkant hebben, terwijl de valse morielje meerdere kronkelende kamers heeft of zelfs helemaal dicht is. Hij ruikt aangenaam naar muskus.
De gewone morieljes zijn eetbaar en staan te boek als uitstekende consumptiepaddenstoelen die zich goed lenen tot drogen.
Te oude exemplaren, evenals rauwe, zijn niet goed te verteren en mogelijk zelfs licht giftig.
Hanenkam of cantharel:
(Cantharellus cibarius) De soort wordt ook 'dooierzwam' genoemd.
Het is een eetbare paddenstoel met een licht peperachtige smaak ( Foto links ).
De 3-10 cm brede hoed van de hanenkam is in de jeugd convex, later trechtervormig met een wat ingerolde rand.
De kleur van de hoed varieert van wittig tot dooiergeel en zelfs oranje.
De dooiergele lijsten aan de onderkant van de hoed zijn onregelmatig gevorkt en lopen ver op de steel af.
De 3-8 cm lange steel heeft de kleur van de hoed en wordt naar beneden smaller.
Het witte vlees heeft de geur van abrikozen.
Verwisseling kan plaatsvinden met de valse hanenkam (Hygrophoropsis aurantiaca), die onsmakelijk, maar niet giftig is
( Foto rechts "Hygrophoropsis.aurantiaca" by James Lindsey at Ecology of Commanster )
(Cantharellus cibarius) De soort wordt ook 'dooierzwam' genoemd.
Het is een eetbare paddenstoel met een licht peperachtige smaak ( Foto links ).
De 3-10 cm brede hoed van de hanenkam is in de jeugd convex, later trechtervormig met een wat ingerolde rand.
De kleur van de hoed varieert van wittig tot dooiergeel en zelfs oranje.
De dooiergele lijsten aan de onderkant van de hoed zijn onregelmatig gevorkt en lopen ver op de steel af.
De 3-8 cm lange steel heeft de kleur van de hoed en wordt naar beneden smaller.
Het witte vlees heeft de geur van abrikozen.
Verwisseling kan plaatsvinden met de valse hanenkam (Hygrophoropsis aurantiaca), die onsmakelijk, maar niet giftig is
( Foto rechts "Hygrophoropsis.aurantiaca" by James Lindsey at Ecology of Commanster )
Judasoor:
U kunt de judasoor vinden op levende en dode vlieren, beuken of populieren ( het meeste op vlier )
De jonge exemplaren kunnen eruitzien als een roze bijna doorzichtig oor.
De oudere zwammen worden harder en donkerder.
De bovenkant is dan fluweelachtig behaard en bijna bruinzwart.
Ook gedroogd kan je de paddestoel aan de boom vinden (
kan dan natuurlijk ook geplukt worden).
Hij heeft een lang groeiseizoen en kan bijna het gehele jaar door gevonden worden, vooral bij lage temperaturen.
Medicinale waarde: wordt gebruikt tegen keelontsteking en oogontstekingen, verlaagt het cholesterol- en triglyceride gehalte,
verhindert bloedstolling en versterkt het immuunsysteem.
Niet goed voor zwangere en vrouwen die zwanger willen worden.
Bij consumptie van grotere hoeveelheden (meer dan 250 gram) kan er overgevoeligheid van de huid voor zonlicht, ontstaan.
Hij is gemakkelijk te drogen en neemt ook snel terug vocht op. Dus ideaal om hem te bewaren.
Hij neemt ook de smaak op van het vocht waarin het geweekt en gekookt is.
Ook na koken behoudt hij zijn beet. Hij heeft een licht peperige smaak.
De naam judasoor komt van de legende dat deze paddenstoel te zien was op de vlier waaraan Judas zich opgehangen had.
Hij was de apostel die Jezus had verraden voor 30 zilverstukken.
De paddenstoel heeft de vorm van een oor en er werd gedacht dat de paddenstoel het oor van Judas was.
U kunt de judasoor vinden op levende en dode vlieren, beuken of populieren ( het meeste op vlier )
De jonge exemplaren kunnen eruitzien als een roze bijna doorzichtig oor.
De oudere zwammen worden harder en donkerder.
De bovenkant is dan fluweelachtig behaard en bijna bruinzwart.
Ook gedroogd kan je de paddestoel aan de boom vinden (
kan dan natuurlijk ook geplukt worden).
Hij heeft een lang groeiseizoen en kan bijna het gehele jaar door gevonden worden, vooral bij lage temperaturen.
Medicinale waarde: wordt gebruikt tegen keelontsteking en oogontstekingen, verlaagt het cholesterol- en triglyceride gehalte,
verhindert bloedstolling en versterkt het immuunsysteem.
Niet goed voor zwangere en vrouwen die zwanger willen worden.
Bij consumptie van grotere hoeveelheden (meer dan 250 gram) kan er overgevoeligheid van de huid voor zonlicht, ontstaan.
Hij is gemakkelijk te drogen en neemt ook snel terug vocht op. Dus ideaal om hem te bewaren.
Hij neemt ook de smaak op van het vocht waarin het geweekt en gekookt is.
Ook na koken behoudt hij zijn beet. Hij heeft een licht peperige smaak.
De naam judasoor komt van de legende dat deze paddenstoel te zien was op de vlier waaraan Judas zich opgehangen had.
Hij was de apostel die Jezus had verraden voor 30 zilverstukken.
De paddenstoel heeft de vorm van een oor en er werd gedacht dat de paddenstoel het oor van Judas was.
Reuzenbovist:
De Reuzenbovist groeit direct op de grond.
Deze witte bollen vind je in weilanden, tuinen en bossen vooral op zanderige grond of verstoorde kleigrond .
Plaatselijk kunnen ze massaal voorkomen omdat de voortplanting via verstuiving van het zaad gaat.
De Reuzenbovist kan enorme afmetingen krijgen. Doorsnedes tot tachtig centimeter zijn geen uitzondering.
Hij voelt wat leerachtig en ziet er soms glanzend uit.
Van binnen is het vruchtvlees wit en vlezig, als de Bovist rijper is kan het vruchtvlees geel worden.
Als deze Bovist volledig tot wasdom komt verandert de kleur langzaam naar bruin en hij verliest zijn structuur.
Hij heeft dikke wortels en die zitten niet erg vast.
Een flinke windstoot kan de Reuzenbovist doen rollen en dat is het moment dat de miljoenen zaden verspreiden.
Rond deze paddenstoel zit een dun vlies. Na het snijden van de plakken is dit makkelijk te verwijderen.
U snijdt hem in schijven van 1cm, haalt ze door een los gekruid geklutst eitje en dan door het paneer meel.
Hierna bakt u ze mooi bruin zoals een snitzel. De smaak is neutraal tofu achtig.
De Reuzenbovist groeit direct op de grond.
Deze witte bollen vind je in weilanden, tuinen en bossen vooral op zanderige grond of verstoorde kleigrond .
Plaatselijk kunnen ze massaal voorkomen omdat de voortplanting via verstuiving van het zaad gaat.
De Reuzenbovist kan enorme afmetingen krijgen. Doorsnedes tot tachtig centimeter zijn geen uitzondering.
Hij voelt wat leerachtig en ziet er soms glanzend uit.
Van binnen is het vruchtvlees wit en vlezig, als de Bovist rijper is kan het vruchtvlees geel worden.
Als deze Bovist volledig tot wasdom komt verandert de kleur langzaam naar bruin en hij verliest zijn structuur.
Hij heeft dikke wortels en die zitten niet erg vast.
Een flinke windstoot kan de Reuzenbovist doen rollen en dat is het moment dat de miljoenen zaden verspreiden.
Rond deze paddenstoel zit een dun vlies. Na het snijden van de plakken is dit makkelijk te verwijderen.
U snijdt hem in schijven van 1cm, haalt ze door een los gekruid geklutst eitje en dan door het paneer meel.
Hierna bakt u ze mooi bruin zoals een snitzel. De smaak is neutraal tofu achtig.
Geschubde inktzwam (Coprinus comatus):
Dit is een van de meest voorkomende van de honderd soorten inktzwammen die in Belgie en in Nederland voorkomen.
Als hij jong is, is de 5-15 cm hoge hoed van de geschubde inktzwam klokvormig, wit met een lichtbruin,
glad centrum en bedekt met schubben.
De hoed scheurt later vanaf de rand in en vervloeit tot zwart.
De holle steel is 10-20 cm hoog met een lage, beweegbare, vrij snel afvallende ring.
De lamellen zijn wit in de jeugd, later vanaf de rand verkleurend via roze naar zwart.
Vanaf mei tot in november is de geschubde inktzwam vaak in groepen te vinden op grond
die pas is omgewerkt op akkers, weilanden, parken en wegbermen.
Een jonge geschubde inktzwam smaakt uitstekend, maar moet wel direct na het plukken verwerkt worden.
De zwam is niet meer eetbaar wanneer er een verkleuring is ( als hij zwart word aan de onderkant )!!!!
Verwisseling kan voorkomen met de kale inktzwam, deze is giftig indien alcohol twee dagen voor of na consumptie wordt gebruikt.
Dit is een van de meest voorkomende van de honderd soorten inktzwammen die in Belgie en in Nederland voorkomen.
Als hij jong is, is de 5-15 cm hoge hoed van de geschubde inktzwam klokvormig, wit met een lichtbruin,
glad centrum en bedekt met schubben.
De hoed scheurt later vanaf de rand in en vervloeit tot zwart.
De holle steel is 10-20 cm hoog met een lage, beweegbare, vrij snel afvallende ring.
De lamellen zijn wit in de jeugd, later vanaf de rand verkleurend via roze naar zwart.
Vanaf mei tot in november is de geschubde inktzwam vaak in groepen te vinden op grond
die pas is omgewerkt op akkers, weilanden, parken en wegbermen.
Een jonge geschubde inktzwam smaakt uitstekend, maar moet wel direct na het plukken verwerkt worden.
De zwam is niet meer eetbaar wanneer er een verkleuring is ( als hij zwart word aan de onderkant )!!!!
Verwisseling kan voorkomen met de kale inktzwam, deze is giftig indien alcohol twee dagen voor of na consumptie wordt gebruikt.
Boleten
Dit zijn paddenstoelen met een rechte sterke steel met een grote hoed erop.
Aan de onderkant van de hoed zitten geen plaatjes maar buisjes. In die buisjes groeien de zaden, die bij paddenstoelen sporen worden genoemd.
Het voordeel van deze groep is dat er maar een paar niet eetbaar zijn en 1 giftig is.
Dit zijn paddenstoelen met een rechte sterke steel met een grote hoed erop.
Aan de onderkant van de hoed zitten geen plaatjes maar buisjes. In die buisjes groeien de zaden, die bij paddenstoelen sporen worden genoemd.
Het voordeel van deze groep is dat er maar een paar niet eetbaar zijn en 1 giftig is.
Rode boleten zijn giftig.
De Heksenboleet en de Satansboleet, dodelijk zijn ze niet, maar smaken gewoon barslecht.
Deze giftige boleten hebben rode buisjes en alle andere boleten hebben groene- geelachtige of witte buisjes.
Is de onderkant van een boleet rood of zelfs maar roodachtig, afblijven. Ook de steel van deze boleten is roodachtig.
Een van de andere boleten is bitter.
Hij ziet eruit als een kleine eekhoorntjesbrood met een dunne steel en donkere hoed ook is verwarring
met een berkenboleet goed mogelijk, maar er is gelukkig een duidelijk verschil.
De lichtbruine steel heeft de donkerbruine nettekening.
Hij ruikt ook vies en helemaal als je gaat bakken.
De Heksenboleet en de Satansboleet, dodelijk zijn ze niet, maar smaken gewoon barslecht.
Deze giftige boleten hebben rode buisjes en alle andere boleten hebben groene- geelachtige of witte buisjes.
Is de onderkant van een boleet rood of zelfs maar roodachtig, afblijven. Ook de steel van deze boleten is roodachtig.
Een van de andere boleten is bitter.
Hij ziet eruit als een kleine eekhoorntjesbrood met een dunne steel en donkere hoed ook is verwarring
met een berkenboleet goed mogelijk, maar er is gelukkig een duidelijk verschil.
De lichtbruine steel heeft de donkerbruine nettekening.
Hij ruikt ook vies en helemaal als je gaat bakken.
Gewoon eekhoorntjesbrood:
Het is een uitstekend eetbare soort met een verfijnde (nootachtige) smaak, die -ook in gedroogde vorm- uitstekend verwerkt kan worden.
Het gewoon eekhoorntjesbrood heeft aan de onderkant van de bruine, enigszins plakkerige hoed die 30 cm in doorsnee kan worden, een sponzig aandoend stelsel van fijne buisjes in plaats van lamellen. De steel wordt niet langer dan 25 cm en vertoont een licht netwerk aan de bovenkant. Gewoon eekhoorntjesbrood wordt soms met de bittere boleet (Tylopilus felleus) verward.
Het is een uitstekend eetbare soort met een verfijnde (nootachtige) smaak, die -ook in gedroogde vorm- uitstekend verwerkt kan worden.
Het gewoon eekhoorntjesbrood heeft aan de onderkant van de bruine, enigszins plakkerige hoed die 30 cm in doorsnee kan worden, een sponzig aandoend stelsel van fijne buisjes in plaats van lamellen. De steel wordt niet langer dan 25 cm en vertoont een licht netwerk aan de bovenkant. Gewoon eekhoorntjesbrood wordt soms met de bittere boleet (Tylopilus felleus) verward.
kastanjeboleet
(Boletus badius) is een eetbare paddenstoel.
De kastanjeboleet is een algemeen voorkomende soort in naald en loofbossen en is in de vroege herfst te zien.
De hoed heeft een doorsnede van 6-10 cm en is gewelfd tot gespreid. Hij kan licht of donker kastanjebruin zijn.
Bij vochtig weer wordt het oppervlak van de hoed iets kleverig.
Bij droogte wordt deze glanzend glad of iets viltig, vooral aan de rand.
De steel heeft een hoogte van 7-8 cm en een dikte van 1,5-2 cm. Hij is lichtbruin met donkerdere strepen.
Buisjes De buisjes zijn witachtig geel. Later worden ze geelgroen.
Bij kneuzing worden ze ( redelijk snel ) blauwgroen.
(Boletus badius) is een eetbare paddenstoel.
De kastanjeboleet is een algemeen voorkomende soort in naald en loofbossen en is in de vroege herfst te zien.
De hoed heeft een doorsnede van 6-10 cm en is gewelfd tot gespreid. Hij kan licht of donker kastanjebruin zijn.
Bij vochtig weer wordt het oppervlak van de hoed iets kleverig.
Bij droogte wordt deze glanzend glad of iets viltig, vooral aan de rand.
De steel heeft een hoogte van 7-8 cm en een dikte van 1,5-2 cm. Hij is lichtbruin met donkerdere strepen.
Buisjes De buisjes zijn witachtig geel. Later worden ze geelgroen.
Bij kneuzing worden ze ( redelijk snel ) blauwgroen.
Paddenstoelen kennen en herkennen is een kunst op zich. Twijfelt u? Nogmaals, laat het staan!
Voor meer informatie wijs ik u graag door naar de facebook pagina:
Voor meer informatie wijs ik u graag door naar de facebook pagina: